Het onedele der wereld, en het verachte.

Plaats reactie
-DIA-
Berichten: 32703
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door -DIA- »

We weten dat er geschreven staat: Gedenkt Zijn wonderen van oudsher. Zo zijn er meer teksten die ons oproepen om Gods daden niet te vergeten. Ik dacht aan een ware gebeurtenis die verschillende mensen hier misschien nog meegemaakt hebben, Ik citeer hier hoe het vermeld stond in: "Oude Paden" van September 2012.

Albert van Dam
Van zijn jeugd aan geleid en onderricht

Albert van Dam, geboren 19 juni 1949, met zogenaamde klompvoeten, welke behandeld zijn geworden. Zo had zijn vader het opgeschreven in een oud schrift. Er was met Albert echter nog meer aan de hand dan klompvoeten. Hij had ook het syndroom van Down. Albert was een mongooltje, zoals de mensen toen zeiden. Er was met Albert van Dam nóg meer aan de hand. Hij was een gekende des Heeren, van zijn jeugd aan door Hem geleid en onderricht. In eenvoud leefde hij zijn leven, stil, ernstig, eerbiedig. Kerkgang was zijn leven. Als hij niet te kerke kon gaan, las Albert in de Bijbel, in prekenboeken en stichtelijke lectuur. Het was zijn eten en zijn drinken. Meer had hij niet nodig.

Vader Van Dam noteerde van dag tot dag in het schrift hoe het met de kleine Albert ging. Het werd medisch gezien een zware weg. Het schrift staat vol met zorgvolle woorden: gipsverband, pleisterverband, huid stuk, alle twee de beentjes weer in het gips, hielen zijn te kort, koorts en verhoging, aangemeten schoenen, terug voor controle, geopereerd.

In Opheusden werd Albert geboren, het kerkdorp aan de Rijn. Aan de Dalwagenseweg stond zijn ouderlijk huis. Toen Albert geboren was, ging iemand uit de familie het vertellen aan ouderling Johannes Verwoerd: ”Verwoerd, bij uw dochter Anna is een kind geboren. Maar het is niet goed, het is een ongelukkig kind”. Waarop Verwoerd, na enig zwijgen, zei: ”Dan is het een gelukkig ongelukkig kind”. Opa Verwoerd mocht al geloven dat er iets goed van de Heere in het kind lag.

Voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten in eigen kring waren er niet, en dus ging hij op achtjarige leeftijd iedere dag naar de blo (buitengewoon lager onderwijs) in Tiel. De Tielse BLO was geen christelijke school. De ganse dag stond de radio aan. Tussen de middag vroeg Albert netjes om stilte, of hij even bidden mocht. Dat mocht, ze wilden best even stil zijn. Maar de radio bleef aan, en dus kon Albert niet bidden. En omdat hij niet bidden kon, kon hij ook niet eten. Zo ging hij aan het einde van de middag met zijn boterhammen nog ingepakt, terug naar huis, niet gebeden, en dus niet gegeten.

In Tiel leerde Albert lezen en schrijven. Thuis schreef hij vervolgens de hele kinderbijbel over, schriften vol. Op de BLO in Tiel werd natuurlijk ook muziek gemaakt, zo van: ”Advocaatje ging op reis”, en ”Kom van dat dak af”. Dat moest Albert toch eens proberen thuis, of je dat ook op een orgel kon spelen. ”Kom van dat dak af”, klonk het dan aan de Dalwagenseweg. Waarop vader Van Dam hem vroeg: ”Albert, wat doe je nou?” ”O pardon, een vergissing, pa”, zei Albert dan, waarop hij verder Psalm 25 speelde.

Opheusden telde ook toen al drie kerken, de Hervormde kerk, het houten kerkje onderaan de dijk, van de Gereformeerde Gemeente, en de kerk van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, aan de burgemeester Lodderstraat. Albert was het liefst in de kerk, het maakte niet uit welke van de drie. Ooit werd er op zondagmorgen, nogal vroeg, aan de deur gebeld. ”Van Dam, ben je soms een kind kwijt?” Een kind kwijt, een kind kwijt, dat kon toch niet, zeker niet op zondagmorgen! Maar de koster van de gereformeerde gemeente in Nederland had Albert gezien, hoe de jongen, nog in pyjama, zijn kerk was binnengeglipt.

Daar hadden ze hem gevonden, op de voorste bank, de Bijbel op schoot, wachtend op de preek. Zo is het altijd gebleven. De kerk was de plaats waar hij het liefste was. Overal zocht hij doordeweeks naar een kerkdienst, of anders maar een huwelijksdienst, als het niet in Opheusden kon, dan ging hij wel naar Rhenen of naar Wageningen. Als er goed van God werd gesproken, dan moest Albert er bij zijn, daar moest hij het zijne van weten.

Het leven van Albert was doortrokken van eerbied voor het hogere. Hij sprak netjes, nooit grof of plat, en als er iemand vloekte, zei hij er direct wat van. De naam des Heeren was hem te lief dan dat hij kon verdragen dat die werd gelasterd.

Aan ieder die op bezoek kwam, vroeg hij of ze al een nieuw hart hadden. Dat overkwam ook een bezoekster die nog nooit van de Bijbel gehoord had. ”Mevrouw, heeft u al een nieuw hart?” vroeg Albert. ”Nee joh, gelukkig niet”, zei de vrouw, geschrokken. ”Mijn hart doet het gelukkig nog heel goed hoor”. Hoofdschuddend verliet Albert de kamer. Die vrouw had er ook nog helemaal niks van begrepen! Aan ieder die zat te lezen, vroeg Albert: ”Wat lees je, is dat wel een goed boek?” Als het geen goed boek was, sprak hij: ”Je kunt beter aan de Heere vragen of je een nieuw hart krijgt”. En als iemand de Libelle las, zei hij: ”Maak daar de kachel maar mee aan”. Boodschappen doen op het dorp, deed Albert graag. Zo stond hij ook eens met zijn mand en met een briefje in de winkel van de slager. Het was vol, iedereen stond te wachten. Albert dacht de tijd te vullen met iets goeds, en sprak luid en duidelijk: ”Mensen, jullie moeten bekeerd worden hoor, anders gaat het niet goed”. Niemand die nog wat zei. Onder grote stilte werden de vleeswaren ingepakt, er werd afgerekend, men groette nog vriendelijk, maar het bleef heel stil. De boodschap was goed overgekomen: ”Bekeert u, bekeert u, want waarom zoudt gij sterven”.

Woensdag 29 april 1970 was voor Albert van Dam een hoogtijdag. Ds. J. Karens had, na driemaal voor de Gereformeerde Gemeente van Opheusden te hebben bedankt, het beroep aangenomen. Hij deed die dag intrede in de Hervormde kerk. Met het woord van Exodus 3:14b verbond ds. Karens zich aan Opheusden: ”IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden”. Bij zijn predikant ging Albert op belijdeniscatechisatie. In 1972 deed hij openbare geloofsbelijdenis. De tekst voor die dienst was: ”Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid” (Rom. 10:10). Vanaf dat moment is er een band gevallen tussen ds. Karens en Albert van Dam. Het gebeurde wel dat de dominee tijdens een preek vroeg: ”Wie heeft er lust om de Heere te vrezen”, dan wees Albert met zijn vinger naar zichzelf, en zei zachtjes: ”Ik”.

Broer Marien van Dam, nu ouderling te Opheusden: ”Albert kon niet huichelen, hij was goudeerlijk. Zijn bekeringsweg kon hij niet vertellen, maar hij had de Heere lief, en Gods volk lief. Als er bezoek was, dan haalde hij Gods kinderen er zo tussenuit, alsof hij er voelhorens voor had”. Albert van Dam was gezegend met een fotografisch geheugen. Als zijn vader aan tafel Mattheus 26 las, zei Albert: ”O, daar heeft ds. C. Wisse nog eens over gepreekt”. Hij kende alle berijmde psalmen uit zijn hoofd. Aan tafel zou vader Van Dam Albert eens voor de mal houden. Hij begon te lezen: ”Voor den opperzangmeester, een psalm van David….”, en las vervolgens met een onbewogen gezicht verder uit het 2 Samuël 22 ”Dat was Psalm 18”, reageerde Albert na het laatste vers. ”Fout”, zei vader. ”Maar het was echt Psalm 18”, hield Albert vol. Hij had, hoe dan ook, wel een beetje gelijk, want in de kanttekeningen van het bewuste hoofdstuk van Samuël wordt verwezen naar Psalm 18. Als een predikant op de preekstoel zei: ”Ik zal met mijn ganse hart…”, zei Albert zachtjes: Psalm 138 vers 1. En als hij hoorde: ”door ’t licht dat van Zijn aanzicht straalt…”, zei Albert de rest van de zin: ”… ten hoogste toppunt stijgen”.
”Hij maakt overal direct de toepassing op”, zegt broer M. van Dam. ”Maar geloofsbegrippen en de catechismusvragen, daar wist hij geen raad mee. Termen als rechtvaardigmaking en heiligmaking kon hij niet begrijpen, maar wat een nieuw hart was, wist hij goed, want dat had de Heere hem Zelf gegeven”.

Het was op een bejaardenmiddag in de Gereformeerde Gemeente te Opheusden. Albert was nog lang niet bejaard, maar hij ging er wel altijd heen, want het was in de kerk. Op die middag zou ds. C. Smits in een bijzondere dienst voorgaan in de Gereformeerde Gemeente in Nederland. Ds. Karens was ook op de bejaardenmiddag. Tegen hem zei Albert dat hij eigenlijk liever naar ds. Smits ging luisteren, waarop zijn moeder zei dat dat nu niet kon. Verongelijkt zei Albert tegen ds. Karens: ”Kan ik eens een goede dominee horen, en dan mag het niet”. Waarop zijn predikant zei: ”Breng die jongen gauw naar dominee Smits”. Naar Ede ging hij ook graag, luisteren naar ds. Joh. van der Poel. Na afloop van de dienst mocht hij altijd even naar de consistorie, om de dominee een hand te geven. Daarbij zei hij eens: ”Dominee, u kunt goed preken, maar dominee Karens kan het beter”.

Al vele jaren had Albert werkzaamheden met het Heilig Avondmaal. Maar dat zou voor hem niet zijn, het kon niet, en hij durfde niet. En toch liet het hem niet los. In 1993, hij was toen 44 jaar, zou op een zondag het avondmaal bediend worden. Zaterdagsavonds zei Albert tegen z’n moeder: ”Moeder, haal mijn zwarte pak uit de kast, want ik wil morgen aan de bediening”. Waarop moeder Van Dam reageerde: ”Ja maar, jongen, dat kan toch zomaar niet”. Broer Marien, die erbij moest komen, vroeg: ”Maar Albert, heb je dan een nieuw hart?” Albert knikte hevig. Broer Marien: ”Hoe weet je dat dan?” Albert: ”Dat heeft de Heere in mijn hart gezegd”. Broer Marien weer: ”Ken je dan de Heere Jezus?” Albert, heel zeker: ”Ja, Die ken ik”.

De familie Van Dam wist er geen raad mee. Ds. Karens moest maar even komen. Ds. Karens kwam, praatte wat met Albert, deed een gebed en sprak uiteindelijk met hem af: ”Albert, als ik nu morgen nodig, en de Heere spreekt in je hart, dan moet je komen. Als de Heere nu niet in je hart spreekt, moet je blijven zitten”. Toen ds. Karens weg was gegaan, zei hij stilletjes tegen zijn broer Marien: ”Hang het zwarte pak maar weg, want morgen kan het nog niet”. En Albert kwam niet.

In de maanden erna doorzocht Albert het hele avondmaalsformulier. Hij las het van voren naar achteren en weer opnieuw. Hij raakte al dieper bedroefd vanwege zijn zonden. Was er nog een weg, en een middel om de welverdiende straf te ontgaan?
In februari 1994 was het opnieuw bediening van het Heilig Avondmaal. Tijdens de nodiging stond Albert van Dam op, en schreed in zijn zwarte pak, vol eerbied naar voren, nam plaats aan de tafel naast ds. Karens, en mocht deelnemen aan de heilige dis. Tegen de ouderling die aan de andere kant naast hem zat, zei hij: ”En dan voor zo één”. Bij het besluiten van de tafel liet de predikant zingen: ”Hij heeft na lang geduld, met goederen vervuld, der hongerigen monden”. Broer M. van Dam: ”De hele gemeente was erdoor ontroerd. Het legde beslag op de hele dienst”.

In de dagen erna kwam ds. P. de Vries, toen hervormd predikant in Opheusden, bij de familie Van Dam op bezoek. Hij zei tegen Albert: ”Albert wat heb ik nu gehoord, ben je aan het avondmaal geweest?” Waarop Albert knikte. ”En heb je er iets mogen beleven?” Albert zei: ”Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen, zal ’t schoonste lied van enen Koning zingen, Psalm 45 vers 1”. Sindsdien ging Albert aan, iedere keer als het avondmaal was. Hij zag er altijd naar uit, en kende lang van tevoren de datum al uit zijn hoofd. Het waren voor hem hoogtijdagen.

In het jaar 2005 werd Albert van Dam ziek. Hij had maag- en leverkanker. Op 1 juni zou hij worden geopereerd. Op de morgen voor de operatie vroeg hij aan zijn broer: ”Marien, wil je Psalm 26 voor mij lezen?” Marien zei daarna tegen hem: ”Albert, misschien gaat het wel sterven worden”. Albert: ”Nee, nu nog niet. Ik moet eerst nog jarig worden, en ik mag nog eenmaal aan het avondmaal, dat is al gauw, op 4 juli”. Na de operatie belde iemand hem op en zei: ”Albert, zondag is het avondmaal, maar je bent zeker te zwak om naar de kerk te gaan”. Albert: ”Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven”.

Zijn ziekte bracht Albert van Dam in het ziekenhuis. Eén van de zusters was Janneke de Boef, iemand uit de reformatorische kring. Aan haar vroeg Albert: ”Zuster, wilt u niet ’s voor mij zingen?” Dat wilde ze wel, wat het dan moest zijn, vroeg ze. Albert zei: ”Want God de Heer’, zo goed, zo mild, is ’t allen tijd een zon en schild, Hij zal genade en ere geven”. Andere verpleegsters zeiden tegen Janneke de Boef: ”Joh, dat doe je toch niet voor een patiënt”. Jawel hoor, zei ze, ”voor Albert doe ik dat wel”. Aan elke zuster, broeder of dokter, vroeg Ab of hij of zij al een nieuw hart had. Hij voegde er dan aan toe: ‘Ik vraag de Heere of u het krijgt, wilt u mij beloven dat u er zelf ook om gaat vragen?’

Kort nadat ds. J. Karens in 2003 van de gemeente afscheid had genomen, nam kandidaat G. Pater het beroep naar Opheusden aan. Ook met deze predikant kreeg Albert een goede band. Op een avond in het ziekenhuis zei Albert tegen zijn zuster Anneke: ”Geef me een telefoon, want ik moet de dominee bellen”. In het telefoongesprek vertelde Albert dat hij de woorden had gekregen uit Johannes 15:16: ”Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen”. De volgende morgen was ds. Pater al vroeg in het ziekenhuis. ”Albert, hoe weet je nu dat die woorden voor jou zijn?” vroeg hij. Albert: ”Dat heeft de Heere in mijn hart gezegd”. Ds. Pater: ”Weet je wel wat die woorden dan voor je betekenen?” Albert: ”Jawel, dominee, dat weet ik wel. Hij heeft mij liefgehad met een eeuwige liefde”. De dokter vond dat de patiënt zich toch eens wat meer moest ontspannen. ”Het is vanavond voetbal op televisie, daar moet je maar eens naar kijken”, raadde hij aan. Nee dokter, zei Albert, ”daar kijk ik niet naar, want dat is allemaal ijdelheid”.

In het ziekenhuis had hij wel last van dat scherm boven zijn bed, de televisie. ”Albert, wat is dat nu toch”, vroeg een bezoeker, wijzend op het televisiescherm. Haastig zei Albert dan, met wat schaamte: ”Dat is geen televisie, dat is een monitor”. Op de ziekenzaal zag Albert dat de medepatiënten zomaar aan hun eten begonnen. ”Moet u niet bidden”, zei hij dan. Maar ja, dat hadden die mensen nog nooit gedaan, bidden, zeker niet zomaar voor een paar boterhammen. Vanaf dat moment ging Albert op de zaal voor in gebed, hardop, waarbij hij iedereen opdroeg. Niemand die er iets van durfde te zeggen, want alle patiënten voelden wel aan dat het echt was wat Albert deed.
Op een keer kreeg hij in het ziekenhuis longontsteking en was ernstig ziek. Toen ds. Pater hem opzocht en vroeg hoe het met hem was zei hij heel eerbiedig: “Ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden”. Ds. Karens die toen in Kruiningen woonde, heeft hem nog enkele malen in het ziekenhuis opgezocht.

De laatste weken bracht hij thuis door. Ds. C. Sonnevelt kwam op bezoek en zei tegen hem: ”Joh, wat ben ik jaloers op je, want je bent zo dichtbij huis”.
Toen ds. Pater op zijn sterfdag zei: ”Ab, nu ga je sterven, he”. Albert: ”Nee, ik ga niet sterven, maar ik ga leven, en des Heeren daân, waardoor wij zoveel heil verwerven, elk tot Zijn eer doen gadeslaan”. Op 19 september 2005 stierf Albert van Dam. In alle rust ging hij heen, 56 jaar oud. De begrafenis werd geleid door ds. G. Pater. Zeshonderd mensen uit het hele land kwamen Albert de laatste eer bewijzen.
Ds. Pater preekte uit 2 Timotheüs 4: 7 en 8: ”Ik heb den goede strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal”. Op het graf spraken ds. G. Pater en ds. J. Karens en werd tot slot gezongen Ps. 116:4 en 11

Twee maanden later schreef ds. C. de Jongste in het Kerkelijke Nieuws (van de Gereformeerde Gemeenten in de classis Tholen) een artikeltje ter herinnering aan Albert van Dam. Daarin stond onder meer: ”In de consistorie, op de morgen van onze laatste avondmaalszondag, zei ik net voordat we als kerkenraad naar binnen zouden gaan, tegen de broeders dat Ab van Dam begraven was, die afgelopen week, maar hij nu naar de ziel in de bruiloftszaal van het Lam verkeerde om eeuwig avondmaal te vieren. Niet meer tot sterking van het geloof, maar om zijn Koning eeuwig lof toe te zingen, omdat Hij het heeft gedaan. Eén van de diakenen voegde eraan toen: Van zijn gebrek heeft hij nu geen last meer”. (..) ”Gemeente, ik schrijf dit eens, opdat we niet zouden leven bij verhalen uit ‘de oude doos’. De God van onze vaderen is ook de God van het heden, tot aan de jongste dag”
=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=

Herinnering aan Albert van Dam
We hebben Albert van Dam gekend. Hij is een keer bij ons thuis geweest en vertelde hoe hij deelgenomen had aan het Heilig Avondmaal bediend door ds. J. Karens. Hij was er nog vol van dat de Heere naar zo’n zondaar had omgezien, en vertelde dat de Heere hem versterkt had. Verschillende keren is hij onder ons gehoor geweest tijdens een huwelijksbevestiging. Ab had een goed geheugen en kon feilloos de tekst met het thema en hoofdgedachten opnoemen waar we destijds over gesproken hadden. Vaak wachtte hij dan na de dienst ons op om mee te delen dat hij had kunnen luisteren, en vertelde onder tranen hoe goed de Heere voor hem was. Ab sprak dan nooit over tijdelijke zaken maar alleen over Wie de Heere is voor zondaren zoals hij was.
We hebben ons altijd verwonderd hoe Appie, een verstandelijk gehandicapte jongen zo teer over wezenlijke dingen kon spreken en dat daardoor bevestigd werd dat het voor de wijzen en verstandigen verborgen is en de kinderkens geopenbaard.
Ds. J. Roos

Voor eeuwig gelukkig
Er zijn christenen die een onuitwisbare indruk op je maken. Dan denk ik aan mensen aan wie je niet alleen kunt merken dat zij overgegaan zijn uit de duisternis in het licht, maar ook dat zij geoefend zijn in de genade. Eén van hen was Ab van Dam. In de preek heb ik zijn naam wel eens genoemd. Ik deed dat met vrijmoedigheid. Hij was geboren met het syndroom van Down. Heel eenvoudig vreesde hij de Heere zonder zich om het oordeel van mensen te bekommeren. Hij wist wel dat hij een kind van God was, maar dat anderen hem als een geoefend christen zagen, kon hij eenvoudig weg niet bevatten. Dat maakte mede zijn godsvrucht zo ontroerend.
In Abs voorgeslacht werd de Heere gevreesd. Zowel zijn grootvader van vaders als van moeders zijde waren geoefende kinderen van God, die beiden als ouderling van de toen nog ongedeelde Gereformeerde Gemeente van Opheusden hebben gediend. Nu is genade geen erfgoed, maar de Heere wil toch uit vrije genade van geslacht tot geslacht werken. Op een gezelschap van kinderen Gods zei Ab eens dat hij dagelijks bad om een nieuw hart. Eén van de aanwezigen vroeg hem: ‘Ab, heeft de Heere je al gehoord?’ Daarop citeerde Ab de eerste vraag en het antwoord van de Heidelbergse Catechismus. Hij wist dat hij naar lichaam en ziel het eigendom was van Christus. Thuis kreeg Ab ook ambtelijk bezoek. Een ambtsdrager vroeg hem hoe hij wist dat hij kon sterven. Daarop antwoordde Ab dat de Heere hem liefhad met een eeuwige liefde. Zeker is dat de geleerdste moet worden als een kind om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. De Heere Jezus zei immers: ‘Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard’.
Ds. P. de Vries

Voor het geval er toch weer auteursrecht zit op artikelen in Oude Paden, dan is hier een link naar Digibron:
http://www.digibron.nl/search/detail/01 ... rt-van-dam
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Jeremiah
Berichten: 1471
Lid geworden op: 25 mar 2016, 12:43

Re: Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door Jeremiah »

Tsjonge, zeer indrukwekkend. Dank voor het posten DIA.
DDD
Berichten: 28488
Lid geworden op: 11 jul 2012, 17:48

Re: Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door DDD »

Mooi om dit nogmaals te lezen. Het is een ontroerend verhaal.

Over de auteursrechten hoef je je denk ik geen zorgen te maken, want ds. De Vries heeft dit artikel ook elders gepubliceerd. Ik denk althans niet dat ik het in Oude Paden heb gelezen, hoewel dat wel kan.

Jammer dat deze jongen nauwelijks onderwijs heeft genoten. Men wist toen niet beter, natuurlijk. Maar het is echt een misverstand dat kinderen met het syndroom van Down perse niet zouden kunnen leren. Dat blijkt wel uit de dingen die deze jongen zichzelf aanleerde.
-DIA-
Berichten: 32703
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door -DIA- »

DDD schreef:Mooi om dit nogmaals te lezen. Het is een ontroerend verhaal.

Over de auteursrechten hoef je je denk ik geen zorgen te maken, want ds. De Vries heeft dit artikel ook elders gepubliceerd. Ik denk althans niet dat ik het in Oude Paden heb gelezen, hoewel dat wel kan.

Jammer dat deze jongen nauwelijks onderwijs heeft genoten. Men wist toen niet beter, natuurlijk. Maar het is echt een misverstand dat kinderen met het syndroom van Down perse niet zouden kunnen leren. Dat blijkt wel uit de dingen die deze jongen zichzelf aanleerde.
Die jongen had onderwijs gehad aan de Hoogste Academie. Ik denk dat heel het refoforum hier zijn ogen voor deze eenvoudige jongen moet neerslaan. Ik heb het ook meerdere malen gehoord.
Ds. van Dieren vertelde het eens, maar ook hoorde ik dat ds. Gerritsen het in een preek aanhaalde.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
DDD
Berichten: 28488
Lid geworden op: 11 jul 2012, 17:48

Re: Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door DDD »

Het is geen commentaar op deze man, maar het doet mij wel pijn om te zien hoe nog zo kort geleden mensen met het syndroom van Down toch niet helemaal voor vol werden aangezien. Maar dat is niet het hoofdonderwerp van dit draadje.
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18662
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Het onedele der wereld, en het verachte.

Bericht door helma »

Ik heb Appie ook wel gekend. Juist gister had ik het nog over hem.
Plaats reactie