Adagio schreef:-DIA- schreef:Dat vereist dan een antwoord de vraag: Wat bedoelde de schrijver als hij een ernstig appél op de lezers deed?
En de opstellers van de HC schrijven niet direct over een beroep dat God doet, maar zelfs over een eis: "Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan? Antwoord: Neen Hij; want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen; maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd."
Laten we het niet zo versmallen, dat de inwendige roeping een effectieve vorm is van een uitwendig beroep op iemand; dan verschralen we het bijzondere, verkiezende werk van Gods Geest.
Ik zie het gevaar van ontsporen wel. De prediking is een als het ware een roepen van Gods kant: Zeg tot hen:
Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? (zie verder Ezechiël 33).
Het is alsof ik hier Paulus hoor:
Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw consciënties geopenbaard te zijn.(2 Kor. 5 vers 10)
En verder:
Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. (2 Kor. 5:20)
Weer verband en kanttekeningen lezen. Dat kan nooit kwaad, maar kan duidelijkheid geven. Of (heb ik nu niet gedaan) neem Matthew Henry er bij. Die geeft doorgaans ook een heel duidelijke verklaring.
Als ik hierin mis ben hoor ik het wel. Een mens kan in feite niet verder spreken dan hij weet. Met ons verstand alleen komen we er nooit uit. De verstandelijke kennis is echter wel noodzakelijk en gewenst, maar als je verder gaat en de boeken raadpleegt kun je het vanzelf niet uit bevinding noemen.