Dus, als ik het goed begrijp, corrigeer mij gerust, stel jij dat alles er is en in dat alles is er orde? Dus God overtuigt van ellende, niet los van de verlossing en de dankbaarheid? Maar wel dat Hij eerst via de overtuiging de mens drijft tot Christus de Verlosser? Dus het is niet te scheiden, maar wel onderscheiden?Luther schreef:Goed lezen! Ik schreef: "De volgordelijke beschrijving in de prediking van de drie stukken..."JCRyle schreef:Wat mij opvalt in de woorden van Luther is dat hij de volgordelijke beschrijving van de drie stukken niet ziet als breed gedragen, maar beperkt tot een enkele predikant. Nu zou dat kunnen als opvatting, maar om daar de (nadere) reformatoren en de puriteinen voor in te zetten vind ik oprecht jammer. Hier wordt geen recht gedaan aan onze vaderen.
Er is door de eeuwen heen altijd een toeleidende weg of voorbereidend werk des Geestes (wat de voorkeur heeft laat ik hier in het midden) geleerd. Er moet plaatsgemaakt worden voor de Middelaar in een weg van ontdekking, ontbloting en ontgronding. In die weg openbaart Zich de Christus der Schriften.
Ik erken dat het een lastig zinnetje is, dat ik weer citeerde van een ander. Maar ik heb niet ontkend wat je hierboven stelt. Ik geloof van harte dat de Heere werkt in de orde van ellende-verlossing-dankbaarheid. Het woordje 'volgorde' ziet echter op een lineair gebeuren. Dat lees ik niet in de Schrift. Het stuk der ellende zal tot de laatste adem onderdeel zijn van het leven van het geloof. Maar dat geldt evenzeer van de verlossing en dankbaarheid.
Met het gewraakte zinnetje bedoelde ik de onbijbelse voorstelling van zaken, alsof iemand weet van zijn ellendige toestand buiten God, weet van Gods genade in Christus, maar van wie wordt gezegd dat hij toch niet gerechtvaardigd is. Lees daartoe de heldere studie van dr. M. Klaassen: ‘De HEERE onze gerechtigheid. Rechtvaardiging en verbond in heilshistorisch perspectief’, en dan met name hoofdstuk 8.
Alleen een volgordelijke opvatting sluit een continuïteit in het geloofsleven toch niet uit? Tenminste ik kan mij geen preek herinneren waarin eenmaal de drieslag voldoende was. Dat strookt tegen alles van het genadeleven in.