Ook om even wat meer context te geven het volgende.
- ds. Schot geeft aan dat sommige uitspraken in het boekje ´te kort door de bocht´ of ´zelfs heel bedenkelijk´ zijn.
1. Het eerste voorbeeld dat hij dan noemt gaat over een zin op p.12, de inleiding van het boekje. Hij noemt dan de zin: En als wij verloren gaan, dan is dat enkel en alleen omdat wij in ongeloof het verbond van God verworpen hebben.
Eerst maar even het citaat in zijn context plaatsen:
M. Klaassen schreef: In dit boekje gaat het over het verbond tussen God en mensen. Dat is een onderwerp van levensbelang. Ons behoud staat of valt ermee. Ik bedoel: als wij behouden worden, dan is dat enkel en alleen dankzij het verbond. En als wij verloren gaan, dan is dat enkel en alleen omdat wij in ongeloof het verbond van God verworpen hebben. Het gaat dus echt om leven en dood!
Ik weet niet precies wat de motivatie van ds. Schot is om dit ´te kort door de bocht´ of ´zelfs heel bedenkelijk´ te noemen, anders zou ik er misschien op in kunnen gaan. Maar ik denk dat het belangrijk is om te bedenken dat dit in de inleiding staat. Als er dus zaken gemist worden kan dat goed kloppen: deze zinnen moeten natuurlijk nog ingekleurd gaan worden in het boek.
2. Het tweede voorbeeld dat ds. Schot noemt gaat over een zin op p.63, in het hoofdstuk over het verbond met Abram. Ds. Schot citeert de zin: Abraham is Gods antwoord op de problemen waar Adam voor gezorgd heeft.
Eerst maar weer even de context:
M. Klaassen schreef:Kortom: er is nog niets veranderd. De mens na de zondvloed is even slecht als de mens voor de zondvloed. Steeds weer zie je die neergaande spiraal. En dat betekent: als de oplossing bij de mens vandaan moet komen, kun je lang wachten. Die moet echt ergens anders vandaan komen. Dat gebeurt dan ook.
De roeping van Abram
Want God roept Abram. Dat is een ontzettend belangrijk moment in de Bijbel. Dat kun je ook zien. Maar liefst dertien hoofdstukken in het boek Genesis gaan over Abraham. Elf hoofdstukken over die hele periode van de schepping tot Abraham, een geschiedenis van eeuwen. En dan: dertien hoofdstukken over één man. Vanaf nu zoomt de schrijver helemaal in op Abram en zijn nageslacht. Waarom is dat? Omdat Abraham en zijn nageslacht voor de oplossing zullen zorgen van het probleem van de mensheid. Je zou kunnen zeggen: Abraham is Gods antwoord op de problemen waar Adam voor gezorgd heeft. Want door Abraham en zijn nageslacht gaat de Heere voor heil, redding zorgen.
Opnieuw weet ik niet wat ds. Schot tegen betreffende zin heeft. Je zou kunnen zeggen dat dr. Klaassen lijkt te suggereren dat er door Abraham heil in de wereld is gekomen, maar dat wordt direct weer rechtgetrokken doordat hij verder schrijft dat de Heere voor heil gaat zorgen door Abraham en zijn nageslacht.
3. Het derde voorbeeld van ds. Schot gaat over p. 80, over de zin: Het verbond met Israël is een herhaling van het werkverbond in het paradijs.
Ook hier weer even de context:
M. Klaassen schreef:Bij gehoorzaamheid volgt er zegen, bij ongehoorzaamheid vloek. Waar doet dat aan denken? Adam in het paradijs! Zegen als je gehoorzaamt, vloek als je niet gehoorzaam bent. Dat klopt ook. Wat hier gebeurt, lijkt op wat er met Adam gebeurde. Eigenlijk is dit een soort herhaling van wat er in het paradijs gebeurde. Het is heel opvallend: zowel Adam als Israël worden in de Bijbel een ´zoon van God´ genoemd. Adam wordt in Lukas 3:38 ´de zoon van God´ genoemd. Israël ook. De HEERE zegt in Exodus 4: ´Mijn zoon, Mijn eerstgeborene is Israël´ (22). Er is er nog Eén, zoals we zullen zien... Israël lijkt op Adam. Allebei zijn het zonen van God. Adam in de hof van het paradijs en Israël in de hof van het Beloofde Land. En allebei krijgen ze de opdracht om God te gehoorzamen. Dus wat er hier gebeurt, is eigenlijk een herhaling van wat er in het paradijs gebeurde. Het verbond met Israël is een herhaling van het werkverbond in het paradijs. Toen met een persoon, nu met een heel volk.
Ook bij dit voorbeeld zoek ik hulp bij het begrijpen van het bezwaar van ds. Schot. (Ik ben zelf niet afgescheiden, dus veel minder thuis in die heftige discussies over de verbonden. Het is mij nog nooit gelukt om het verschil tussen twee en drie verbonden zodanig te begrijpen dat ik in kan zien dat mensen daar echt ruzie over gaan maken. Daarmee wil ik aangeven dat het voor ´insiders´ misschien direct duidelijk is wat het bezwaar van ds. Schot is, dus misschien kan Jantje me even helpen. Hij was het immers voor 1000 van de 100 met ds. Schot eens.)
- Ds. Schot haalt twee voorbeelden aan die hij ongepast vindt.
1. ¨Bijvoorbeeld de vergelijking tussen Adam en een voetballer die een penalty mag nemen. Dit voorbeeld heeft geen oog voor de moedwilligheid van Adams val in het paradijs.¨
Dit voorbeeld wordt gebruikt als dr. Klaassen bezig is met te beschrijven dat Adam de hele mensheid in zijn val meesleurt.
Een voorbeeld moet beoordeeld worden op het zogenaamde ´punt van overeenkomst´, omdat ieder voorbeeld altijd mank gaat.
Dr. Klaassen wil hier dus niet de totale zondeval vergelijken met een voetballer die een penalty neemt, het gaat hem alleen om het volgende:
M. Klaassen schreef:In het paradijs kon het nog twee kanten op. Je zou Adam kunnen vergelijken met een voetballer die een penalty mag nemen. Een man kan het voor de hele groep beslissen. Schiet hij raak, dan heeft heel het team gewonnen. Maar mist hij, dan kan het hele team verliezen. We weten hoe het gegaan is: Adam heeft gemist.
In dit geval vind ik het kwalijk dat ds. Schot hier een volstrekt verkeerde indruk wekt. Hij lijkt namelijk met zijn opmerking (Dit voobeeld heeft geen oog voor de moedwilligheid van Adams val in het paradijs) te suggereren dat dr. Klaassen de hele zondeval vergelijkt met het nemen van een penalty, waarbij het dan zou gaan om kansen e.d. Dat is dus totaal niet aan de orde.
2. ¨Zo ook het voorbeeld van de loopbaan, waarvoor de christen bij de doop het startbewijs zou krijgen, en de sacramenten, die eten en drinken zijn voor het parcours. Mijns inziens heeft Paulus dit voorbeeld zo niet gebruikt.¨
Dit voorbeeld wordt wel aardig correct weergegeven door ds. Schot, al heeft dr. Klaassen het over het Avondmaal als hij het heeft over het eten en drinken onderweg, niet over ´de sacramenten´. Hierbij is het denk ik wel goed om op te merken dat dr. Klaassen niet (direct) verwijst naar het voorbeeld zoals Paulus dat gebruikt. Paulus doet dat inderdaad niet op deze manier, omdat hij iets anders wil aangeven met het voorbeeld dan dr. Klaassen. Dus waarom ds. Schot die laatste zin toevoegt ontgaat me eigenlijk.
Daardoor begrijp ik ook niet goed waarom hij dit voorbeeld ´ongepast´ noemt. Mogelijk heeft het te maken met doopvisie, maar dan was het helderder geweest als hij dat gezegd had.
- Het gedeelte dat volgt in de recensie zal ik niet teveel op ingaan. Ds. Schot mist hier de nodige separatie. Hij heeft het dan over het aanbieden van de beloften van het verbond. Daarover wordt op dit forum genoeg gediscussieerd.
Wel wil ik er op wijzen dat Klaassen in dit gedeelte (p. 68-69) de Bijbeltekst volgt en verder (nog) geen lijnen trekt naar andere tekstgedeelten.
- ¨Dr. Klaassen wijst erop dat het Evangelie niet is „doen”, maar „geloven” (blz. 47). Als hij vervolgens schrijft: „Waar de wet zegt: ”Doe”, zegt het Evangelie: ”Geloof””, vraag ik me toch echt af wat het verschil is tussen het ene doen (doe) en het andere doen (geloven)?¨
Ik ben benieuwd of ds. Schot Luther ook zo onwelwillend heeft gelezen. Uit het hele boekje blijkt dat dr. Klaassen voluit belijdt dat het geloof een gave Gods is. Ik zal ook hier het citaat weer in zijn context plaatsen, waar ds. Schot het zo fraai uit zijn verband heeft gehaald:
M. Klaassen schreef:Aan die zaligheid hoeven we zelf niets meer te doen. Zoals we buiten onszelf om zondaars zijn geworden, zo kunnen we ook buiten onszelf om zalig worden. In de woorden van Paulus: ¨Zoals door de ongehoorzaamheid van die ene mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Een velen tot rechtvaardigen gesteld worden´ (Rom. 5:19).
Wat moet je daarvoor doen dan? Niets. Wat kun je doen? We kunnen het alleen maar erger maken. Maar we hoeven ook niets te doen. Het Evangelie is niet ´doen´, maar ´geloven´. Doen hoort bij de wet: ´Doe dat en je zult leven.´ Als Adam gedaan had wat God zei, dan had hij het eeuwige leven gekregen. Dat kan niet meer. Maar waar de wet zegt: ´Doe´, zegt het Evangelie: ´Geloof´. Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. Geloven in het werk van een Ander, een Ander Die het voor ons gedaan heeft. Zolang je het nog verwacht van jezelf, van je eigen doen en laten, van je eigen vroomheid en gehoorzaamheid, ben je nog niet toe aan de Heere Jezus.
Dit is dus juist voluit gereformeerd, precies waar Luther voor gestreden heeft. Sola fide heet dat.
Wat ds. Schot vervolgens tegenstrijdigheden noemt zijn hele Bijbelse ´tegenstrijdigheden´. In de Bijbel is het steeds weer een spanningsveld tussen de verplichting om te geloven en de onmacht om dat zelf te doen. Toch klinkt er in de Bijbel steeds weer de oproep tot bekering. Het is jammer dat er in de ultra-orthodoxie altijd evenwicht moet zijn, want dan worden preken erg zwak. Als alles in één preek gezegd moet worden krijg je gemeenteleden die precies weten hoe het allemaal moet, maar er vervolgens niets mee kunnen.
Verder heb ik niet zo´n zin meer om de rest van de recensie te recenseren. Als iemand graag nog andere citaten in hun context wil zien, dan laat je het maar weten, dan kan ik het opzoeken. Al met al maakt deze recensie van ds. Schot mij erg verdrietig.