Zeker mooi! Ik klikte er zo maar eentje aan, van 4 oktober:
Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem, indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde. Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt? Mijn Liefste is blank en rood; Hij draagt de banier boven tienduizend.
U weet dat het Hooglied een allegorische uitbeelding is van de liefde tussen Christus en Zijn kerk. en nu zijn er in de kerk van Christus onderscheiden legeringen. Daar zijn de dochters van Jeruzalem en daar is hier de bruid van Christus, die in de gemeenschap met Hem meerdere malen heeft mogen verkeren.
Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt?
Kom, bruid van Christus, zeg het eens, wat ge in Hem gevonden hebt. Zeg het eens, wat is uw Liefste meer dan al die andere liefsten, dat gij ons zo bezworen hebt?
En wat zegt de bruid dan? Zegt ze dan ‘Nu, ik ben op het ogenblik zo ellendig; ik weet het niet hoor. Ge moet mij maar niets vragen’? o nee, die bruid is zo blij, dat ze die honger, die begeerte voelt naar haar Liefste, dat ze haar eigen ellende helemaal vergeet. Ze zegt: Is het u ook om Jezus te doen? dat zal ik u zeggen, wie Hij is, hoor! ‘Hij, mijn Liefste, is blank en rood, en Hij draagt de banier boven tienduizend’. Dat vuur van binnen begint te branden en ze begint Hem uit te tekenen van top tot teen, en ze gloeit inwendig vanwege de heerlijkheid van Christus. Dat is nu mijn Liefste, dat is nu mijn Vriend, dochters van Jeruzalem! Ach, dan kunnen ze wel eens met schuchterheid en met een innerlijke veroordeling over hun afmakingen beginnen, maar als er zo’n wenende ziel komt en die zegt: ‘Toe, zeg me eens wat van de beminnelijkheid van de Heere Jezus’, dan vergeten ze hun ellende en dan gaan ze de Christus in Zijn dierbaarheid en in Zijn beminnelijkheid en in Zijn algenoegzaamheid, Zijn gewilligheid, Zijn borgtochtelijke blank- en roodheid uitschilderen. Want eerder zouden de stenen spreken dat dat dezen zwegen. Daar gaat de bruid uit het gemis de heerlijkheid tekenen. Hier hebt ge die bruid met oefeningen in het leven en ze is helemaal niet hard voor die kleine tobbers daar, de dochters van Jeruzalem, die eigenlijk niets hebben, pas beginnende in de genade.
En dan krijgt ge die heerlijke schildering: ‘Mijn Liefste is blank en rood’.
Blank en rood….Zijn verhoging en Zijn vernedering. Hij is zo machtig in vermogen als Boaz, en op een andere plaats staat er: ‘Ik ben een worm en geen man’. Hij is zo rijk als de onderkoning van Egypte, schuren vol; en Hij is zo arm, dat Hij niets had waarop Hij Zijn hoofd kon nederleggen. Hij is zo sterk als Simson, en Hij werd als een machteloze gebonden in Gethsémané. Hij is zo heerlijk als Salomo, en in Jesaja 53 had Hij geen gedaante, noch heerlijkheid, en er was geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. ‘Een man van smarten en verzocht in krankheden, en een ieder was als verbergende het aangezicht voor Hem’. Hij is de Leeuw uit de stam van Juda, en Hij is als een lam, dat stemmeloos is voor het aangezicht zijner scheerders; en Hij deed Zijn mond niet open. En de Heere heeft al onze ongerechtigheden op Hem doen aanlopen. Blank en rood; Zijn heerlijkheid en onze schande.
Blank en rood; sterk en zwak, heerlijk en van alle luister beroofd. Rijk, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst, en hier werd Hij bespot en gesmaad en geslagen aan het hout der vervloeking.
Dochters van Jeruzalem, ge vraagt wie Hij is? Nu, als ge Hem ontmoet, zult ge u niet vergissen hoor! Er is er maar Eén zo. En dan zeggen ze: Kijk, dat is nu het enige waar het ons om te doen is. We hebben zoveel liefsten gehad en daar kunnen we God niet mee ontmoeten. Onze schuld staat open en ons hart is niet met God bevredigd, en o, we hunkeren naar Zijn gemeenschap. Ge hebt gelijk, er is er maar Eén! Kom, zeg het eens, want ons hart gaat naar Hem uit.
‘Hij is blank en rood, en Hij draagt de banier boven tienduizend’. Eén ogenblik Zijn heerlijkheid aanschouwd, één oog geslagen, door de bediening van Zijn Geest, op die Banierdrager, en onze ogen beginnen te glanzen en ons hart begint weer vervrolijkt te worden. We krijgen nieuwe kracht en nieuwe moed. Volk van God, oefen uw zinnen toch eens meer in het zien op Jezus. Als ge één ogenblik in uw leven iets van die liefde Gods mocht ondervinden, dan zijt ge bedorven voor de wereld, dan is het afgelopen. Er kunnen veel overtuigingen zijn, maar als de Heere ons hart gaat overbuigen en inwinnen door die gezegende bediening van die gewillige Zaligmaker, dan heeft de wereld haar glans verloren.
Dat gun ik u.
Maar ge moet er zelf om vragen, om beginnen te vragen, om blijven vragen. Ga toch tot Jezus!