Leve de CHU!

Plaats reactie
Billy
Berichten: 1740
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:49
Locatie: NL

Leve de CHU!

Bericht door Billy »

Tja.. dit moet toch een "heerlijke"partij zijn geweest.
geen zware dogma's maar uitstekende christelijke moraliteit, intellectualiteit, niveau etc. kortom: mannen van STavast!

::salut ::salut ::salut ::salut ::salut

23.10.08
Leve de CHU!

In de Oude Zaal van de Tweede Kamer woonde ik onlangs het eeuwfeest van de Christelijk-Historische Unie bij - de politieke club die in 1980 in het CDA is opgegaan. Het was een prachtige bijeenkomst, en wat er vooral duidelijk werd, dat is dat de tradities en het gedachtegoed van de CHU punten bevatten die ook nu nog van groot belang zijn. Om dat duidelijk te maken schreef ik onderstaand artikel, waarvan de Volkskrant vandaag een samenvatting op haar opiniepagina heeft gepubliceerd. Het vrijbuiterige conservatisme van de CHU had het zwarte gat kunnen vullen dat gaapt tussen het politieke midden en de vleugels.

Als ik vroeger mijn grootvader een beetje wilde plagen, dan moest ik bij zijn rookstoel gaan staan en hem zo onschuldig mogelijk vragen hoe het nu toch ging met de partij. Partij? De CHU was geen partij maar een unie, een vriendenkring! Ieder ander woord was al snel te zwaar en te nadrukkelijk om het karakter van de Christelijk-Historische Unie aan te duiden.

Mijn familie, zowel van vaders als van moeders kant, was CHU. Zoals ze het nooit over de ‘partij’ hadden, hadden ze het ook nooit over ’confessioneel’ of ‘van de bond’. Ze waren hervormd, en ze stemden CHU. Toen dat nog kon.

Wie in dat klimaat opgroeit, krijgt vroeg of laat Edmund Burke en Guillaume Groen van Prinsterer als zijn politieke helden aangereikt. Direct na hen kwam, wat mij betreft, Frederik Carel Gerretson (1884 – 1958), de literator, historicus en politicus. Hij was in de jaren vijftig lid van de Eerste Kamer voor de CHU, en had onder het pseudoniem Geerten Gossaert een dichtbundel (Experimenten) gepubliceerd die wij grotendeels uit ons hoofd kenden. Als wij ergens opbraken, riepen wij elkaar toe: “’t Gedoogt niet langer marren, te paard en voort van hier!” En regels over ‘de verzwegen weemoed / om deze dingen die wij niet verstaan’, of over de ‘rosse gloed’ van de ‘toorts der min’ die ‘uwe naakte heerlijkheid omluistre’ verstonden wij al vroeg, evenals de vraag:

Heeft u reeds nú bevangen
De overzoete wreede smart
Van ’t goddelijk verlangen
In ieder menschenhart?

De Christelijk-Historische Unie – dit jaar honderd jaar geleden opgericht – is in 1980 samen met de ARP en de KVP tot het CDA versmolten. En alhoewel er nog altijd stichtingen zijn die uit blijvende treurnis om het verlies van de CHU het gedachtegoed en de geschiedenis van de Unie in ere willen blijven houden – stichtingen vernoemd naar grootheden uit het verleden als De Savornin Lohman en Beernink – hangt er rond de naam voor velen iets onherstelbaar stoffigs en bedaagds en vooral de nostalgie van de voorgoed verleden tijd.

Driehonderd CHU’ers (ze bestaan nog gewoon en noemen zich ook nog zo) waren onlangs bijeen in de Oude Zaal van de Tweede Kamer (die schandvlek der natie) om hun 100-jarig bestaan te vieren. Dat was een opmerkelijk vrolijke en levendige bijeenkomst.

Hoogtepunt was ongetwijfeld het optreden van de 97-jarige prof. J. W. van Hulst, de opvolger van Gerretson als lid van de Eerste Kamer voor de CHU. Hij moest aan beide zijden ondersteund worden om het spreekgestoelte te bereiken, maar eenmaal daar aangekomen rechtte hij zijn rug en sprak hij de zaal ruim een half uur lang met vaste stem en uit het hoofd toe. Hij vertelde over zijn leven, zijn activiteiten voor de ‘partij’, over de Mammoetwet (die hij verfoeide), over de samenvoeging van de fracties van CHU, ARP en KVP in de Senaat, en de boycot van Zuid-Afrika (die hem in conflict bracht met W. F. - ‘Gajus’ – de Gaay Fortman). Als ze hem morgen vragen, gaat hij zo weer de politiek in, zo straalde hij uit. Maar ja, toen hij zeventig was geworden, moest hij eruit. Ze zeiden omdat hij te oud werd, maar het was natuurlijk omdat hij Johan heette en geen Hannie. Nu moest hij omwille van de tijd ook gaan zwijgen, maar wie wilde, zo verzekerde hij, kon zich tijdens de receptie bij hem melden om de discussie voort te zetten.

Staande ovatie voor J. W. van Hulst. Het Wilhelmus tot slot, maar om des tijds wille slechts één couplet. Dan natuurlijk het zesde. Over die vrome man die de tirannie wil verdrijven die zijn hart doorwondt en daarbij in God zijn Heer zijn vertrouwen stelt. Tot slot een driewerf hoera voor de majesteit, ingezet door de enthousiaste dagvoorzitter, jhr. Pieter Beelaerts van Blokland.

Het was prachtig.

In zijn optreden belichaamde Van Hulst een vitaliteit die ook de andere aanwezigen in hun vrolijkheid uitstraalden en die eveneens, zo wil ik hier betogen, voor het gedachtegoed en de levenshouding van de Unie geldt.

Op weg naar de bijeenkomst had ik – op zoek naar een thema voor het stukkie dat de middag ongetwijfeld zou opleveren – gedacht dat die blijvende actualiteit van de Unie vooral bestaat in het soort politici dat zij heeft voortgebracht: vrije geesten met uitgesproken opvattingen die zich niet achter een hiërarchisch uitgestippelde lijn verscholen. Kom daar nu nog maar eens om!

Ik moest in dat verband denken aan Hans Gualthérie van Weezel, die ik ooit eens in Straatsburg heb geïnterviewd en die, alhoewel diplomaat, zich niet bijzonder diplomatiek uitdrukte. Dat was hij zich bewust, maar hij gaf er niet om. Het ging hem om duidelijke keuzes, om het eigen, onafhankelijke geluid. Eerder had hij zijn Haagse herinneringen gepubliceerd (Rechts door het midden, 1994) en die bij de presentatie aan zijn ‘goede vriend’ Hans Wiegel aangeboden. Hij had ze geschreven, die memoires, omdat partijvoorzitter Wim van Velzen hem had gewaarschuwd dat zo’n boek erg slecht voor zijn carrière zou zijn.

Zeker zo kleurrijk als parlementariër was mijn Gerretson geweest. Die was woedend geweest om het prijsgeven van Nederlands-Indië, en toen de verantwoordelijke minister van Koloniën, Van Maarseveen, onverwacht overleed, sprak hij in de Eerste Kamer de opmerkelijke woorden: ‘Minister van Maarseveen is vroegtijdig de genade toegediend, om de ruïne van zijn levenswerk niet te hoeven aanschouwen’. En toen PvdA-senator Johan van de Kieft hem een dictatuuraanbidder noemde en hem uit het parlement wilde verjagen, antwoordde Gerretson: ‘Meneer de voorzitter, toen ik als eerste gevangene van de Duitsers in het Oranje Hotel in Scheveningen zat, ben ik de heer Van de Kieft daar niet tegen gekomen’.

Ja, die CHU’ers waren geen ex-ambtenaren die met meel in hun mond op een herverkiezing zaten te hopen. Het waren karaktervolle, herkenbare politici die nog begrepen dat je alleen met heldere standpunten en duidelijke taal de brug tussen politici en achterban slaat. ‘Er is vervreemding’, zei Gualthérie van Weezel al in 1992 in een interview met de NRC.

Ik had niet gedacht dat anderen zich ook met die vraag naar het actuele belang van de Unie zouden bezighouden, maar werd op het eeuwfeest aangenaam verrast door de toespraak van Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit Groningen, en door het die middag gepresenteerde boek Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie, 1908 – 1980, geschreven door Marcel ten Hooven en Ron de Jong. In dit fraaie en informatieve boek zijn verschillende aanknopingspunten te vinden voor de gedachtevorming hierover. Wie alles bij elkaar veegt, komt in ieder geval tot de volgende punten.

1. In iedere beschrijving van de Unie wordt het atypische karakter van de vereniging benadrukt. De moderne democratie wordt gedomineerd door goed georganiseerde en strak geleide ledenpartijen die zich op een fundamentele ideologie baseren en met een uitgewerkt politiek programma de electorale boer op gaan. Zo’n partij was de CHU in het geheel niet. De CHU was meer een losjes georganiseerd verband van kiesverenigingen zonder een strak politiek programma of interne discipline. De CHU was eigenlijk een netwerk van kringen die door een eigen sfeer en stijl, omgangsvormen, en gekoesterde waarden en tradities bijeen werd gehouden. In de CHU was belangrijker wat voor soort mens je was dan hoe je over van alles en nog wat precies dacht.
De centraal geregisseerde massapartijen, ooit opgericht voor de emancipatie van bepaalde bevolkingsgroepen zoals arbeiders en gereformeerden, zijn aan het verkruimelen. Hun ledenaantallen nemen dramatisch af, en de kiezer ontvlucht het politieke midden waar deze partijen zich ophouden. Nu dat zo is, zou die organisatievorm van de unie weleens opnieuw van belang kunnen worden.

2. Die losse organisatievorm had alles te maken met de afkeer binnen de CHU van partijschappen en verzuiling. Bekende leuzen van de Unie waren ‘heel het volk, heel het land, wars van partijbelang’. Het algemene belang diende altijd te prevaleren boven de belangen van partijen of groepen, belangen die bij de grote emancipatiepartijen nogal eens de boventoon konden voeren. De CHU was de ‘partij’ voor en van de oude elite (de dubbele namen) en het gewone volk, voor jonkheren en baronnen en voor mijn grootvaders die bij Rotterdam op scheepswerven stonden te timmeren. CHU’ers verwierpen alle pogingen om antitheses tussen bevolkingsgroepen op te roepen en te organiseren. In het genoemde boek over 100 jaar CHU staat dan ook dat binnen de CHU het gedachtegoed voorhanden is dat gericht is op ‘verzoening en harmonie in een pluriforme samenleving’.

3. CHU’ers stonden bekend om de losse, ongedwongen en vooral relativerende manier waarop zij in de politiek stonden. Gereformeerde geldingsdrang of socialistisch gedram was hun vreemd. Die veel gesignaleerde ruimdenkendheid en nonchalance vloeiden voort uit een fundamenteel inzicht. De samenleving moest zich zoveel mogelijk zonder overheidsbemoeienis ontwikkelen. Niet het overheidsbeleid of wetten en regels maar de moraal bepaalt de toekomst. CHU’ers schreven daarom ook geen gedetailleerd uitgewerkte partij- en verkiezingsprogramma’s waarin al hun toekomstplannen pijnlijk nauwkeurig werden onthuld. De cultuur bepaalt de politiek, niet andersom.

4. Dit alles resulteert in een karakteristiek die misschien wel het meest typerend voor CHU-politici is geweest: het belang en de onafhankelijkheid van volksvertegenwoordigers. CHU’ers waren principieel dualistisch: het parlement had een eigen verantwoordelijkheid en de regering had een eigen verantwoordelijkheid. De Kamer staat tegenover het kabinet. Gedetailleerde regeerakkoorden zijn dan ook uit den boze. Kamerleden zaten zonder last of ruggespraak – in plaats van zonder lust of ruggengraat – in de Kamer en dienden vrij en onverveerd, en dus herkenbaar en aansprekend, zich een oordeel over kwesties en vraagstukken te vormen, en niet ja te knikken tegen afspraken die anderen in de beslotenheid van een achterkamertje hadden gemaakt. Het was een CHU’er, Ad Kaland, die toenmalig premier Lubbers voorhield dat CDA-parlementariërs geen ‘stemvee’ waren.

5. En tot slot: de CHU was niet zozeer geïnteresseerd in meerderheden en macht als wel in invloed voor haar eigen principiële uitgangspunten. Niet de majoriteit maar de autoriteit van het beginsel, heette dat toen. Dat principe heeft CHU-politici telkens weer geïnspireerd tot sterke inhoudelijke bijdragen, ook als zij daarmee tegen de stroom van de tijdgeest in moesten gaan. Wat gezegd moest worden, moest worden gezegd, ook al werd je er niet populair mee.

Al deze punten zijn oud en beproefd. Toen de grondlegger van de CHU, jonkheer Alexander de Savornin Lohman, zei: ‘Ik heb aan niemand mijn vrijheid verpand’, was dat een echo van de toespraak van Burke tot de kiezers van Bristol, waarin hij zei dat hij als hun vertegenwoordiger zijn oordeel niet mocht opofferen aan hun mening. Het inzicht dat cultuur de politiek bepaalt en niet andersom, is eveneens klassiek: de ongeschreven wetten in de harten van mensen zijn bepalender voor de sfeer in een samenleving dan de wetten en regels die de overheid uitvaardigt en handhaaft.

Op dat mooie eeuwfeest van de Unie sprak ook de huidige voorzitter van het CDA, Peter van Heeswijk. Hij benadrukte natuurlijk het gemeenschappelijke van CDA en CHU. Nu kan ik de afgelopen jaren iets gemist hebben, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het CDA nu juist niet heeft uitgeblonken in het tentoonspreiden van de oude, christelijk-historische deugden zoals die hier puntsgewijs zijn opgesomd. En dat terwijl het vrijbuiterige, vrijzinnige en vrijgevochten conservatisme van de CHU het zwarte gat had kunnen vullen dat nog altijd gaapt in ons politieke landschap, tussen het centrum en de vleugels.

Hans Gualthérie van Weezel zei begin jaren negentig tegen zijn fractievoorzitter, Elco Brinkman: ‘Als ik morgen een eigen partij opricht, krijgt het CDA geduchte concurrentie’.

Soms denk je: had hij het maar gedaan. :oops :oops

Bart Jan Spruyt
"Indien het hier in 't Vaderland zoo gelegen is, dat men de waarheid niet mag spreken, zoo ist er ellendig gesteld. Nochtans zal ik die spreken, zoo lang als mijn oogen open staan."

Michiel Adriaanszoon de Ruyter
Gebruikersavatar
freek
Berichten: 5711
Lid geworden op: 24 nov 2005, 13:55

Re: Leve de CHU!

Bericht door freek »

Sluit een dealtje met Lont, zou ik zeggen.
Gebruikersavatar
Margriet
Berichten: 1517
Lid geworden op: 17 dec 2003, 04:15
Locatie: Michigan
Contacteer:

Re: Leve de CHU!

Bericht door Margriet »

Hey , wat leuk!! Mijn Opa zat in de gemeenteraad van een of ander Fries dorp , dat niet meer bestaat , voor de CHU, mijn moeder zei altijd - over de foto's van die tijd - de Mannenbroeders .
Nu ik dit artikel lees zie ik ineens waarom ik denk zoals ik denk!!
Thanks Billy!!
Christian faith has to do less with what you know and more with whom you know, namely God and God in Christ. Rev. Martin E Marty
Plaats reactie