Zonderling schreef:O ja, nog één ding over de tekstgeschiedenis.
Inderdaad kwamen de accenttekens pas volledig in zwang toen de handschriften overgingen van het hoofdletterschrift (majuskels) naar het kleine letter schrift (minuskels) en dat was inderdaad in wat later tijd.
Maar m.i. wil dat niet zeggen dat de vroege handschriften nimmer accenttekens gebruikten. Zeker in twijfelgevallen over de betekenis zouden m.i. wel degelijk accenttekens gebruikt kunnen zijn, ook in de zeer vroege handschriften.
Ik wordt daarin bevestigd door Nestle-Aland (ik gebruik de 27e editie) waar bij deze tekst slechts 8 oude handschriften genoemd worden waar het accentteken ontbreekt (Aleph, A, B*, C, D* F G P en 'weinige', dat laatste slaat dan op de minuskels). Als er meer oude handschriften (majuskeln) waren zonder accentteken, dan was dit zeker aangegeven. Tevens wordt aangegeven dat er wél accenttekens geplaatst zijn conform de betekenis van een mannennaam in B2, D2, L, Psi, nog een aantal en dan het siglum M = een zeer grote verzameling van handschriften, de z.g. meerderheidstekst. B2, D2 zijn (vroege) correcties in B en D, en B, D, L en Psi zijn majuskeln, dus in hoofdletters geschreven handschriften. Wanneer deze reeds een accent bevatten, dan is dat zeker heel oud.
Opmerkelijk is ook dat Nesle-Aland wel enkele handschriften vermeldt ZONDER accent, maar GEEN handschriften vermeldt met een accent conform de vrouwelijke vorm.
Wel zijn er handschriften die hier 'Julia' hebben als vrouwennaam, maar deze schrijfwijze wordt niet als correct gezien.
Kortom: de kerk heeft zeer vroeg reeds de keuze gemaakt voor een mannennaam. De ongeaccentueerde versie komt slechts in zeer weinig oude handschriften voor (8 stuks) tegenover de grote massa van handschriften die de naam als mannennaam hebben geïnterpreteerd. Bovendien is er geen enkel handschrift dat de naam Junia expliciet als vrouwennaam heeft geïnterpreteerd inclusief het daarbij behorende accent - althans: Nestle-Aland noemt zo'n handschrift niet! Wél komt foutief de naam Julia voor in een aantal handschriften.
Ja, ho, wacht eens even. Slechts 8 handschriften, maar dan heb je de belangrijkste ook wel te pakken. Tekstkritiek heeft ook te maken met het wegen van handschriften: hoe betrouwbaar zijn ze en hoe betrouwbaar is de traditie die ze doorgeven? De belangrijkste: Aleph (Sinaiticus), A (Alexandrinus), B (Vaticanus, in dit geval het origineel (daarom de *)), en D (Bezae bij Evangeliën, Claromontanus bij Paulus). Dus je kunt deze handschriften niet zomaar afserveren als zijnde 'het zijn er maar een paar'. Oudheid zegt niet zoveel over de betrouwbaarheid van een traditie.
Ingaand op deze kwestie. De NA28 kiest ook met accent, ondersteund door genoemde handschriften. Toch denk ik dat zonder accent best sterk staat. Zie ook de toelichting van Metzger op de tekstkritiek (Textual Commentary): Junia komt vaak voor in inscripties in Rome, maar Junias nooit. Bij het accenten toevoegen bij manuscripten kreeg deze naam de vrouwelijke vorm: tekenend. Anderen in de commissie waren voor Junias, omdat vrouwen geen apostelen werden genoemd en 'Junias' de afkorting kon zijn van 'Junianus'. Conclusie van Metzger: 'The "A" decision (Jounian in het Grieks) of the committee must be understood as applicable only as to the spelling of the name 'Iounian, not the masculine accentuation.' Oftewel: je kan niet zeggen of het een man of een vrouw is geweest.