gallio schreef:-DIA- schreef:
NASCHRIFT
Ik zal het eens nalezen.
Doe dat morgen maar. Probeer maar te gaan slapen, dat is beter voor je.
Nee onderzoek is soms beter...
In DE SAAMBINDER van 1948 lees ik in de vragenbus, vermoedelijk nog net door ds. Kersten of dr. Steenblok geschreven:
X. te V. vraagt: Is de wil van Gods bevel in strijd met de wil van Gods besluit? Volgens de geopenbaarde wil, wil God immers ieder mens zalig maken, maar niet - Volgens Zijn verborgen wil; volgens deze laatste wil Hij het slechts de uitverkorenen.''
Antwoord: Men moet goed onderscheiden. Immers de wil van Gods bevel drukt niet hetzelfde uit als de geopenbaarde wil Gods. De wil des bevels is n.l. een deel van de geopenbaarde wil, en wel dat gedeelte, dat aan de redelijke schepselen de Wet Gods voorschrijft. De geopenbaarde wil echter omvat ook het Evangelie.
Door de wil des besluits verstaat men wat God bij Zichzelf heeft vastgesteld en bepaald, wat Hij wil werken of toelaten, wat geschieden of niet geschieden zal: dus Zijn eeuwig voornemen, naar hetwelk Hij alles doet in de tijd. De wil des bevels betekent diezelfde wil, voorzover hij bepaalt, wat der mensen plicht is, wat zij doen of laten moeten. En in verband hiermede dient ook een zuiver onderscheid gemaakt te worden tussen de verborgen en de geopenbaarde wil Gods. Verborgen is de wil Gods voorzover hij niet geopenbaard is en geopenbaard voorzover hij aan de mensen bekend gemaakt is.
Vergelijken we dus deze tweeërlei onderscheiding van de wil Gods dan kunnen we zeggen, dat de wil des bevels ten dele valt onder de geopenbaarde wil Gods, waar tot de geopenbaarde wil ook het Evangelie behoort, en ten dele onder de verborgen wil Gods. Men denke maar aan het bevel Gods tot Abraham om Izak te offeren, welk bevel voor het kwam niet bekend was. En de wil des besluits behoort niet uitsluitend tot de verborgen wil Gods, doch wordt ten dele ook uitgedrukt in de geopenbaarde wil, voorzover hij ons n.l. bekend gemaakt is. De wil des besluits toch wordt een geopenbaarde wil door uitvoering in de voorzienigheid, zoals in Ef. 1:11 aangegeven wordt. Hij wordt dit ook door beloftenissen. Zo wordt in art. 33 Ned. Gel. Belijdenis gedoeld op de geopenbaarde wil van Gods besluit, als daar gesproken wordt van de goedwilligheid en genade Gods te ons waart, die ons door de beloften bekend gemaakt en toegezegd wordt en waarvan de Sacramenten panden zijn. En waar de belofte, bedoeld in art. 33 der N.G.B, een verklaring is van Gods raad en voornemen, van wat Hijzelf doen wil en zekerlijk ten uitvoer brengen zal, kan men zien, dat het niet opgaat om te zeggen, dat God volgens Zijn geopenbaarde wil ieder mens wil zalig maken. Immers de geopenbaarde wil houdt ook in de openbaring van de wil des besluits, dat de Heère alleen de uitverkorenen wil zalig maken. En hoe zal men weten, dat God volgens Zijn verborgen wil alleen de uitverkorenen wil zalig maken dan door de bekendmaking ervan door Zijn geopenbaarde wil, zoals ook onze Heid. Cat. Zondag 12, vr. 31 zegt, dat Christus ons de verborgen raad en wil Gods. aangaande onze verlossing, volkomen geopenbaard heeft.
En dat er een tegenstrijdigheid zou zijn tussen déze beide willen in God gaat ook niet op, want er is maar één wil in God, en die is de willende God Zelf, niet onderscheiden van Zijn Wezen. Zou er dus tegenstrijdigheid zijn in de wil Gods dan zou het dat ook zijn in Zijn Wezen, wat een grote ongerijmdheid zou zijn. Alleen ten opzichte van ons schepselen is Zijn wil onderscheiden naar de verschillende voorwerpen of soorten van zaken, die Hij wil en naar de onderscheiden wijzen, hoe Hij ze wil. De wil des bevels zegt wat de mens doen moet, maar de wil des besluits zegt wat God doet. Maar noch in Zijn besluit, noch in Zijn bevel wil Hij, dat alle mensen zalig worden. Van een tegen- . strijdigheid is dan ook geen sprake, want de wil des bevels is geen aparte, zelfstandige wil tegenover de wil des besluits, doch biedt het voorschrift voor des mensen doen en laten.
En zo zeggen ook onze oude Godgeleerden, dat er geen tegenstrijdigheid, of geen tegenstrijdige willen in God zijn. Zo bijv. Calvijn in Inst. I. 18, 3, 4; Mastricht in zijn Pract. Godgeleerdheid. I. p. 399; Brakel Red. Godsd. uitg. Donner, I. p. 88, waar hij zegt: Veel minder stellen wij tegenstrijdige willen in God; J. Vermeer, Gat. Verkl. II. p. 922; H. de Frein. Gat. Verkl. II. p. 664, waar hij zegt: Deze willen strijden niet, want de ene ziet op hetgeen God doen zal; de andere op hetgeen God wil, dat wij doen zullen; Beukelman, Gat. Verkl. uitg. 1864, p. 981; en om er Gravemeyer, Leesb. Ger. Geloofsleer. I. 3e stuk. Par. 33. pag 102 nog bij te voegen, hij zegt daar: En dit zonder tegenstrijdigheid in de Goddelijke wil zelve, omdat de voorwerpen niet dezelfde zijn, of omdat Hij hetzelfde niet op een en dezelfde wijze wil.