Behoed uw hart met alle ijver, want daaruit zijn de uitgangen des levens - Spreuken 4:23 (KJV)
“(...) Gevolgtrekking 2 - Hieruit leid ik ook af, tot verootmoediging van oprechte harten, dat het onwaarschijnlijk is dat Gods volk Hem ooit veel dienst zal bewijzen of ooit veel troost in deze wereld zal bezitten, tenzij ze meer tijd en moeite aan hun besteden dan ze doorgaans en gewoonlijk doen.
Van de christen die nalatig en zorgeloos is in het behoeden van zijn, kan ik zeggen wat Jakob van Ruben zei: ‘Gij zult de voortreffelijkste niet zijn.’ (Gen.49:4). Het stemt mij droevig als ik zie hoeveel christenen er zij dien terneergeslagen en klagend rondlopen; die op een armzalig, laag peil leven, zowel wat betreft hun dienst als hun troost. En hoe kunnen ze ook anders verwachten, zolang ze op zoń zorgeloos peil leven? O, hoe weinig tijd brengen ze in hun binnenskamers door, in het onderzoeken, verootmoedigen en verlevendigen van hun hart! U zegt dat uw hart dood is. Is het u een wonder dat uw hart dood is, zolang u het niet bij de Fontein des levens houdt? Als u uw lichaam net zo gevoed had als uw ziel, zou het ook dood geweest zijn. Verwacht nooit een beter hart voordat u er meer moeite voor doet. ‘Hij die de molensteen ontloopt, ontloopt ook het meel.’ Hij die het zweet van de godsdienst niet wil hebben, moet ook de zoetheid ervan niet verwachten.
O christenen, ik vrees dat uw ijver en energie door het verkeerde kanaal hebben gevloeid! Ik vrees dat de meesten van ons de klacht van de kerk kunnen overnemen: ‘Zij hebben mij gezet tot een hoedster der wijngaarden. Mijn wijngaard dien ik heb, heb ik niet gehoed’ (Hoogl. 1:6). Twee zaken hebben de tijd en energie van de belijders van deze generatie verteerd en hen droevig afgeleid van het hartewerk:
(1) Vruchteloze discussies - Ik twijfel er niet aan dat deze door de satan op gang zijn gebracht, juist met het doel dat ze on zouden aftrekken van de praktische godzaligheid en zouden maken dat we ons hoofd breken, terwijl we ons hart zouden moeten onderzoeken. O, hoe weinig hebben we gedacht om die uitspraak van de apostel: ‘Het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen’, dat wil zeggen, door twistgesprekken en discussies over spijzen, ‘door welke geen nuttigheid bekomen hebben die daarin gewandeld hebben’ (Hebr. 13,9).
O, hoeveel beter is het als we mensen precies zien leven dan dat we ze spitsvondig horen twisten! Deze onvruchtbare vraagstukken, hoe hebben de kerken verdeeld, tijd en energie verspild en de christenen weggeroepen van hun hoofdbezigheid, van het omkijken naar hun eigen wijngaard!
Wat dunkt u, mensen? Was het niet beter geweest als de kwesties die recentelijk onder Gods volk zijn besproken, vragen waren geweest als deze:
- Hoe kan iemand de bijzondere werkingen van de Geest onderscheiden van Zijn algemene werkingen?
- Hoe kan een ziel haar eerste afwijkingen van God opmerken?
- Hoe kan een verachterde christen zijn eerste liefde terugkrijgen?
- Hoe kan het hart bewaard worden voor ongepaste gedachten tijdens de plicht?
- Hoe kan een boezemzonde ontdekt en gedood worden?
Zou dit niet méér hebben bijgedragen aan de geloofwaardigheid van de godsdienst en de troost van uw ziel? O, het is tijd om berouw te hebben en ons te schamen over deze dwaasheid!
Als ik lees wat Suarez (een papist die veel boeken met disputen schreef) gezegd heeft, dat hij de tijd die hij apart had gezet voor het onderzoeken en nagaan van zijn hart met betrekking tot God, hoger waardeerde dan alle tijd die hij ooit aan andere studies besteed had, dan schaam ik mij als ik zie dat de belijders van deze eeuw zich nog steeds niet van hun dwaasheid bewust zijn. Zal het geweten van een Suarez een boetvaardige wroeging voelen, wegens de energie en tijd die zo slecht gebruikt zijn, en zal uw geweten dat niet voelen? Dit is het waarvoor uw predikanten u al zo lang gewaarschuwd hebben. Uw geestelijke voedsterheren waren bang voor rachitis, toen ze zagen dat alleen uw hoofd groeide en uw hart verschrompelde. O, wanneer zal God onze zwaarden tot spaden slaan (Ik bedoel, onze twistgesprekken en discussie tot praktische godzaligheid?”. (...)”
Bron: John Flavel, in: Een ware heilige, blz. 142-144