Zeg England,
Als Paulus hier binnenkomt in een kerk..en hij zegt: Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden! En hij stapt weer van de kansel af. Dan moet je het niet gek vinden dat de kerkenraad zegt dat het zo niet gebracht behoort te worden. Evangelie EN Wet!
Je geeft trouwens super overdreven weer van de reacties op het aanprijzen van de Heere Christus. Is het wel echt? Dat heeft niks met de aanbieding van het heil te maken.
Maar Paulus, dat gaat toch zo maar niet... Je kunt niet meteen de Christus aan bieden...
Dat deed Paulus ook niet. Hij zag een mens met de ogen geopend voor de helse verdoemenis. Een mens die behoudenis zocht. En wat moet je dan anders zeggen dan dat je moet geloven in de Heere Jezus Christus?
Verder is de situatie van onze kerken en ook de Geref. Gem. helaas niet zo dat men als een arme stokbewaarder de kerk in komt. Tenminste, lang niet een ieder. Dus wat moet er gebeuren? Men moet opgewekt worden om te gaan geloven. Bereik je dat door enkel te zeggen: Gelooft in de Heere Jezus Christus!?
Jij mag het zeggen.
Laat het eerst maar een overwinteren en overzomeren... wie zegt dat het wel echt is?
Niet een iegelijk die tot Mij zegt: Heere Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil Mijns Vaders. (Matth. 7:21) En verder heb je ook nog zoiets als een tijdgeloof? (Matth. 13:20-22)
Is God wel begonnen?
Wij geloven naar de werking der sterkte Zijner macht (Ef. 1:19). Hebben wij geen geboorte van Boven nodig om God lief te kunnen en willen hebben? (Joh. 3:3)
Hemelzoekers zijn nog geen Godzoekers
Elke kerkganger wil wel de Hemel in. De Joden ook, maar dan door de werken der wet, net als de rijke jongeling trouwens.
Het antwoord van Jezus (Matth. 19:16) is trouwens weer heel anders dan het antwoord van Paulus. En de prediking van Timotheus (goede werken benadrukken) is weer heel anders dan de prediking van Paulus tegen de Galaten. Het gaat erom of wij God zoeken. Hem als het hoogste Goed achten. Dan wordt de Hemel een bijkomende zaak. Als je begrijpt wat ik bedoel.
Hoe lang had die man al zondekennis? Wat! Nog geen uur???!!! En dan al tot Jezus gaan?
Zoals gezegd. De prediking moet aansluiten op het soort gemeenteleden. Zijn dat mensen die graag zo makkelijk mogelijk zalig willen worden zoals de Rijke jongeling die dacht dat-ie het wel voor mekaar had? Nou, wij kiezen natuurlijk voor de weg van de minste weerstand: het dorre conclusiegeloof. Geloven dat het goed met je zit en dat je er mag zijn voor God en dat je mag komen zoals je bent. Zonder berouw vergeving ontvangen, zonder te strijden tegen de zonden toch gerust om vergeving kunnen bidden omdat Christus toch voor je gestorven is. Het hoeft allemaal niet zo zwaar.
Kom maar zonder berouw hoor!
Til niet te zwaar aan die geboden om die tot in de nauwkeurigste puntjes te onderhouden! We zijn immers geen Farizeeers of wel dan?
U bidt, gaat naar de kerk en denkt aan je naaste! Nu, zit het dan niet goed?
Et cetera. Het is een teken van de geest der tijd dat mensen gemakkelijker aan het Avondmaal gaan en tegelijkertijd makkelijker en losser omgaan met Gods geboden. Dat mensen denken dat wanneer je zonder berouw bidt om vergeving, dat het dan ook wel goed zit, omdat je er zo'n verlicht gevoel van krijgt na het gebed. Er zijn er die niet anders weten dan dat ze van jonksaf aan al geloofden en niets weten te vertellen van de wedergeboorte. Of het moet zijn van: Toen en toen heb ik voor Jezus gekozen. En al die gelovige mensen, weten die ook echt allemaal te vertellen van het zondepak, van de strijd ermee? Vallen er dan niet een hoop af?
Ds. Vroegindeweij sprak al over de vraag of zondekennis aan het geloof vooraf moet gaan en hoe we Handelingen 16:31 hebben te verstaan: "Neem nu eens nuchter dat bekende verhaal voor u. Daar is een directeur van de gevangenis, die zichzelf zou doodsteken, menende dat de gevangenen gevlucht zijn. De verkeerde mening wordt van hem afgenomen. Hij kan zich overtuigen dat ze er allemaal nog zijn.
Gelukkig, de directeur hoeft zich nergens zorgen over te maken. Maar wat doet hij nu? Wat doet hij vreemd. Hij valt zeer bevende voor Paulus en Silas neer. Wat blijkt uit dat neervallen? Dat heel zijn ziel in beroering is om iets anders dan de morgelijkheid dat de gevangenen ontvlucht zijn. Dat andere drukt hij uit in de woorden: wat moet ik doen om zalig te worden? Paulus predikt hem vervolgens de verlossing die in Christus Jezus is, die Christus die gekomen is om zondaren zalig te maken. Gelooft deze directeur zo ineens, in een opwelling? Welneen, hij laat eerst de apostel het woord des Heeren verkondigen en dan vindt hij in dit woord de vervulling van zijn noden. Was daar geen schuldgevoel bij? Wat moest hij dan doen met Christus en Dien gekruisigd?"