Zo preekten de Confessionelen nog, 100 jaar geleden.
Ds. H.G. Ubbink, predikant der Ned. Herv. Gem. te Ommen, in een leerrede uitgebracht in april 1903 schreef:Denzulken, die met Simon Petrus moeten belijden, dat zij zondige menschen zijn, die ook geleerd hebben, dat Jezus is de Christus, -- hun geldt het Woord, dat is de Waarheid, de troost, welke in deze uitspraak des Heeren vervat is, in den naam Petrus opgesloten is, en bedoelt het geloof te sterken. Hun, wien van den Vader in de hemelen uit louter erbarming deze zaligmakende kennis wordt medegedeeld in hun omkomen, verderf en nood, hun ten goede is het gezegd: "Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus".
Anders baat het niet, dit tot iemand te zeggen. Het kan en mag ook niet geschieden, omdat zij het niet zijn. Zij hebben, zij kennen de sterkte niet. Zij hebben het ook niet noodig, helaas, omdat zij sterk zijn in zich zelf, omdat zij op hunne eigene krachten willen steunen.
"En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus." Hier wordt iets medegedeeld, dat onoverwinnelijk, onvergankelijk maakt, in deze toezegging des Heeren. Het is een Woord van Christus, den Zoon des levenden Gods, eene waarheid , eene daad als zoodanig. Maar zij is verbonden met de belijdenis, de zaligmakende kennis, met het licht gegeven in het harte. Houdt hieraan vast, wat gij beleden hebt, wat gij erkent hebt, en gij zijt onoverwinnelijk. "Ik heb u geschreven, jongelingen! Want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in u, en gij hebt den booze overwonnen." (1 Joh. 2:14) "Onaandoenlijk, onvergankelijk, levend in Mij -- zijt gij, omdat gij Mij kent als den Zondeuitdelger", wil Jezus zeggen. "Omdat gij door het geloof met den Rotssteen zijt vereenigd, op Mij, op de Rots zijt gebouwd, zoo zijt ook gij, in u zelf zwak, dood, niets, in Mij, door het geloof, een levende steen in Gods huis, een wapen in Mijne hand, een vuur in den Heiligen Geest. Met dezen raakt derhalve de wereld bedrogen. Voor den satan, de booze tanden van het roofdier, - zijn zij veilig. En ook het ijdele, zwakke, arglistige hart vermag hier niet. Moedig zijn zij in Hem. En de zwakke wordt een held.
Doch -- vergeet het niet: de Heere heeft Simon niet een rots, maar een steen genoemd: De Rots is en blijft Hij, de Heiland alleen, en geeft Zijne eer aan geene vreemden; Hij is de Zaligmaker; wendt Hij Zijn aangezicht van ons af, zoo zijn wij verloren. Maar Hij blijft getrouw, ook bij veel ontrouw onzerzijds, en neemt den boetvaardige aan.