refojongere, zou je kunnen uitleggen wat je hier bedoelt.als iemand nu geen zondelast met zich meetorst en er echt mee zit dat hij God niet kan liefhebben?
Vragen om bekering of geloven
1. geen zondelast gevoelt, hij heeft geen berouw daarover, weet zich niet schuldig, blijft onverschillig.
2. Dat 2e lijkt me duidelijk, een mens kan toch ervaren dat hij zichzelf op de eerste plaats heeft staan, de zonde op de tweede plaats en God op de derde plaats. Dat hij tot de conclusie komt: Ik wil God niet liefhebben.
2. Dat 2e lijkt me duidelijk, een mens kan toch ervaren dat hij zichzelf op de eerste plaats heeft staan, de zonde op de tweede plaats en God op de derde plaats. Dat hij tot de conclusie komt: Ik wil God niet liefhebben.
Perfecte omstandigheden om tot God te gaan. Kan eigenlijk niet beter! Niet opgepoetst, niet alvast wat aan het 'rechthuis' gemorreld, gewoon, zoals je bent. Dat wil God.Oorspronkelijk gepost door Refojongere
1. geen zondelast gevoelt, hij heeft geen berouw daarover, weet zich niet schuldig, blijft onverschillig.
2. Dat 2e lijkt me duidelijk, een mens kan toch ervaren dat hij zichzelf op de eerste plaats heeft staan, de zonde op de tweede plaats en God op de derde plaats. Dat hij tot de conclusie komt: Ik wil God niet liefhebben.
Well, ik denk dat het goed is de volgende zaken zeker te stellen
1) Een mens kán en mág altijd tot Christus komen, ongeacht zijn staat en toestand. Er is geen enkele reden te verzinnen waarom een mens niet zou mogen komen, er zijn geen enkele voorwaarden die gesteld worden, ook ellendekennis is geen voorwaarde.
2) De mens is in staat om tot Christus te komen. Echter, van nature wil hij niet. Hij verkiest liever door te hollen naar zn verderf dan zich te bekeren. Een mens heeft dus nodig dat hij door Gods ingrijpen een nieuwe wil krijgt.
3) Een mens die een nieuwe wil krijgt zál ingaan. Dit is een troost die we kunnen putten uit de uitverkiezing. Eens gered, altijd gered. Hoe diep we ook vallen, onze hemelse Vader staat altijd klaar voor Zijn kinderen
4) Het leerstuk van de uitverkiezing hoeft niet tot wanhoop te zijn voor de ongelovigen. Zolang men leeft, is er nog hoop. De weg van God uit is nog open. En Hij staat klaar een ieder op die weg te leiden, die Hem daarom vraagt met een oprecht hart. En indien het ons aan dat oprechte hart ontbreekt, Hij is gewillig ons dat te schenken
1) Een mens kán en mág altijd tot Christus komen, ongeacht zijn staat en toestand. Er is geen enkele reden te verzinnen waarom een mens niet zou mogen komen, er zijn geen enkele voorwaarden die gesteld worden, ook ellendekennis is geen voorwaarde.
2) De mens is in staat om tot Christus te komen. Echter, van nature wil hij niet. Hij verkiest liever door te hollen naar zn verderf dan zich te bekeren. Een mens heeft dus nodig dat hij door Gods ingrijpen een nieuwe wil krijgt.
3) Een mens die een nieuwe wil krijgt zál ingaan. Dit is een troost die we kunnen putten uit de uitverkiezing. Eens gered, altijd gered. Hoe diep we ook vallen, onze hemelse Vader staat altijd klaar voor Zijn kinderen
4) Het leerstuk van de uitverkiezing hoeft niet tot wanhoop te zijn voor de ongelovigen. Zolang men leeft, is er nog hoop. De weg van God uit is nog open. En Hij staat klaar een ieder op die weg te leiden, die Hem daarom vraagt met een oprecht hart. En indien het ons aan dat oprechte hart ontbreekt, Hij is gewillig ons dat te schenken