Dat neemt niet weg dat je met deze visie wel heel goed moet uitkijken dat je de kleine plantjes hiermee niet vertrapt. Een van de GG-predikanten zei eens dat het eerste verlangen (door God geschonken) dat naar de Heere en Zijn dienst uitgaat al reeds een vrucht is van de wedergeboorte.Valcke schreef:Wat ik bedoel te zeggen is dat de droefheid in de voorbereidingen (of wat ook genoemd wordt de toeleidende weg) niet een vrucht is van het geloof en waarachtige bekering, maar daaraan voorafgaat. De voorafgaande droefheid gaat gepaard met vrees en benauwdheid. De ware droefheid in het stuk van de bekering gaat echter gepaard met het vertrouwen des geloofs. Daarom verwijst de Heidelbergse Catechismus naar de tekst 2 Korinthe 7:10 'droefheid naar God' niet in het stuk van ellende, maar in het stuk van de dankbaarheid, zondag 33. Idem zien wij dit berouw als vrucht van het geloof in de tekst Jer. 31:19: 'Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt.'Zeeuw schreef:Ik kan je vaak volgen, maar hier niet zo Valcke. Dit meisje als voorbeeld nemende, voelt toch deze droefheid, maar weet zichzelf nog niet met deze Zaligmaker verzoend? Dat is toch de ervaring van Gods volk? Het verlangen naar Hem, maar nog niet de verzekering?
Verder vraag ik mij af wat je bedoelt met 'verlangen naar Hem, maar nog niet de verzekering'. In ieder geloof is enige toe-eigening en enige zekerheid. Wanneer we niets weten van enige toe-eigening en enig vertrouwen des geloofs dat op de Zaligmaker ziet en met Hem verenigt, dan moeten we ook niet over 'verlangen' spreken. We moeten ons dan leren kennen als onwilligen, als mensen die nog verzonken liggen in ongeloof, niet als gewillige en verlangende mensen.
Dan is er nog niet direct een verzekering, omdat de weliswaar bedekte schuld er nog tussen ligt, waarvan in het hart nog geen verzekering van is dat deze ook daadwerkelijk vergeven is.