DDD schreef:Ik weet natuurlijk ook wel welke dominee dat was. Maar dat doet er niet toe, dus het zou fijn zijn als je dat alsnog weglaat.
En verder vind ik de uitspraak over Spurgeon op het randje, want enigszins suggestief. Maar het is een vraag die in de traditie van de GG relevant is. Dus met de vraag is niets mis.
Net zo goed als ik mag vinden dat ds. Clements de HC regelmatig laat buikspreken.
Overigens vind ik het wel kwalijk dat jongeren een scriptie moeten schrijven als ze belijdenis doen. Geen idee wat hij daarmee bedoelt, maar dat is nogal wat, zeker voor een vmbo-er.
Scriptie is wel een groot woord. Een half A4tje kan volstaan soms.
Maar we spreken regelmatig ouders die kinderen hebben die zo'n boek of preek helemaal niet kunnen lezen. Dan nemen ze een eenvoudig boekje dat ze al wat kennen van Augustinus. En dan moeten ze Owen lezen als 'tegengif'. En dan moeten we verwoorden wat gemist wordt. Ze hebben al handen en voeten nodig om de verplichte 'vragen' te leren. Laat staan dat ze kunnen interpreteren of ergens 'iets gemist' wordt.
Ds Clements heeft nog niet lang geleden een presentexemplaar van de nieuwe uitgave van Luthers Galatenbrief gekregen. Regelmatig citeerde hij eruit. Op een gegeven moment zei mijn jongste zoon: hij is nog steeds niet verder dan 1:4 gekomen.
Dat is het Goudse probleem. We hebben (weer) een docent als predikant. Deze citeert Luther en Calvijn en heeft maar een beperkte citatenapparaat van deze mannen. Die citaten die op de klank af wel passen in het te verdedigen geloofsstuk. In de krant ook weer. Hij citeert Luther inzake Galaten 3:19. (Intussen toch wat verder blijkbaar) De vraag is of wat hij citeert weergeeft wat Luther betoogde en -nog belangrijker- of Paulus dat zo zegt. Het is in ieder geval niet 'erfenis van de reformatie'.
Graag haalt hij in dit verband ook Luthers bekeringsweg aan. Maar die speelde zich vooral af toen hij nog Rooms was en dus totaal verkeerd zocht. Toen God hem vond, was de Reformatie geboren. Tot die tijd zocht hij God en dat was tot mislukken gedoemd.
Ik heb nog even wat opgezocht over het citaat uit de krant.
Om de vroomheid te bevorderen gebruikt de Geest niet alleen het evangelie om diep in de zielen van Zijn uitverkorenen het geloof te werken, zoals we reeds zagen, maar Hij gebruikt ook de wet. De wet bevordert de vroomheid op drie manieren:
1. Zij beteugelt de zonde en bevordert het recht in kerk in maatschappij. Daarmee behoedt zij beide voor chaos.
2. Zij tuchtigt, onderwijst en overtuigt ons, waardoor wij uit onszelf uitgedreven worden naar Jezus Christus, de Vervuller van de wet. De wet kan ons niet brengen tot een zaligmakende kennis van God in Christus; integendeel, de Heilige Geest gebruikt haar als een spiegel om ons onze zonde te laten zien, alle hoop weg te nemen en ons tot berouw te brengen. Zij brengt ons in die geestelijke hulpeloosheid waaruit het geloof in Christus wordt geboren. Deze overtuigende werking van de wet is van cruciaal belang voor de vroomheid van de gelovige, want zij vormt een verhindering voor de goddeloze eigengerechtigheid, die zich zo gemakkelijk openbaart, zelfs in de allerheiligste.
3. Zij wordt een leefregel voor de gelovige. ‘Maar welke levensregel heeft Hij ons gesteld?; vraagt Calvijn in zijn Catechismus van Genève. Antwoord: ‘Zijn Wet.’ Verderop zegt Calvijn dat de wet ‘het doel [toont] waarnaar wij moeten streven, en de eindpaal waartoe wij moeten geraken; opdat ieder van ons naar de maat van de hem geschonken genade, met voortdurende ijver moge trachten zijn leven in te richten tot de hoogste rechtschapenheid, en al meer vorderingen te maken.'
Calvijn schrijft in de eerste editie van zijn Institutìe over de derde functie van de wet het volgende:
Gelovigen…hebben toch ook dit nut van de wet, dat zij door haar met meer zekerheid dagelijks beter leren, hoedanig de wil van de Heere is. Zo behoeft een knecht die met de gehele toewijding van zijn hart bereid is om zijn heer welgevallig te zijn, evengoed nog nauwkeurig bericht omtrent de gewoontes van zijn heer, om zich daarnaar te schikken en te voegen. Bovendien, hoe bereidvaardig en ijverig van geest zij ook zijn om God te gehoorzamen, en naar het vlees zijn zij niettemin traag en dienen zij liever de zonde dan God. Voor dit vlees is de wet een gesel, om hen evenals een luie en trage ezel aan te zetten, voort te drijven en tot het werk te dringen.
In de laatste editie van de Institutie ( 1559) spreekt Calvijn nog beslister over het nut van de wet voor de gelovige. Ten eerste zegt hij: ‘Want zij is hun een uitnemend instrument, om met de dag beter en zekerder te leren, welke de wil des Heeren is, waarnaar zij streven en om in de kennis daarvan versterkt te worden.’ Ten tweede zegt hij dat de gelovige ‘door haar voortdurende overdenking aangezet wordt tot gehoorzaamheid, daarin versterkt wordt en van het glibberige pad der zonde teruggetrokken wordt.’ Heiligen moeten zichzelf hiertoe aansporen, zo concludeert Calvijn. ‘Want wat is minder aantrekkelijk dan de wet, wanneer ze slechts eisend en dreigend de zielen bekommert door vrees en benauwt door schrik?”
Calvijn ziet de wet in de eerste plaats als een aansporing om God aan te kleven en Hem te gehoorzamen. Ook op dit punt verschilt hij van mening met Luther. In Luthers ogen is de functie van de wet voornamelijk negatief; zij is nauw verbonden met de zonde, de dood en de duivel. Luther richt zich vooral op de tweede functie van de wet, zelfs wanneer hij spreekt over de plaats van de wet in het stuk van de heiligmaking. Calvijn ziet de wet daarentegen in de eerste plaats als een positieve openbaring van Gods wil. ‘Calvijns visie zouden we Deuteronomisch kunnen noemen, want in zijn ogen zijn de wet en de liefde niet met elkaar in strijd, maar zijn ze elkaars bondgenoten. De gelovige houdt Gods wet niet omdat dit verplicht is, maar uit dankbaarheid. Door het onderwijs van de Geest, wekt de wet dankbaarheid in de gelovige, wat leidt tot een liefdevolle gehoorzaamheid en een afkeer van de zonde. Met andere woorden, in Luthers ogen is het belangrijkste doel van de wet dat de gelovige de zonde helpt te herkennen en bestrijden. In Calvijns ogen is haar belangrijkste doel dat zij de gelovige leert hoe hin God moet dienen uit liefde.