We zijn bezig een preek uit te schrijven van wijlen ds. P. Blok. En we hopen dat er mensen zijn die deze waarheid nog begeren. Daarom dacht ik dat het goed was een deel (het eerste deel) van de preek hier ter overdenking te plaatsen.
DE GELOOFSVERWACHTING VAN MICHAMICHA 7 vers 7
Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen.Wij hebben met de dichter van Psalm 140 gezongen: O HEER', mijn rotssteen, mijne sterkte! Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt, en in den strijd, waar 't elk bemerkte,
Mijn hoofd als met een schild bedekt.
Daar heeft de dichter getuigenis gegeven van Gods onbegrijpelijke bewaring en trouw in de strijd van zijn leven. In de onberijmde psalm schrijft hij: Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dagen der bewapening. Als vroeger een jongen in militaire dienst moest, dan zeiden ze: hij moet onder de wapens komen. En nu had de dichter van Psalm 140 had de bewapening gezien van degenen die zijn ziel gram waren. Een machtig driehoofdig leger, doodsvijanden van zijn ziel, hadden zich opgemaakt, en hij had die grote legermachten om zich heen aanschouwd. Het was ten dage van de bewapening. Dat zou strijd worden, en hij voelde van zichzelf dat hij tegen die strijd niet opgewassen was. En nu heeft hij ervaren wat hij weergegeven heeft: Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der bewapening. Dat wil zeggen dat God een schild over hem gehouden heeft: Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt, en in den strijd, waar 't elk bemerkte, mijn hoofd als met een schild bedekt. De Heere heeft hem bewaard, behoedt en geleidt.
In de dagen waarin de gemeente des Heeren leeft is het altijd strijd geweest. Soms dag en nacht strijd, soms stille strijd, soms vijandige en machtige strijders tegen de Kerk.
Hoe de Heere dan nochtans voor Zijn gemeente instaat, en hun strijd beslecht, wil ik vanmorgen met u gaan overdenken.
Uw aandacht vragen wij voor de profetieën van Micha. Van het zevende hoofdstuk wil ik u lezen het zevende vers, als de tekst.
Wij lezen u daar het Woord van God:
MICHA 7 vers 7:Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen.Wij willen in deze tekstwoorden beluisteren:
DE GELOOFSVERWACHTING VAN MICHA1. Een uitziend geloofIk zal uitzien naar de HEERE2. De verwachting van het geloofIk zal wachten op de God mijns Heils3. Een betrouwen van het geloofMijn God zal mij horenEn dan moge de Heere ons iets van dat waarachtige geloofsleven schenken.
Geliefden,
Gelijk, voor de grondlegging der wereld, de predestinatie, een scheiding trok tussen Adams geslacht, trekt het geloof in de tijd de scheidslijn. De predestinatie is immers het besluit van God, welke handelt over eeuwige staat van de redelijke schepselen. Dat eeuwigheidsbesluit komt in de tijd openbaar door het geschonken geloof. Dat geloof, dat door de Heilige Geest als een levende plant in de ziel wordt ingeplant, en nimmermeer sterft. Het geloof, dat onderscheiden is in zijn planting en in zijn oefeningen. Dat geloof dat zijn strijd kent, zijn hoogtijden kent, zijn diepten kent, dat waarachtige geloof dat uiteindelijk de wereld overwint. Want, wat overwint de wereld, anders dan ons geloof, zo schrijft Johannes de ziener.
Nu zijn door alle tijden het leven der genade, en de vruchten der genade, ook nagebootst. En die nabootsing van het werk van God, heeft ook een scheiding getrokken, en dat heeft in het leven van Gods ware gemeente vaak vragen opgeworpen. Wat is nu eigenlijk toch het waarachtige geloof? En over dit geloof nu, handelt vanmorgen Micha met zijn wonderlijke profetie en zijn wonderlijke naam, want vertaald, wil de naam van Micha zeggen: Wie is gelijk de Heere.
Wie is gelijk de Heere! Hij is wonderlijk ingeleid in de komst van Christus. En hij heeft in zijn profetie uitnemend vertolkt, de strijd van Gods gemeente, maar ook uiteindelijk hun triomf. Hij is het ook die ons geschreven heeft van de komst van Christus. Onze kinderen hebben dit op school al moeten leren: Zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda, Die zal zijn een Heerser van ouds, en Wiens uitgangen zijn van de dagen der eeuwigheid.
Micha, die ook het werk van de Verlosser ons zo duidelijk heeft verkondigd. Getrouw heeft deze Godsgezant, aan de zijde van God staande, de zonde bestraft. Hij bestraft deze zonde niet uit een wettisch gevoel, maar hij bestraft de zonden van zijn tijd in licht, omdat Gods Geest hem geleerd heeft wat zonde voor God is. En omdat hij geestelijk en bevindelijke heeft ingeleefd dat God de zonde haat, en dat God de zonde straft, en weet welk een bittere prijs dat de Gezegende van de Vader voor de zonde heeft moeten opbrengen, heeft hij die zonde bestraft om te laten weten dat God daarover Zijn grimmige toorn zal uitgieten. Maar in de tweede plaats, om de door God aangesproken zondaar zou worden uitgedreven tot de eeuwige zaligheid die in Christus is. Hij heeft ook geprofeteerd, van de triomf van Gods gemeente, zo heb ik u gezegd. Vooral in het laatste hoofdstuk heeft hij ons daar veel van geschreven. Wanneer we deze ziener gaan naspeuren, en de tijd waarin hij geprofeteerd heeft, dan weten wij dat hij geprofeteerd heeft in de bloeitijd van de profetie. Luistert u maar: Het woord des HEEREN dat geschied is tot Micha de Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda. Dus daar wordt ons weergegeven te tijd van zijn arbeid. Dat is ruim dertig jaar geweest. De tijd van die koningen, als u die optelt, dan komt u aan ruim dertig jaren.
Dus dertig jaar heeft deze man, zoals ik u zei, gestaan in de bloeitijd van de profetie. De Heere had toen meerdere Godsgezanten. Zelfs Jesaja, de evangelist van de oude dag profeteerde in die tijd, ook in de tijd van Hizkia. En wat ons dan vanmorgen wel bijzonder moet treffen, is als hij het zevende hoofdstuk schrijft. Dit hoofdstuk schrijft hij aan het einde van zijn profetie. Aan het einde van zijn ambtelijke leven.
Hij heeft dus dertig jaar geprofeteerd. En na dertig jaar ambtelijke arbeid onder Juda, hij heeft vooral onder Juda gesproken, mag deze man een slotsom maken. En als hij die slotsom opmaakt, ik noemde u al, in de bloeitijd van de profetie, dan gaan we eens over de vrucht na. Wat voor vrucht die dertig jaar arbeid heeft opgeleverd.
Dan gaan we naar het Woord van God, dan zijn we zuiver:
Ai mij, want ik ben als de zomervruchten zijn ingezameld, wanneer de nalezingen in de wijnoogst geschied zijn. Daar is geen druif om te eten, en mijn ziel begeert een vroegrijpe vrucht.Dertig jaar! En deze man die zoekt naar de vrucht van de bediening. En dan moet hij zeggen:
Ai mij! Voor wie de preek verder zou willen luisteren, die staat online, en dan kan ik verwijzen naar onderstaande link:
https://www.youtube.com/watch?v=-_OI20XCxww