Wat moesten de mensen vreselijk lijden toen ze Datheen moesten zingen. Ze konden dat niet vrolijk zingen... Of... hé hoe heb ik het nou? Hoezo naar en ellendig? Deze berijming is verwaardigd om op de brandstapels de eer van God te zingen en zo dat de martelaren het zaad der kerk werd.... Laat het kreupel zijn. Datheen zong ook:Hendrikus schreef:Welnee, dat is geen factor van betekenis geweest.DDD schreef:Ja, daar heb je gelijk in. Dat is wel heel uitzonderlijk, en ik denk dat als dat veel vaker voorkwam, er niet zo snel een niet-ritmische zingtrant was gekomen. Maar dat is nergens op gebaseerd.
De niet-ritmische gemeentezang, typisch Nederlands fenomeen, is ontstaan
-omdat de berijming van Datheen zich niet leende om ritmisch te zingen
-omdat de voorzangers die de gemeente moesten inwijden in het zingen van deze nieuwe teksten én melodieën dit zelf nog niet beheersten
-omdat het orgel -bij uitstek het instrument om de gemeentezang in goede banen te leiden- niet mocht worden gebruikt tijdens de eredienst (synode van Dordrecht 1574), dus men was aangewezen op de diensten van incompetente voorzangers
Geen meerder goed, Heer', Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine;
Dat ik leer Uwe wet die mij verheugt, veel zilver en goud, gelouterd zeer reine,
is niet zo kostelijk, noch goed van deugd, als Uw woord is en Uwe wet alleine
en:
Laat nu God geprezen zijn, in Zijn heiligdom zeer fijn.
Geloofd zij Hij en geacht uit den hemel vol van kracht in heerlijkheid hoog verheven.
Looft Hem in Zijn werken rein, die Hij gewrocht heeft allein, die van Zijn macht tuignis geven