Re: Lessen uit de Psalmen
Geplaatst: 08 jan 2020, 21:54
Psalm 2
Het Koninkrijk van de door God gezalfde Koning en de koninkrijken van deze aarde.
Psalm 2 is een koningspsalm (net zoals 18, 20, 21, 45, 72, 110).
In deze Psalmen gaat het over de koningen van heel Israël en daarna van Juda.
De koning spreekt in de koningspsalmen over zijn vertrouwen op de HEERE, zijn afhankelijkheid van de Heere en hij dankt de HEERE voor de overwinning.
Ook wordt in de koningspsalmen een beeld geschetst van de volmaakte Koning: Ze wijzen heen naar de komst van Koning Jezus Christus.
Wat de menselijke koningen niet konden bereiken gaat God door Zijn Gezalfde (de Messias) vervullen.
Hij zal voor eeuwig zitten op de troon van David en alle vijanden overwinnen.
Psalm 2 is daarmee ook een messiaanse Psalm. In Lukas 24:44 leert Jezus dat ook de Psalmen van Hem getuigen.
Psalm 2 heeft geen opschrift maar uit Handelingen 4:25-26 weten we dat de schrijver David geweest is.
We weten niet of deze Psalm geschreven is voor een bepaalde gelegenheid: bijvoorbeeld een troonsbestijging of een jaarlijkse viering hiervan.
De Psalm bestaat uit 4 strofen:
Vers 1-3: Een samenzwering van volkeren.
Vers 4-6: Gods reactie hier op.
Vers 7-9: Het verbond met de koning.
Vers 10-12: Een oproep aan de volkeren.
De dichter maakt in deze Psalm heel veel gebruik van parallellisme/enumeratie (heel kenmerkend voor Bijbelse poëzie):
“De koningen der aarde stellen zich op” → “en de vorsten beraadslagen tezamen”
“Laat ons Hun banden verscheuren” → “en Hun touwen van ons werpen.”
“Die in den hemel woont, zal lachen;” → “de Heere zal hen bespotten.”
“Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn” → “en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.”
“Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel” → “en de einden der aarde tot Uw bezitting.”
etc. etc.
Strofe 1 “Een samenzwering van volkeren” (vers 1-3)
De Psalm begint met een retorische vraag: Waarom zijn de heidense volkeren in opstand en waarom maken zij zinloze plannen? Doordat dit opgeschreven is als een vraag zonder antwoord is het duidelijk dat de opstand en de plannen tevergeefs/zinloos zijn. In vers 4: De Heere lacht (menselijk gesproken) over de dwaasheid van de volkeren en bespot ze.
De volkeren willen vrij en onafhankelijk zijn (banden en touwen afwerpen).
Als je de Psalm verder leest zie je dat het niet gaat over een opstand van naburige staatjes tegen Israël maar dat het gaat over een wereldwijd perspectief (zie vers 8 en 10).
De rest volgt later....
Het Koninkrijk van de door God gezalfde Koning en de koninkrijken van deze aarde.
Psalm 2 is een koningspsalm (net zoals 18, 20, 21, 45, 72, 110).
In deze Psalmen gaat het over de koningen van heel Israël en daarna van Juda.
De koning spreekt in de koningspsalmen over zijn vertrouwen op de HEERE, zijn afhankelijkheid van de Heere en hij dankt de HEERE voor de overwinning.
Ook wordt in de koningspsalmen een beeld geschetst van de volmaakte Koning: Ze wijzen heen naar de komst van Koning Jezus Christus.
Wat de menselijke koningen niet konden bereiken gaat God door Zijn Gezalfde (de Messias) vervullen.
Hij zal voor eeuwig zitten op de troon van David en alle vijanden overwinnen.
Psalm 2 is daarmee ook een messiaanse Psalm. In Lukas 24:44 leert Jezus dat ook de Psalmen van Hem getuigen.
Psalm 2 heeft geen opschrift maar uit Handelingen 4:25-26 weten we dat de schrijver David geweest is.
We weten niet of deze Psalm geschreven is voor een bepaalde gelegenheid: bijvoorbeeld een troonsbestijging of een jaarlijkse viering hiervan.
De Psalm bestaat uit 4 strofen:
Vers 1-3: Een samenzwering van volkeren.
Vers 4-6: Gods reactie hier op.
Vers 7-9: Het verbond met de koning.
Vers 10-12: Een oproep aan de volkeren.
De dichter maakt in deze Psalm heel veel gebruik van parallellisme/enumeratie (heel kenmerkend voor Bijbelse poëzie):
“De koningen der aarde stellen zich op” → “en de vorsten beraadslagen tezamen”
“Laat ons Hun banden verscheuren” → “en Hun touwen van ons werpen.”
“Die in den hemel woont, zal lachen;” → “de Heere zal hen bespotten.”
“Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn” → “en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.”
“Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel” → “en de einden der aarde tot Uw bezitting.”
etc. etc.
Strofe 1 “Een samenzwering van volkeren” (vers 1-3)
De Psalm begint met een retorische vraag: Waarom zijn de heidense volkeren in opstand en waarom maken zij zinloze plannen? Doordat dit opgeschreven is als een vraag zonder antwoord is het duidelijk dat de opstand en de plannen tevergeefs/zinloos zijn. In vers 4: De Heere lacht (menselijk gesproken) over de dwaasheid van de volkeren en bespot ze.
De volkeren willen vrij en onafhankelijk zijn (banden en touwen afwerpen).
Als je de Psalm verder leest zie je dat het niet gaat over een opstand van naburige staatjes tegen Israël maar dat het gaat over een wereldwijd perspectief (zie vers 8 en 10).
De rest volgt later....