eilander schreef:refo schreef:Wonderlijk dat ds Clements meewerkt. Hij neemt het woord verbond nooit in de mond.
Dit kan ik echt niet begrijpen.
Hij schrijft er dan wel over:
ds. G. Clements schreef:Aangeboden genade
Wat wil de doop nu zeggen aan allen die het teken van de doop ontvangen? De dopeling is van zichzelf in zonden ontvangen en geboren en aan de verdoemenis zelf onderworpen. In de doop biedt de Heere leven en zaligheid aan door Jezus Christus, met de voorwaardelijke belofte dat een iegelijk die in de gekruiste Christus gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe (DL II.5).
Een van de Erskines zegt heel treffend: ‘Aan elk mens die binnen de omtrek van het geklank des Evangelies leeft, wordt de aanbieding van Christus als tot zijn deur gebracht en die wordt zo sterk op hem aangedrongen alsof hij met name genoemd werd, zodat niemand reden zal hebben om te zeggen: de roeping en aanbieding is niet voor mij’.
Verbondsgeschiedenis
Hoe is het nu gegaan op dat heilig verbondserf met deze prediking van het Evangelie? De woorden Gods zijn welmenend toebetrouwd, zegt Paulus in Romeinen 3:2. Maar ‘er is niemand, die God zoekt’ vervolgt hij in vers 11. De geschiedenis van het verbondsvolk wordt gekenmerkt door ongeloof en afval! De HEERE klaagde tenslotte over Israël: ‘Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb? Waarom heb Ik verwacht, dat hij goede druiven voortbrengen zou, en hij heeft stinkende druiven voortgebracht?’ (Jes. 5:4).
In het Nieuwe Testament tekent zich opnieuw dezelfde ontrouw en onbekeerlijkheid af. Wij denken dan aan Ananias en Saffira, Demas, Hymenéüs en Alexander, Simon de tovenaar en vooral aan Judas. En zo is het door de eeuwen heen gebleven. Zien we juist in onze tijd niet dat veel gedoopte mensen de ‘woorden Gods’ de rug toekeren? De verbondsgeschiedenis maakt duidelijk dat de ‘aangeboden genade’ de vastheid van het verbond niet kan zijn.
Geschonken genade
De enige vastheid van het verbond ligt in God en in Zijn eeuwig welbehagen. Aan Gods uitverkorenen wordt deze genade niet alleen aangeboden, maar ook toegeëigend en geschonken door de Heilige Geest, zegt Westminster. God bevestigt onvoorwaardelijk de belofte van het eeuwige leven aan Zijn duur gekochte Kerk. ‘En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven’ (1 Joh. 2:25). Hij besnijdt de harten door Zijn Geest (Deut 30:6). Hij doopt de Zijnen in het bad der wedergeboorte. Hij vervulde de belofte van de levendmakende Geest op en na de Pinksterdag ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden’ (Hand. 2:47).
Deze verbondsgeschiedenis gaat nog altijd door en loopt uit op de eer en de verheerlijking van Zijn Naam te midden van een schare ‘die niemand tellen kan, uit alle natie en geslachten en volken en talen’ (Openb. 7:9).