Gelezen (geloofsopbouwend)

Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. E. Erskine via Schatgraven GG Terneuzen schreef:
Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide: ‘Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien,’
(Lukas 2:28-30).

Wij mogen in deze woorden het grote voorrecht van Simeon zien; Hij nam het Kindeke Jezus in zijn armen. In zijn lichamelijke armen. Maar tegelijk omhelsde hij Hem ook in zijn geloofsarmen door Hem op te nemen als de Zaligheid Gods, want anders zou hij God nooit hebben kunnen loven om de beloofde Messias voor zichzelf, en als een Licht om de heidenen te verlichten en als de heerlijkheid van Zijn volk Israël (vers 32). Ik twijfel niet of velen hebben Christus, toen Hij een Kindeke was, in de armen gehad, terwijl Hij in hun hart nooit een plaats gekregen heeft, maar Simeon ontving Hem in de armen van zijn lichaam en zijn ziel tegelijk. Sommigen mogen denken: O, wat was Simeon gelukkig toen hij de grote Messias, de Immanuël, God en mens, in zijn lichamelijke armen had! ’t Is waar, dit was zeker een voorrecht, maar zijn grootste voorrecht was dat hij Hem omhelsde in de armen des geloofs. En hoewel Zijn lichaam nu buiten ons bereik is, is er toch toegang tot Hem door de omhelzing door het geloof. Dit is het ook wat elke gelovige in meerdere of mindere mate ervaart.

Wij moeten ook aandacht besteden aan Simeons dankbaarheid voor dit voorrecht. Hij loofde God. Hij was vol lof, vervuld met blijdschap en vrede in het geloof, volgens Rom. 15:13. Ja, zijn hart was zo zeer vervuld met lof, dat hij verlangde om direct heen te mogen gaan naar het land van lof, waar hem een welgestemde harp in de hand gegeven zou worden om zich te verenigen met de halleluja’s van de verlosten hierboven in de hemel: Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord.

Heeft ú Christus in de armen van uw ziel ontvangen? O, gebruik die gouden tijd toch goed. Heeft u Hem in uw armen? Volg dan het gedrag van de bruid: ‘Ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan(Hooglied 3:4). O, houd Hem in de armen van uw ziel. Zijn aanwezigheid verdrijft de wolken en verandert de schaduw van de dood in de morgenstond. Zij is als olie voor de raderen der ziel. Licht, leven, vrijheid, vrede, vergeving en overvloed zijn altijd de metgezellen van Zijn aanwezigheid.
Als u Christus in de omhelzing van uw ziel bewaren wilt, houdt u de genade in een levendige oefening, want die is als de nardus die zijn liefelijke reuk geeft, om Hem te ontvangen. Houd de armen van het geloof voortdurend om Hem heen en laat het vuur van de Goddelijke liefde gedurig branden op het altaar van uw hart. Laat het anker der hoop ingaan in het binnenste voorhangsel. Wees tijdens uw grootste genietingen ootmoedig. Draag er zorg voor om de kroon te zetten op het hoofd van Christus en zeg: ‘Niet ons, o HEERE, maar Uw Naam geef ere’ (Ps.115:1).

Is er een leegheid in uw hart, die met niets dat geschapen is, te vervullen is, totdat Jezus het hart Zelf komt vervullen? Dat bewijst dat u niet geheel van Hem vervreemd bent. Onthoud ook tot uw troost dat als de Heere Zich verbergt Hij toch eens tot u terug zal keren. Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich (Ps. 21:6). Ja, de begeerte en het verlangen van uw ziel naar Hem zijn een zeker pand dat Hij weder komen zal. Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd en de hongerige ziel met goed vervuld (Ps. 107:9).


Auteur: Ebenezer Erskine (1680-1754)
Titel: Christus in de armen van een gelovige, pg. 7, 61-63, 64.
Uitg.: De Roo
ISBN: 9789087180416
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
-DIA-
Berichten: 32741
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door -DIA- »

TER OVERWEGING
En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchter, een waakt in de gebeden.
1 Petrus 4 vers 7

Gewis een zakelijke voorspelling, die te zijner tijd in vervulling zal gaan. Het einde van alles wat zich beweegt, het einde van al het stoffelijke, zien en zinnelijke hier beneden is nabij.
Het einde van alle natuurlijke licht en duisternis: zon en maan zullen niet meer zijn.
Het einde van alle vermeende vreugde en blijdschap van de wereldling – het einde van alle kruis en druk van Gods volk is… nabij.
Hoe juist en gepast is deze vermaning daarbij: Zijt dan nuchter, en waakt in de gebeden.
Een biddend mens overvalt de laatste dag niet – een biddend mens is een wakend mens – een nuchter mens, wiens verstand niet beneveld is als een dronkaard, wiens vermogens helder zijn, wiens vermogens uitgaan naar zijn beminde Heere, Bruidegom en Koning.
Zij zetten de deur als open en roepen als een vrouw tot de komende man: Kom binnen.
Zo zegt de Geest met de bruid: Kom Heere Jezus, ja, kom haastiglijk!
Bent u ook zo uitziende naar Zijn komst, of stelt u die dag verre.

Bron: DAGELIJKS MANNA. Bijbels Dagboek door predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten, waaronder: Ds. G. van Reenen. Ds. J.D.Barth, ds. M. Hofman, ds. B. van Neerbos en anderen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12008
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Herman »

Wulfert Floor schreef:Een oprechte is hij dan ook in de samenleving. Hij wacht zich voor valse vriendelijkheid. Hij vertoont niet meer godsvrucht dan hij van binnen waarlijk bezit. Hij is er een vijand van om overal en altijd en bij allerlei mensen dadelijk al zijn vroomheid te laten zien en zelfs meer voor te wenden dan hij bezit. Hij is er een vijand van om als hij hier of daar komt, al zuchtend en steunend op de stoel te gaan zitten en zich aan te stellen alsof hij bijvoorbeeld iemand is die nooit lacht en die zich met geen koophandel of zoiets ooit inlaat en die zijn beroepsbezigheden en de goederen dezer aarde bijna niet hoger schat dan een speld die op de grond ligt en die het oprapen nauwelijks waard is. Hij wil graag overal Christen zijn, bidt alle dagen om zich onder vriend en vijand onberispelijk en godvruchtig te gedragen; maar meer godzaligheid voor te wenden dan hij bezit, dat is hem een vreselijke zonde, waartegen zijn oprecht hart strijdt en bidt.
Al de eenvoudige oefeningen, deel 8, vijftiende oefening.
Gebruikersavatar
Hollander
Berichten: 2804
Lid geworden op: 26 aug 2019, 11:54
Locatie: Afwezig

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Hollander »

Mary Winslow schreef:1. De arm van het vlees en 2. het geloof dat in het duister op God vertrouwt
Bijbeltekst: Jes. 50:10

Zijn wij niet méér geneigd om te steunen op de arm van het vlees dan wij als christenen behoorden te doen? God kan voor ons zorgen; maar Hij wil dat doen op Zijn wijze. Zijn gedachten zijn niet als onze gedachten en Zijn wegen zijn niet als onze wegen. God wil dat we zullen bedenken dat we met Hem van doen hebben; maar wij zijn altijd geneigd dit te vergeten, en dat tot ons nadeel en tot onze schande. Wat is het vreemd dat we traag zijn om te geloven, na alles wat Hij tot ons heeft gesproken en voor ons heeft gedaan!
Het geloof heeft het vaak moeilijk en is soms ten einde raad. Vaak worden we ertoe geroepen om te hopen tégen de hoop in, en in het duister op de Heere te vertrouwen, onze last te werpen op Hem Die in staat is om meer voor ons te doen en dit veel beter te doen dan wij kunnen vragen of denken. Zijn Naam is Liefde tot Zijn volk. Hij kan hun het goede niet onthouden. Wij zijn kortzichtig, maar God ziet de dingen voor ons van het begin tot het einde, zodat we veilig onze handen in de Zijne kunnen leggen, en Hem ons laten leiden door de moeilijke doolhof van de woestenij, hoe duister en somber die voor ons ook moge zijn.
Wij moeten onze ogen sluiten voor de onmogelijkheden, en op de Heere vertrouwen, van ogenblik tot ogenblik leven uit Hem, en ons meer bekommeren om geestelijke dan om tijdelijke zegeningen.
Laten we eerst dit ene zoeken; Hij zal ons het overige geheel om niet schenken.
Bron: Boek "Stille overdenking" van Mary Winslow.
newton
Berichten: 680
Lid geworden op: 22 feb 2019, 16:22

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door newton »

January 19
God is Sovereign and Loving in Calamities

Shall there be evil in a city, and the Lord hath not done it? (Amos 3:6)

Keep a strong grip on this argument, as I do, and let it ever be secure and steadfast in your minds: not only when He blesses, but even when He chastises, God is good and loving. His very chasttisements and judgments are the greatest sign of His goodwill, the highest form of His gracious providence. Whenever you see famines, plagues, drought, rainstorms, atmospheric disturbances, or anything else that that chastens humanity, don't be tormented or downcast. Worship the One who caused these things; be awe-struck at His tender lover. He does these things so that in chastening the body, the soul may be healed.
"Does God actually do these things?" someone asks. Yes, God does these things! Even if my whole community, indeed the whole universe were my audience, I wouldn't flinch from saying this. In fact, I wish my voice were more piercing than a trumpet, that I could cry aloud from a mountaintop to everyone: God does these things! This isn't my own rash opinion; the prophet stands at my side - "There is no evil in the city which the Lord has nod done" (Amos 3:6)...
We don't praise a physician only when he leads the patient into gardens, meadows, baths, and water-pools, or spreads before him a well-supplied table. He is just as much a physician when he makes him go without food, weakens him with thirst, forces him to stay in bed, makes his house a prison, deprives him of light, shadows his room with curtains, and when he cuts, cauterises, and offers bitter-tasting medicines. Why, then, is it acceptable to call him a physician when he does so many "evil" things, yet to blaspheme God, rejecting His providence over all events, if at any time He does one of these things - if He decrees famine or death?

Uit Daily Readings - The Early Church Fathers, gebaseerd op:
Homily I.
Against those who say that demons govern human affairs, and who are displeased at the chastisement of God, and are offended at the prosperity of the wicked and the hardships of the just - St. Chrysostom.
Vervolgde
Verbannen
Berichten: 506
Lid geworden op: 25 mar 2020, 11:38

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Vervolgde »

Waartoe heeft de mens lust?

Is het niet om zijne naaktheid te bedekken, nadat hij gezien heeft, dat hij naakt is; om zich te dien einde vijgenbladeren samen te vlechten, zich alsdan te verbergen, wanneer hij de stem des Heeren zijns Gods verneemt; voorts om de schuld te bemantelen, die op de zonde te werpen, op de gelegenheid, op den naaste, op zijne eigene zwakheid, op zijn lichaam, op datgene, wat hij "de ouden mens" noemt, op de omstandigheden, waarin hij zich bevindt, op de duivel, op God. Daartoe heeft de mens lust.

Maar zichzelf aan te klagen en God in het gelijk te stellen, Hem te rechtvaardigen in al Zijne woorden en oordelen, daartoe heeft hij geen lust. Hiertoe heeft de mens lust: allerlei middelen te verzinnen, om er toch maar niet van overtuigd te worden, dat hij de zonde dient en dat hij, hijzelf, de zondaar is.

De mens wil blijven wat hij is, ziedaar de hele zaak. Hij wil in zijne oude huid blijven; hij wil aan de ouden stam, al ware het ook slechts met een vezeltje, blijven hangen; daartoe heeft hij lust. Niet sterven wil hij, hij wil leven, en God moet uit den weg; God moet (dat ik zo spreke) gedood worden, of het moet zijn, dat God hem het leven in eigen hand laat, in eigen hand het bedrog en de leugen, die hij zó weet te vergulden, dat zij bijna een eerste en tweede proef kan doorstaan! Gelukkig voor den mens en voor de waarheid, dat alles, wat de proef niet kan verduren, ten laatste zichzelf openbaar maakt, zo dikwijls als God met den smeltkroes komt.

Ach, waartoe heeft de mens lust? Om zalig te worden? Dat liegt de mens zichzelf voor! Ja, om aan de straffen der zonde te ontgaan, om de zonde aan de hand te houden en zijn hart te verleiden met den Bijbel vóór zich, met troostspreuken, met preken, waaruit men dan dat put, wat het bestraffende geweten tot zwijgen brengt, waarbij men toch in het verborgen en in het openbaar op zijn droesem blijft liggen, dat is het wat de mens behaagt. Zich in een gestolen kleed der waarheid te hullen, daarmede voor God te komen, en dat kleed heden zó, morgen weder anders te plooien; er nauwkeurig op te letten, hoe men naar gerechtigheid moet gekleed zijn, en het dan na te doen en dan te vragen: ben ik nu niet rechtvaardig? en morgen weer te komen met de vraag: maar wat zegt gij nu wel van mij? daartoe heeft de menslust.

In één woord: de mens wil zich vroom aanstellen en de gerechtigheid zo lang lief en dierbaar achten, totdat
zij hem persoonlijk met haar volle ernst tegemoet treedt, om haar dán te honen, haar te verwerpen met de Schrift, haar te doden met de Wet Gods in de hand, of zich aan vertwijfeling over te geven.

Dr. H.F. Kohlbrugge
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12008
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Herman »

Ach, lieve Vader, ik wil mijn hart voor U uitstorten en bekennen, hoe zwaar ik gezondigd heb. Ik weet nauwelijks één zonde, waardoor ik niet bevlekt ben. Maar, Here, Gij zegt, dat Gij geen lust hebt in de dood van enig zondaar, maar dat hij berouw heeft en zich bekeert en leeft. Gij zegt dat geen offer U meer behaagt dan een verbroken hart. Zo neem dan, o Heer, mijn arm, bedroefd, verbroken hart; erbarm u over mij, arme zondaar, terwille van Uw lieve Zoon en werp al mijn zonden in de diepte der zee. Verleen mij genade, dat ik altijd tegen de zonde wake en leve naar Uw heilige wil. Amen.
Bernardus van Clairvaux
Gebruikersavatar
Lilian1975
Berichten: 3042
Lid geworden op: 21 jun 2018, 20:12

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Lilian1975 »



*De voetwassing*
_Charles Spurgeon_

_Zo kwam Hij bij Simon Petrus en die zei tegen Hem: Heere, wilt Ú mij de voeten wassen?_ (Johannes 13:6)

Lees verder Filemon 4—20.

De Schotse Baptisten waren het gewend om de voeten van de heiligen letterlijk te wassen. Ik durf te zeggen dat het sommige heiligen niet veel kwaad zou doen, maar toch was het nooit bedoeld om het voorbeeld van de Verlosser letterlijk na te volgen. Dit heeft een geestelijke betekenis en dit is wat Hij bedoelt. Als er een daad van vriendelijkheid of liefde gedaan kan worden voor de gemeenste en meest duistere kinderen van God, moeten we bereid zijn dat te doen.

We moeten dienaren zijn van Gods dienaren. We moeten ons voelen als Abigail toen ze tegen David zei: _“Zie, uw dienares is als een slavin om de voeten van de dienaren van mijn heer te wassen”_ (1 Samuel 25:41). Abigail werd Davids vrouw, maar toch voelde ze zich niet eens waardig om de voeten van zijn dienaren te wassen. Dat moet onze geest zijn.

Ken je een broeder die nogal snel boos is? Hij wil dat iemand iets vriendelijks tegen hem zegt, en sommigen zeggen, “Ik praat niet met zulke mensen.” Doe het, doe het, mijn lieve broeder; ga en was zijn voeten! Ken je iemand die verdwaald is? Iemand zegt, “Ik wordt niet graag samen met hem gezien.” Mijn lieve vriend, je bent geestelijk, ga en breng hem terug met een zachtmoedige geest. Was zijn voeten!

Er is een andere broeder hoogmoedig, hij is erg trots. Iemand zegt, “Ik verneder mijzelf niet voor hem.” Mijn lieve broeder, ga naar hem toe en was zijn voeten! Als een kind van God bezoedeld is, en jij bent in staat hem daarop te wijzen en hem daarvan af te helpen, onderwerp je dan aan elke vernedering. Plaats jezelf eerder in elke positie dan dat een kind van God onderworpen wordt aan de zonde.



_Preek 612, 29 januari 1865_
__
-DIA-
Berichten: 32741
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door -DIA- »

VREEMDELING GEWORDEN

En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen in het land der Filistijnen.
Genesis 21:34.

Toen de mens zich van God losscheurde was hij ook zijn gemeenschap met de Almachtige kwijt. Hij werd een balling, een uitlander. Een op wie de toorn Gods rustte. Een die geen reine meer kon geven uit een onreine. Vreemdeling geworden. Waarvan Efeze 2 vers 11 zo duidelijk zegt: “dat gij in die tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels en vreemdelingen van de verbonden der belofte, gene hoop hebbende en zonder God in de wereld!”Maar wanneer nu de Heere komt in het hart van de zondaar met Zijn wederbarende genade, dan gaat Hij die mens vernieuwen. Dan komt er een ander vreemdelingschap tevoorschijn. En dat wordt een volk dat buiten de Heere niet kan leven.

Daarom kon ook Paulus in Efeze 2 vers 19 wat totaal anders zeggen: “Zo zijt gij niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.” Wat verloren is door eigen schuld kan dan ook alleen maar door Christus hersteld worden. Dan wordt een mens teruggebracht van de doolpaden waarom hij tevoren zo dodelijk gerust wandelde. Die dan ook door Goddelijke genade op de weg des levens wordt gebracht wordt waarlijk een vreemdeling. Denk maar aan Ps. 119:19, “Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uwe geboden voor mij niet.”

Een ieder mocht zich daarvoor wel af leren vragen: “Ben ik al zo’n vreemdeling?” Och, jong en oud mocht maar leren dat het zulke vreemdelingen altijd goed gaat, ook al schijnt het soms dat alles tegenzit. Het verstand kan daar niet bij, maar als de Heere de ogen er voor opent dan kan zulk een ziel wel eens getuigen: “Ik ben zeer vrolijk in de Heere.” Zo’n vreemdeling was nu Abraham, de vriend van God. Hij was op Gods tijd uit Ur der Chaldeen gehaald. Nooit zou hij er zelf vandaan gegaan zijn. Maar God had gesproken in zijn hart, “Ga uit uw land en uit uwe maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.” Duidelijk blijkt hier uit dat de HEERE riep, met een onwederstandelijke roeping. Abraham moest alles verlaten om God over te houden.

Wij allen kunnen weten uit zijn levensgeschiedenis dat er allerlei ophouders op de weg geweest zijn. Hij kwam te Haran. Hij moest er weg. Dat was niet de plaats waar hij blijven kon en mocht.

Helaas zijn er velen die zich wel niet helemaal gerust vinden in de weg van de wereld, maar die rustzoekers zijn en geen Godzoekers. Gelukkig daarom als we heilig onrustig gemaakt worden. Daar wist Abraham van. Abraham is door de Heere uit Haran gezet. Hij moest gaan ervaren hier geen blijvende stad te hebben.

Daarna kwam hij in het beloofde land. Maar dat viel ook al tegen. Straks grote honger in het land. Dan moet hij naar Egypteland trekken om daar als vreemdeling te verkeren. Och, hij leerde meer en meer dat hij nier maar een gast, een vreemdeling, een bijwoner moest zijn. Het zal wel tegengevallen zijn. Gods weg was anders als de zijne. En ieder die wat van het genadeleven leert kennen, komt wel aan de weet: Hier is het land der ruste niet. Telkens moet dat volk ondersteboven met eigen plannen. Eigen zin en mening moeten er aan. En zo moet en mag een stervend leven geleerd worden.

Enige tijd later mag Abraham weer terugkeren. Maar spoedig komt er een twist tussen de herders van Lot, zijn neef, en de herders van Abraham. We weten dat Lot toen een keuze gemaakt heeft naar de begeerte van zijn vlees. Hij dacht dat hij het beste koos, namelijk de vette vlakten van de Jordaan bij Sodom en Gomorra. Lot heeft van die stap geen plezier gehad. Integendeel! Gods oordeel heeft hem zwaar getroffen.

Dit is tevens een waarschuwing voor een ieder: Vraagt toch de Heere om de zonde en de wereld te haten, te mijden en te vlieden. Doe niet mee met de ijdelheden dezer wereld. Ze brengen u alleen maar verdriet en nameloze ellende.

Gods kind, Abraham, moest al weer verhuizen. Nu naar Hebron, bij de eikebossen van Mamre. Altijd maar weer moest hij ervaren: een gast en een vreemdeling te zijn op aarde. Hier geen blijvende stad te hebben. Te vertoeven in het land der vreemdelingschappen is voor de mens die uit de aarde aards is niet aantrekkelijk. Maar het is een zegen van de hemel als we onze pinnen niet te vast in de aarde steken. Daarom heeft Abraham dan ook altijd in tenten gewoond. Straks moet hij hij weer vertrekken. Nu naar het zuiden, naar Gerar, het land der Filistijnen. Als Sara sterft is hij weer terug bij Mamre. We zouden U willen vragen: Zijn we ook wel eens teruggebracht? O, als we nooit eens een terugblik gehad hebben ligt het niet zo goed. Abraham heeft meermalen ervaren: Achter God aan, dat was het beste, en bovendien nog de zekere wetenschap te hebben dat Christus zijn deel was in der eeuwigheid. Dan is het hier toch maar tijdelijk en betrekkelijk.

Bij het sterven van Sara heeft hij tot de zonen van Heth gezegd, “Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u.” Soms neemt de Heere het liefste op aarde van ons weg, om ons meer aan Hem te verbinden, om meer en meer vreemdeling te worden. Abraham had dat geleerd.

En nu zegt de tekst dat Abraham vele jaren als vreemdeling in het land der Filistijnen gewoond heeft. Let er op: Hij verkeerde daar als vreemdeling. Hij verkeerde op aarde, in feite als een vreemdeling, wiens domicilie boven was, waar zijn Koning woonde, die voor hem zorgde. Neen, hij verzaakte zijn plicht niet. Als we in waarheid een navolger Gods mogen worden, dan zullen we ook getrouw zijn in onze dagelijkse arbeid en in hetgeen de Heere hier op onze hand legt.

En nu, zal het wel zijn in het leven van Gods Sion, dan zullen we toch allen geleerd moeten hebben wat de Bijbelheiligen ervoeren. Mozes getuigde: Ik ben een vreemdeling. David getuigde: want wij zijn vreemdelingen. En de Heere had (om niet meer namen te noemen) tegen Izaak gezegd: Woon als vreemdeling in dat land.

Denk dan eens aan de kostelijke uitspraak in Hebreen 11: “en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.” Zo was het met Abraham. Maar let op: Hij woonde midden tussen de Filistijnen, maar hij heeft er zich niet mee verzwagerd. Hij bleef vreemdeling. Dan mag zo’n ziel een vijand van de wereld worden. En toch zullen Gods kinderen moeten erkennen en belijden dat er zo’n grote Filistijn in hun hart woont. En het is een wonder als ze niet meegesleept worden en zich thuis gaan voelen met de Filistijnen.

O zeker, de Heere kan Zijn Sion wel eens rijkelijk verkwikken. Maar zij zijn nog hier beneden. De strijd blijft. En zonder strijd geen zegen. Hier moeten en mogen ze Gods Raad uitdienen. Werd er maar meer van ingeleefd, wat zou het profijtelijk zijn.

Abraham mocht net zo lang overal blijven als de Heere goedvond. Blijdschap en verdriet hebben zich afgewisseld. Maar hij bleef vreemdeling. En dat wil zeggen: Iemand die hier niet thuis is, die op reis is, wiens domicilie elders is. Voor Abraham was het vooruitzicht dat zijn tehuis Boven was.

Kunnen wij dat ook zeggen? Of leven we rustig voort in deze wereld die in het boze ligt? Laten we elkaar mogen waarschuwen; Zoek hier nooit uw vaderland. Want als ge dat doet dan betoont ge nooit een vreemdeling geweest te zijn. En hier geen vreemdeling, dan, ontzettend, dan zijn we vreemdeling van God en Christus.

Nu heeft Abraham op de ene plaats langer vertoefd dan op de andere. En in Egypte maar ook in het Filistijnen land heeft hij de nodige moeite en strijd gehad. Maar als hij bij de Heere terecht mocht komen dan kwam alles weer goed. Hieruit blijkt dat Abraham de Heere aankleefde. Dan gaat het in de vreemdelingschap wel goed. En geloof me, hij had geen rust omdat hij bij de Filistijnen woonde, maar omdat de Heere met hem was. Dan kan alles. O, Gods kinderen mochten toch meer inleven door genade; Dit hier is het vaderland der ruste niet. We moesten ons hier niet zo nestelen als een vogel in zijn nest. Maar, en daar hebben we het licht van de Heilige Geest voor nodig, om meer uit te leren zien naar de dag der eeuwige verlossing.

Daarom kon de apostel schrijven over Abraham in Hebr. 11: “Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land en heeft in tabernakelen gewoond, met Izaak en Jacob, die medeerfgenamen waren derzelver belofte; want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.” Hier op aarde, in het land der Filistijnen diende hij Gods Raad uit. En in zijn leven is het wel uitgekomen: Hoe meer hij de zonden mocht mijden en vlieden hoe dichter hij bij de Heere mocht leven, hoe meer hij in mocht leven: Ik ben hier een vreemdeling! In hetzelfde kostelijke Hebreeën 11 staat geschreven: “Dat ze de belofte van verre gezien hebben en geloofd en beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Dan wordt een ziel begerig naar het betere, naar het hemelse vaderland. Niet om van de ellende af te wezen, o neen! Maar om de Koning in Zijn Schoonheid te mogen zien. O, dan is het hier maar ten dele, maar Boven zal de volle maat zijn. Daarom is het nodig hier Christus te leren kennen. Dat alleen geeft rust in een vijandig land. En dan zal dat volk toch ervaren: Die hier bedrukt, met tranen zaait, zal juichen als hij vruchten maait! Dan kunnen er na dagen van smart ook dagen van blijdschap komen. Maar dan moeten we Gods wegen leren goedkeuren. Die ook de tijd van hun vreemdelingschap in Zijn hand houdt. En dezulken heeft God een stad bereid. De stad die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.

O, bedenk, lieve lezer, daarin zal niets gruwelijks in komen! Daarom is het nodig HIER meer vreemdeling te worden, meer als gasten te vertoeven voor een ogenblik, meer bijwoners te mogen zijn.

Nu zal de Heere altijd voor Zijn Kerk zorgen. Maar dan zal het wel een wonder moeten worden en blijven als de Heere met ons te maken wil hebben. Verdient hebben we het niet. Toen Abraham 175 jaren oud was gaf hij de geest en stierf. Toen was de vreemdelingschap vergeten. Toen kwam de vreemdeling thuis. En door genade mag de levende kerk dan eeuwig ervaren dat twist en wrok voor eeuwig verdwenen is. Amen.

Chilliwack, wijlen ds. A.W. Verhoef
Eerder geplaatst in: The Bannerof Truth
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.
Psalm 116:15
Ds. D. Jackson (na het overlijden van zijn vrouw op 17 januari 1852) schreef:Het is mijn pijnlijke plicht de dood van Mary Jackson, mijn geliefde levensgezellin, te melden. Zij stierf op dinsdag 27 januari, om half elf 's avonds. Zij leed aan de ziekte van tuberculose, die weigerde zijn greep op te geven tot de vitale krachten van het leven onder zijn laatste greep wegzonken. Het ligt niet in de macht van mijn pen om de kwellingen van dat gedenkwaardige sterfbed weer te geven. Ik zal de lezer daarom een meer uitnodigende fase van deze zaak voorleggen.

De triomferende toestand van haar geest verzachtte elke kwelling, verstomde elke klacht en ontwapende de koning der verschrikkingen volledig. Een tijdlang had zij een zware strijd met de macht van gehechtheid die haar bond aan familie en vrienden, maar door de genade van God behaalde zij een heerlijke overwinning en verlangde heen te gaan en met Christus te zijn, wat verreweg het beste is.

Ik zal hier enkele van haar laatste woorden vermelden, die zij in de laatste week van haar leven uitsprak. Sprekend over de gelukkige staat waarin zij op het punt stond binnen te gaan, riep zij uit: "O heerlijke dag, o gezegende hoop, mijn hart springt van vreugde op bij de gedachte." Wanneer zij naar adem snakte, zei zij: "Gezegende Jezus, ontvang mijn geest." Toen ik tot haar sprak over haar dorst, zei zij: "Als ik dorst had, dacht ik aan die rivier waarvan de stromen de stad van God verblijden."

Ik ben achtergelaten als een eenzame pelgrim zonder iemand om mijn zuchten te tellen of de vallende tranen weg te vegen. Maar zwijg, mijn ziel, wat betekent dit treuren? Zoudt gij verder kunnen kijken dan deze stoffelijke wereld, en de heerlijkheden van uw heengegane kunnen zien, dan zoudt gij zeggen: "De Heere heeft gegeven, de Heere heeft weggenomen; de naam des Heeren zij geloofd."
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. T. van der Groe schreef:Evenzo is het nu met de gelovigen ook gelegen; deze kennen de Heere in al hun wegen, als ze Hem in al hun daden en handelingen alleen begeren aan te hangen, te beminnen en lief te hebben. Want dan merken ze God aan als hun beminnenswaardigste Voorwerp, dat ze alleen in alles wensen te genieten en te behagen; dan kennen ze Hem recht in Zijne dierbaarheid en algenoegzaamheid, als die voor hen een God is van zaligheid, ja, van volkomen zaligheid. Dan is niet slechts hun verstand met die kennis van God bestraald en verlicht, maar dan is ook hun hart gedurig door de gloed van de Goddelijke liefde ontvonkt en verwarmd en dat maakt dan, dat ze in alles de drie-enige God zoeken te beminnen en steeds met een verliefd hart voor Hem, in al hun wegen te wandelen.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. M. Luther schreef:
Vermoeid en beladen

Kom tot Mij allen die vermoeid en beladen zijn, en Ik zal u verkwikken.
MATTHEÜS 11:28 (weergave DB 1545)

"Het is als wilde Hij zeggen: Kom hier zonder geld en zonder betaling (zie Jesaja 55:1). Daarom hoef je er ook niet veel voor te vasten of te werken; niet veel werken en veel verdiensten met je mee te brengen. Kom slechts met een hartelijk geloof tot Mij; houd Mij nu voor zo’n goede en genadige Verlosser, zoals je hier zelf uit Mijn mond hoort, dan is je nood voorbij. Kom nu toch! Ik zal je verkwikken. Het zal spoedig beter met je worden. Je hoeft er niet om te huichelen; Ik zal je hart en geest oprecht en moedig maken tegen hel, zonde, dood en duivel, zodat je het ook zó in je hart zult voelen.

Je bent nu nog onderworpen aan een kwaad geweten, helemaal bevreesd en versmacht. Je bent ellendig, arm, vermoeid en bedroefd; er is ook niemand die je raad, troost of hulp kan geven. Gods toorn is zó geweldig over de zonde, voor Zijn gerechtigheid moeten zich hemel en aarde buigen, en niemand kan voor Hem gerechtvaardigd worden dan alleen door Mij.

Daarom, laat je door Mij de kortste weg wijzen: kom slechts tot Mij, erken je armzalige verknoeide leven en dat je al veroordeeld bent en een zondaar bent (zie Johannes 3:18). Zulke leerlingen wil Ik graag hebben, zulke mensen roep Ik tot Mij. Met de gezonden heb Ik niet van doen; met de rechtvaardigen en vromen heb ik geen omgang (zie o. a. Mattheüs 9:12). Mijn Rijk is een ziekenhuis, waar Ik Zelf de Arts ben.

Wie zijn ziekte erkent en zijn zondenood voelt is een goede patiënt voor Mijn ziekenhuis. Wie uit de grond van zijn hart hulp en troost bij Mij zoekt en gelooft dat Ik hem wil helpen, die zal Ik met blijdschap voor altijd gezond maken, zodat hij nooit meer zal sterven (zie Johannes 8:51)."
Bron: Predigten des Jahres 1527, WA 23, 690, 34 - 691,19], info@maartenluther-citaten.nl of via de homepage van http://www.maartenluther.com
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. H. Binning schreef:
„Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.”

Al gaf u alles, het zal niet helpen. Uw droefheid en verbeteringen zullen de som niet volmaken, ja zelfs niet een begin van de betaling kunnen zijn. „Al waste gij u met salpeter, en gebruikte veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend”, zegt de Heere. Daar blijft nog steeds verdoemenis voor u. Al kwam de gehele wereld ook samen over deze zaak, om een losprijs voor een mens uit te vinden. Al doorzocht men al de schatten van de vorsten, de mijnen en binnenste ingewanden van de aarde, en de koffers van de rijke lieden. Ja, laat de aarde, de zee, de hemelen, de zon en maan ten hoogste gewaardeerd worden. Voeg daarbij alle verdiensten van de engelen boven, en van de mensen beneden al hun goede daden en hun lijden; toch zou de som ervan niet de minste penning van al deze schuld betalen. De aarde zou zeggen: „Het is bij mij niet.” De hemel moest ook zo antwoorden. De engelen en mensen mochten zeggen: „Wij hebben ervan gehoord, maar het is verborgen voor alle levenden.” Waar is dan deze verlossing van de vloek? Waar zal er een rantsoen gevonden worden? Gewis, God heeft die uitgevonden! Die is bij Hem; Hij heeft Zijn Zoon tot een rantsoen voor velen gezonden, en Zijn bloed is kostelijker dan de zielen, meer dan goud en zilver!
Bron: RD
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. H. Binning schreef:„Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons, want er is geschreven: Vervloekt is eenieder die aan het hout hangt.”

Al wie onder u aan deze toorn ontkomen is, merk op wat uw voordeel en voorrecht is. Let op de waardigheid, waartoe u verhoogd bent, opdat u uw harten aan Hem mag verbinden, om de Zijne te zijn, geheel de Zijne; want u bent met een prijs gekocht, en u bent niet meer van uzelf.

Hij gaf Zichzelf voor u en werd een vloek om u van de vloek te verlossen. Hoe behoorde u te wandelen als bevoorrechte mensen, als verlosten! Ik bid u allen dat u uw aandacht zoekt op te scherpen, om te overwegen en te letten op dit vonnis, dat tegen ons is. Nu is er nog hoop daarvan verlost te worden, indien u het op uzelf wilt toepassen. Maar indien u steeds wilt voortgaan in de wegen van de zonde, zonder terug te keren, weet dat u niet anders doet dan die vloeken te vermenigvuldigen en vele touwen wevende van uw ongerechtigheden om u in enige ketenen te binden.

U doet niets anders dan een put graven voor uw zielen, daar u, die in uw zonden arbeidt, dit aangeboden rantsoen niet wilt omhelzen. De sleutel en het slot van deze put is eeuwige wanhoop. Merk op, hoe snel zullen uw vermaken en winsten ten einde zijn. Gedenk eraan, opdat u niet zo lang ellendig wordt als God gelukzalig is. Dat is voor eeuwig!
Bron: RD
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
-DIA-
Berichten: 32741
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door -DIA- »

Een klein deel uit een preek van wijlen ds. J. Catsburg kan wat te overdenken geven.

We zullen het maar samenvatten met:
DANIËLS BIDDAG IN BABEL
En dan letten op de verzoening onder het Oude-, en onder het Nieuwe Verbond.

Hier het citaat (waarschijnlijk uit een biddagpreek):
Wat doet Daniël? Met de dood voor ogen? Hij zoekt het bidvertrek op. En knielt voor zijn God,
Opmerkelijk is in de tekst, dat doet Daniël niet alleen met de dood voor ogen, maar dat doet Daniël ganselijk gelijk hij voor dezen had gedaan.
Daniël werd dus gedurig in dat bidvertrek gevonden. Dag aan dag knielde hij, geliefden. Daniël bad tot de Heere. Bidden was voor Daniël geen taak, opdracht, maar bidden was voor Daniël een zaak. Daar komt het nu op aan!
Wij schrijven een gebedsdag uit, wij schrijven een gebedsstonde uit, dat is alles goed, We hebben de taak en de opdracht om het aangezicht van de Heere te zoeken in het gebed.
Maar het gebed, wil het wel zijn, moet voor ons niet een taak en een opdracht blijven. Het moet voor ons een zaak zijn, Het moet voor ons een noodzaak zijn.

Waarom was Daniël elke dag biddende en blikte hij voor de open venseters naar Jeruzalem? O, Daniël had alle reden om te bidden, want het volk was weggevoerd in ballingschap. En Daniël heeft het uitgeroepen, met name in het negende hoofdstuk van het boek Daniël: De beschaamdheid des aangezichts is bij ons, wij hebben gezondigd, wij hebben Uw wet overtreden. Hoort u het? Daniël knielt. Maar bij Daniël in het gebed, op de gebedsdag, op de gebedsstond, bij Daniël ging niet de Heere Jezus voorop maar bij Daniël ging de schuld voorop.

Geliefden, Waar wordt dat nog gevonden? En dan moet uw hand, en mijn hand, in mijn eigen boezem. Wil het wel zijn, willen wij wandelen in het spoor van ‘s Heeren Woord. Ook op een gebedsdag, ook in een gebedsstond. Dan zal de schuld voorop moeten trekken. En als de schuld schuld wordt, en we met Daniël mogen weten, dat we door onze zonden in ballingschap zijn gebracht, als de schuld voorop gaat, dan zitten we in een bidstond niet als rechthebbenden. Dan staan we niet gelijk de farizeeër met de borst vooruit. Als de schuld schuld wordt en voorop gaat, wordt ingeleefd met de verloren zoon, want bij de verloren zoon ging ook de schuld voorop: Vader, ik ben niet meer waardig Uw kind genaamd te worden, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u. Hoort u?

Daniël nadert als een onwaardige, Daniël nadert als een schuldige. Hij nadert met de schuld voorop tot de levende God. Mogen we zo in deze ure van bidstond bijeen zijn.
Wat gaat daar een schuldenaar roepen. Waar een een schuldenaar gaar roepen om genade, en een schuldenaar gaat roepen om verzoening, Een schuldenaar gaar roepen om vergeving van zijn zonden, want alleen in de verzoening kan een schuldenaar naderen voor het aangezicht des Heeren.

Daniël keek door geopende vensters naar Jeruzalem. Dat was de plaats van de tempel. En hoe duidelijk blijkt het ook vanuit de tempel dat de schuld voorop moet zijn. Dat de verzoening bewerkstelligt moet worden. Want, geliefden, waar stond het altaar van het gebed? Waar staat het altaar van de dankzegging? Het altaar van het gebed staat in het heilige, dat wordt genoemd het reukofferaltaar, En in het heilige, bij het reukofferaltaar, bij het altaar des gebeds, mocht niemand komen. Want men moest eerst in het voorhof komen. En in het voorhof staat het brandofferaltaar. En in het voorhof daar lag het lam, en vloeide het bloed uit het lam. In de voorhof legde de Israëliet zijn hand op het hoofd van het lam, daar beleed de Israëliet: ik moet daar liggen op dat altaar, onder het mes, dat weldra het leven zou afsnijden van het lam. De vrome Israëliet kreeg bij het brandofferaltaar een afsnijding in te leven. Hij beleed daar bij het altaar zijn doodvonnis: Ik ben waar te sterven. Uw doen is recht, Uw vonnis gans rechtvaardig. Wanneer de vrome Israëliet dan zijn hand op het hoofd van het lam had neergelegd, daarmee zijn doodvonnis had ondertekend, o wonder! Dan naam de priester het mes, sneed in de hals van het lam, en het bloed des lams ging vloeien. Want het bloed des lams vloeit voor doodschuldigen in zichzelf. En wat gebeurde er dan? Dan nam de priester een schaal met reukwerk, en naderde met de schaal met reukwerk tot het reukofferaltaar. Hij ging het eerste voorhangsel, wat hing voor het heilige, binnen. Op grond van het brandofferaltaar, mocht hij naderen tot het altaar des gebeds, mocht hij naderen voor het aangezicht des Heeren.

O geliefden, zo alleen kunnen wij in waarheid bidstond houden. Want wie zou zonder het bloed des Lams voor God kunnen naderen! Die heilig is en rechtvaardig is, Die een eeuwige Gloed is, bij Wie niemand wonen kan. Daar kreeg Jesaja en Daniël, ja al Gods volk een indruk van. Waar de engelen hun aangezicht bedekken en voor de troon het driemaal heilig komen uit te roepen: Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! O, wanneer we toch een weinigje Godskennis mochten hebben, en een weinigje de deugden van God in het hart worden afgedrukt, hoe noodzakelijk wordt dan de gang naar het bramdofferaltaar. Om door dierbaar bloed des Lams verzoening te verkrijgen. Want alleen op de grondslag van de offerande is er een toegang tot de Liefde! Zo zag Daniël uit door de vensters naar Jeruzalem.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie