Dit zegt Brakel onder andere over de gemeenschap met de verheerlijkte heiligen:
Vader Brakel schreef:
De gelovigen op aarde erkennen de verheerlijkten als hunne broeders en zusters, hebben ze lief, achten ze hoog, en volgen hun wandel op aarde, en voegen zich bij hen, met hen zich buigende voor de troon, en met hen de Heere eer en heerlijkheid gevende, en verlangen ook bij hen te zijn in volmaaktheid; maar ze weten dat de verheerlijkten in de hemel geen waardigheid van aanbidding ontvangen hebben, dat God hun in handen niet heeft gegeven om iemand te helpen, en dat God hen niet gesteld heeft tot voorbidders, daarom wachten zij zich hun enige godsdienstige eer aan te doen, of hun te bidden, dat zijn voor ons zouden bidden.
Als ik dit vergelijk met het korte stukje dat mevrouw Vrijdag schreef, dan valt mij op dat zij heel specifiek één verheerlijkt persoon noemt (Dieke), met wie ze gemeenschap heeft. Vader Brakel neemt alle verheerlijkten bij elkaar en ziet ze vooral als voorbeeld voor de gelovigen op aarde, die moeten hetzelfde doen als de verheerlijkten.
Om mevrouw Vrijdag recht te doen zou ik me meer moeten verdiepen in haar leefwereld en haar geschriften, dus ik laat de open vraag hier staan, met de conclusie dat de omschrijving van vader Brakel mij Bijbels lijkt en een goede grens aangeeft. Als mevrouw Vrijdag daar niet buiten is getreden dan is er geen probleem, maar eerlijk gezegd ben ik daar niet helemaal zeker van.