Ambtenaar schreef:Valcke schreef:Ambtenaar schreef:Je definitie van ‘anti’ is wel erg creatief. Het betekent gewoon ‘tegen’ en niet ‘in plaats van’.
Je opmerkingen over de geschiedenis zijn geen weerlegging waard. Lees gewoon eens wat, zou ik zeggen.
Dat geldt ook voor deze opmerking ten aanzien van 'anti'. Je zou ook een Grieks woordenboek kunnen opslaan voordat je iets beweert. Laat ik maar één voorbeeld noemen, Matth. 2:22: Archelaüs werd koning 'in plaats van' zijn vader Herodes. In het Grieks staat hier 'anti'.
Het woordenboek van Harting: ".. In het NT wordt zij (dit voorzetsel) in de betekenis van VOOR, TEGEN, IN PLAATS VAN, OM, WEGENS, gebezigd. 1) In opvolging van plaatsvervanging.... (enzovoort).
Ik noemde trouwens 'tegen' in het woord 'antichrist' als eerste en primaire betekenis, maar 'in plaats van' is zeker ook een betekenis van dit voorzetsel, en dat duidt zeker op een persoon die zich stelt tegenover, maar ook IN PLAATS VAN Christus.
anti(-) voorv. dat tegenstelling of tegenstand uitdrukt in combinatie met zn. of bn.; vz. ‘tegen’; zn. ‘tegenstander’
In het Middelnederlands nog alleen in (christelijk) Latijnse leenwoorden: antiphone ‘beurtzang’ [1460; MNW vesper], Antikirst ‘antichrist’ [1399; MNW-P]; nnl. anticritiek ‘tegenkritiek (reactie op kritiek)’ [1824; Weiland], antirevolutie ‘tegenrevolutie’ [1824; Weiland], anti-Belgisch ‘tegen dat wat Belgisch is’ [1838; WNT], anti-kerkelijk ‘onkerkelijk’ [1872; WNT]. Uit deze jongere betekenis volgt die van het simplex anti zn. ‘persoon met een gezindheid tegen datgene waarvan sprake is’ [1898; Dale], anti bn. ‘tegen zijnde’ [1948; WNT anti II].
Oorspr. is dit het Griekse voorvoegsel anti-, als voorzetsel antí, ánta ‘tegen, tegenover’. In het Middelnederlands en het Vroegnieuwnederlands zijn woorden met anti- meestal nog complete ontleningen aan het Latijn, dat dit voorvoegsel ook heeft overgenomen. Productiviteit krijgt anti- pas in de 19e eeuw.
De Oudgermaanse verwanten zijn: os. and-, ant-; ohd. ant-, int-, ent-; ofri. ond-, ont-; oe. and-; on. and-; got. and (vz.) ‘naar, tot, langs’, anda-; < pgm. *and-. Als voorvoegsel voor naamwoorden zijn hiervan slechts enkele relicten over, bijv. → antwoord, en plaatsnamen, bijv. Antwerpen (< Antwerp, letterlijk ‘tegen (het water) opgeworpen (grond)’, ofwel ‘dam’), Den Andel (Groningen, < Antlida [ca. 820; Künzel 67] < *and-lēda- ‘tegenover, langs een waterloop’). Daarnaast bijv. mnl. anthovet ‘dam, waterkering’, andlame ‘huisraad’ (naast gewoner allame, nu als verouderd woord alaam ‘gereedschap’). Voor werkwoorden is het verzwakt tot → ont-.
Verwanten in andere Indo-Europese talen zijn: Latijn ante (als voorvoegsel ook anti-) ‘voor (in tijd of plaats)’; Sanskrit ánti ‘in aanwezigheid van; voor’; Litouws anta ‘naar, tegen’; Hittitisch hanti ‘tegenover, voor’; bij de stam pie. *h2ent- ‘voorkant, front’. Hieruit ook → einde.
In een aantal Nederlandse woorden met anti- is dit niet het Griekse voorvoegsel, maar het Latijnse verwante ante- of anti- ‘voor (in plaats of tijd)’, bijv. in antichambre ‘voorkamer’, antidateren (ook antedateren) ‘van een eerdere datum voorzien’ en → anticiperen ‘ergens op vooruitlopen’.
Point taken. 'Anti' kan ook de betekenis hebben van 'in plaats van'. De vraag is echter in hoeverre 'anti' in 'antichrist' dient worden opgevat als 'in plaats van'.
In de Bijbel komt 'antichrist' vier keer voor. In 1 Joh. en 2 Joh. Ik citeer:
1 Joh. 2:18: Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is.
1 Joh. 2:22: Wie is de leugenaar, dan die loochent dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent.
1 Joh. 4:3: En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.
2 Joh. vs. 7: Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.
Op grond van deze teksten is de conclusie gerechtvaardigd dat de Paus of de RKK niet de antichrist is. Zowel de Paus als de RKK leren niet dat de Paus Christus is. De Paus representeert Christus als leider van de kerk. Een representant is iemand anders dan wie hij representeert.
Als hij Christus representeert en hij zegt dingen die in strijd zijn met Gods Woord, is dan niet van toepassing: Die niet voor ons zijn, zijn tegen ons? Dan hebt je anti- tegen- tegenover- het woord Gods vervalsende. Dan liegt hij dus, en liegen wordt als eigen werk van de satan benoemd.