Het is zonder meer een goede preek. Ook de toepassing.MarioA schreef:Graag breng ik een predikatie van Ds. Bruinings in over dit onderwerp onder de aandacht. Wat staat in deze preek over zondag 7 van de HC centraal?. Niet dat het een "uitgewerkte zaak moet worden", alleen het geloof in Jezus!. Zeer aanbevelenswaardige preek, buitengewoon helder over de verhouding Wet en Evangelie, Geloof en Ongeloof!. De Wet geeft en werkt geen geloof, alleen het Evangelie!. Lees zelf of bekijk alle preken over deze zondagsafdeling van Ds. Bruinings op theologienet.
Deze Geest nu werkt het door de prediking van het Evangelie, niet door de Wet.
God gebruikt de Wet als een tuchtmeeser om ons tot Jezus te drijven, Gal. 3. Maar zij
houdt ons niets anders voor dan straf; het Evangelie alleen moet ons Jezus doen kennen en tot het geloof in Hem brengen. Willen wij het leven bij de Wet vinden, dit is een bederf voor onze zielen. Konden wij, wanneer wij beroering gevoelen overeenkomstig het Evangelie, geloven, wij zouden behouden zijn. Maar als men eerst vroom wil worden, zijn leven beteren, naar de kerk gaan, bidden en bij vromen verkeren en dan zijn staat opmaken, dan kan men wel vijftig jaren buiten het geloof blijven, want de Wet brengt ons niets verder. Waar de Geest door de prediking van het Evangelie werkt, daar werkt Hij zoals Jezus van Hem getuigt in Johannes 16. Hij overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel. Hij overtuigt van zonde, omdat men in Hem niet gelooft, van gerechtigheid, omdat Hij tot Zijn Vader heengaat en alles heeft volbracht, en van oordeel, omdat de overste der wereld geoordeeld is. Zie,
dit is de gehele zaak; zo bekeert de Geest nog dagelijks een ieder die zalig wordt en gelooft. En als men zichzelf lang genoeg geplaagd en afgewerkt heeft met de werken der wet, zal men toch bevinden dat er geen rust voor onze zielen is. Zulke mensen laat de Geest dan het Evangelie horen, dat hij wellicht duizendmaal tevoren gehoord had, maar tevergeefs of zonder kracht.
- Maar nu toont de Geest hem dat al zijn vorig goed, waarop hij vertrouwde,vervloekte zonden waren. Hij ontdekt hem bijzonder zijn ongeloof en dat hij, omdat
hij in Jezus niet geloofd heeft, moet verloren gaan. Dan gaat het met de overtuigde eerst recht aan. Om zijn ongeloof moet hij nu sterven. Want die niet gelooft, is veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam des Zoons Gods, waarom de
toorn Gods op hem blijft.
O, die Zoon ken ik niet, Die wil ik niet, die gekruiste Nazarener is mij nog een aanstoot, ik kan op Hem niet vertrouwen. O, nu zie ik dat ik alles in mijn eigen kracht deed! Hier valt mijn waangeloof weg als een droom en verbeelding; en blijf ik zo ongelovig, dan ben ik eeuwig verloren! Al mijn bidden, schreien en
plichtsbetrachtingen kunnen mij niet helpen, ik moet geloof hebben. Dan leert men bedden, dan wordt er gebeden uit de grond van het hart. Het is dan als Paulus, die van een Farizeeër veranderde: “Zie, hij bidt!” Hand. 9:11. Dan kan ik mij ook niet troosten 35 met dit of dat te hebben ondervonden; Jezus moet ik hebben!
- Heeft de Geest mij nu overtuigd van zonde, en wel bijzonder omdat ik in Jezus niet
geloofd heb, Hij overtuigt mij ook van gerechtigheid, omdat Jezus tot de Vader is gegaan. Hij doet mij zien dat alles voor mij volbracht en verworven is, en ik alleen op Hem in het geloof te rusten heb en uit Zijn volheid alles om niet kan ontvangen, te vertrouwen dat in de Heere gerechtigheden en sterkten voor mij zijn.
Zolang men dit niet vertrouwt, gelooft men niet; maar zodra de laatste penning bij ons verteerd is en wij zouden zinken, wijst de Geest ons op het Lam Gods, Dat de zonde der wereld gedragen heeft. Daar ziet men in zijn diepe armoede een volle Jezus, daar krijgt men dan met Jezus te doen en bouwt en vertrouwt men op Zijn volkomen gerechtigheid, als een verlorene in zichzelf. Men spreekt van zoeken van Jezus en men wil Jezus zo gaarne hebben, maar Hij
openbaart Zich niet. Maar, mijn vrienden, dit is geen zoeken van Jezus, men zoekt zichzelf. Waar die ziel waarlijk met Jezus te doen krijgt en Hem zoekt, (want Hij zoekt ons eer wij Hem zoeken) daar dringt het door. Gevoel ik tegenstand die mij van Jezus zou afhouden, dan geloof ik door alles heen en dring in Jezus’ liefdeshart, en dat onder de bede: O Jezus, ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp, Markus 9:4.En dan maakt de Geest de toepassing aan het hart: uw zonden zijn vergeven, ga heen in vrede. En dat wel zoals de Geest zegt: Christus is voor zondaren, voor goddelozen gestorven, waartoe ik de naaste ben. Want ik ben de voornaamste der zondaren. En zo kost het ons niet veel om te geloven. Nee, het heeft Jezus veel gekost, maar men
ontvangt het om niet, men doet er niets toe, men krijgt het pardon. Men vertrouwt op de Heiland, men kan niet anders. Men is vrolijk en blij dat men aan God gelovig is geworden, men reist zijn weg met blijdschap, zoals de kamerling, Hand. 8:39. Maar hiervan nader in de volgende vraag.
Toepassing
Hoe is het nu, onder het bespreken van het geloof, met u geweest, mijn vrienden? Hebt u lust in zulk een geloof? Niemand kan er de rechte lust in hebben dan die God het hart aangeraakt en ontbloot heeft. Anders is men een vijand van het geloof, zoals Paulus, die het zolang vervolgde totdat hij bekeerd werd. Hebt u er lust in, zie dan toe hoe het komt. Goddelijk ontdekkend licht moet u bestralen, om u te doen erkennen dat u verloren en gans doem- en doodswaardig bent. Dat moet u Jezus, de Zoon van God, doen erkennen als uw Heiland en Verlosser Die Zijn bloed voor u vergoten heeft aan
het kruis. En dat wel zo, dat dit de enige grond is waarop u vertrouwt en bouwt, met verloochening van uzelf en alles wat daarbuiten is, ziende op Jezus, de Zoon van God. Deze is die Gave, Die God uit Zijn hart u gezonden heeft. Daartoe bent u in Hem verkoren en nu gebracht tot de besprenging van Zijn bloed. Die besprenging met het bloed van Jezus Christus is door het geloof in Hem, dat op Zijn bloed ziet en rust, en datgene ondervindt waarvan Petrus spreekt. Daarom heeft Jezus geleden; die stroom vloeit voort uit Zijn geopende zijde. Door het Evangelie, als een middel in de hand des Geestes, wordt het gewerkt; niet
door de Wet. In deze geloofsweg toont de Heere Zijn sterkte en Zijn eer, en de zondaar wordt tot zijn innig welgevallen recht tot schaamte gebracht. Beproeft u nu allen, of gij in het geloof zijt en of Jezus Christus in u is, 2 Kor. 13:5. Denkt u nu bij uzelf: ja, dat is juist, dat is het geloof naar de Schrift, dat is het rechte oude christelijke geloof, dat is het geloof volgens de Catechismus, het is goed. Maar ik heb u ge toond hoe het nu met zulk een mens was; weet u dan ook hoe u tot dat geloof gekomen bent? Men komt niet tot dat geloof in een droom. Weet u nu hoe het met u is? Weet u van niets dan van Jezus?
Een gelovige kent Jezus, hij lieft Jezus, hij heeft gemeenschap aan Jezus, hij verlustigt zich in Hem, hij spreekt van Hem, hij droomt van Hem. Jezus neemt zijn hart in, hij is zalig in Hem, ook in het midden van alle verdrukkingen. Hij kan de beroving van zijn goederen met blijdschap aannemen, omdat hij dit betere en blijvende goed in zichzelfheeft, Hebr. 11. Hij weet niet van de wereld, en heeft daarmee niets op; hij wordt wel aangevochten met haar, maar is een vrijgemaakte door de Zoon en is geen schuldenaar meer om de zonde te dienen. Hij vreest niet voor de dood. Jezus heeft hem van de
vreze des doods verlost, waaronder hij al zijn leven een slaaf geweest is, Hebr. 2:15.Hij heeft nu niet de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar de Geest der aanneming tot kinderen, Die hem doet roepen: Abba, Vader! Rom. 8:15. In de liefde is geen vrees; de volmaakte liefde drijft de vrees buiten, 1 Joh. 4:18. O, wat is dat een schoon geloof. Kon ik er u allen op doen verlieven! Maar meent u nu dat vertrouwen op Jezus te hebben en hebt u dit nieuwe leven van
het geloof niet, dan is uw geloof niet recht. Het is maar een verstandsbegrip, een opgedrongen vertrouwen, en wat helpt mij zulk een geloof? Het maakt mij niet zalig, ik blijf er de oude zondeknecht mee, en dan nog des te gevaarlijker, omdat het waarachtige vertrouwen niet komt voordat dit waangeloof wegvalt. Zegt u: ik geloof, en er is geen waarachtig leven in uw ziel, het is zeker bedrog en een leugen. Wees toch gewaarschuwd!
Maar, zegt een ander, ik heb dat vertrouwen niet dat mij al mijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn; zou ik daarom verloren gaan? Ik zoek Jezus en ik begeer Hem. Let wel: deze erkent de liefde Gods niet, en toch zegt hij dat hij geloofsdaden heeft. Zal ik u mijn gedachten zeggen? Ik denk dat zulk een in een Farizese
eigengerechtigheid staat en nog op zijn eigen bevinding vertrouwt, op zijn bidden, wenen, zoeken en begeren. En zo staande, zagen wij, wijkt hij van de Heere af en vertrouwt op hetgeen geen God is, stelt vlees tot zijn arm. En al kwam hij nog zo ver in zijn eigen werken, hij is buiten dit toch verdoemd, omdat hij niet gelooft, maar denkt vroom te zijn en God te behagen; terwijl hij in zijn hart een vijand van Hem is. Wanneer een ziel ook nog met honger en dorst tevreden is, is dat niet goed; men moet met honger immers eten en met dorst drinken. Men zou immers in het natuurlijke met het eerste niet tevreden wezen zonder het laatste? En dit wil Jezus geven. Hoe zal God het nemen dat wij zulke vijanden van het geloof zijn? Ik weet, ge kunt uzelf niet helpen, maar ik bid u: laat u helpen! Het vertrouwen wordt u niet gepredikt om u van Jezus af te houden, maar om u naar Hem toe te drijven. Het gaat hier iemand naar zijn
geloof; zoals de Heiland meermalen gezegd heeft.Gelooft u de verzoening niet, dan bent u niet verzoend, maar als u gelooft, ondervindt
u die ook, en naarmate u die gelooft, naar die mate zult u haar ook in kracht ondervinden. Dat is eigen aan het Goddelijke geloof dat de Geest werkt en dat de oude heiligen hadden, hetwelk ook staan zal zolang de wereld staat. Zie daar niet tegenop als veel te hoog en te zwaar om ertoe te komen; het kost u niets. Gevoelt ge uw zonden, hebt u geen rust dag of nacht, ziet u zich onder de toorn Gods liggen wegens uw ongeloof, is de zondedienst u een zware last, was u graag vrij? Ik kan u die blijde boodschap brengen: het bloed van Gods Zoon heeft alles verzoend, afgedaan en verkregen wat u nodig hebt tot leven en zaligheid; bent u daarmee tevreden? Wilt u die man des doods zijn die niets dan hel en dood verdient? Erkent u Jezus, de Nazarener, als uw Heere en God, wilt u het met die Man wagen, wilt u daarop de eeuwigheid afwachten en met Hem door de Jordaan gaan? Zegt u: ik kan niet; de mens denkt wel dat het vertrouwen op Jezus zo gemakkelijk is, maar o, het is zo niet. Het houdt wat in als men het donderen der Wet in de ziel hoort klinken, te geloven dat God mij zo liefgehad heeft, dat God mij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Deze mens zou eerder met zijn hand de hemel kunnen raken eer hij dit geloven kan.
Wil men zich dan eerst beteren? Denkt u: als ik zo of zo was, dan zou ik het durven geloven. Dit is ook mis. Nee, zoals ik daar walgelijk in mijn bloed vertreden lig, op de vlakte des velds, zo verdoemelijk als ik ben, moet ik geloven en vertrouwen op Jezus wanneer ik om niet gerechtvaardigd word uit Zijn genade, door de verlossing die in Jezus is. Er is tussen dit vertrouwende en zalige leven, en die staat waarin men onder vloek en toorn ligt en in inwendige onrust verkeert, niet het allerminste dan het geloof alleen. En zonder dat geloof komt men er nooit toe.En daarom, bid zo lang om dit geloof, totdat Jezus zegt: Zoon, wees welgemoed, uw geloof heeft u behouden, uw zonden zijn u vergeven. Waar het geloof zo in het hart gewerkt is, kan het door geen mens worden weggenomen, en werkt het daar ook bevinding. U moet de bevinding niet vóór het geloof willen hebben, maar als een vruchtgevolg. Het eerste moet volstrekt in het hart zijn, zal men kunnen vertrouwen dat ons vergeving van zonden geschonken is. Eerst moet men vertrouwen dat ons in en om Christus’ wil de zonden vergeven zijn, dan zullen wij ook het andere gevoelen en tevens van de zonde banden losgemaakt worden. Want zolang de Zoon ons niet vrijmaakt, blijven wij slaven der zonden. Denkt een ziel: dat heb ik ook zo ondervonden, maar ik vrees echter dat dit vertrouwen in de beproevingen zal bezwijken. O redeneer niet te veel, maar geloof steeds, zelfs tegen het gevoel. Want soms wordt ons het gevoel onttrokken, opdat wij alleen op de Zoon van God vertrouwen en zouden zien hoe alle beloften Gods in Christus ja en amen zijn, en dus is en blijft men niet zonder bevinding.Is het nu zo, kinderen Gods? Hebt u langs deze weg genade verkregen? Dan moet u daarvan ook getuigen, en betuig het bijzonder in uw daden. U moet getuigen en Jezus’ spreken bevestigen: Ja Jezus, wij zijn Uw getuigen dat Gij God zijt en dat allen zalig zijn die op U betrouwen. Zij staan geplant aan waterbeken en gevoelen het nie t, ofschoon er hitte kwam, Jer. 17:8. Dank de Vader, Die u dat geschenk van Zijn liefde gaf en alles voor u tot stand liet brengen. U weet, het geloof bestaat in vertrouwen op de Zoon, niet in uw zoeken en begeren. Zo lang u dat meende, bevond u niets in uw hart dan morren en klagen tegen de Heere, dat enkel zonde was. Maar nu dit gelovige vertrouwen in uw hart gekomen is, hebt u vrede, vrijheid en rust in de Heere. Is het u niet zalig? Behoeft u zich nu wel te bekommeren om een toekomende zaligheid, daar uw ziel die reeds in de eerstelingen in zich gevoelt? Welnu dan roem de Heere, prijs uw God. Vraagt u: wat zal ik roemen? Erken dat u de grootste zondaar bent voor wie Christus gestorven is, dat u een vrijgesproken misdadiger bent en dat uw leven u uit loutere genade geschonken is. Dit geloof maakt nederig en klein, maar het ongeloof maakt trots en hoogmoedig. Een waar geloof in Jezus maakt arm: “Hij moet wassen en ik minder worden”, Joh. 3:30. Is dit nu duidelijk in uw hart, wordt u hoe langer hoe armer, uw armoede moet u aan Jezus verbinden. Het kan u thans niet helpen dat u gisteren of vroeger iets van Jezus
genoten hebt; u moet elk ogenblik Jezus hebben, en zolang u in verbinding met Jezus staat, staat u zeker. Men moet altijd voor zichzelf vrezen, maar voor Jezus niet. Zalig is hij die gedurig vreest, maar voor zichzelf, niet voor Jezus. Jezus zal het voleindigen, maar wij moeten ons schamen dat wij zulke geringe gedachten van Hem hebben. En zoals het geloof met Jezus verbindt en verenigt, zo moet er ook onze gehele heiligheid uit voortvloeien. Men moet niet denken: ik moet mij nu zo of zo schikken engedragen, nee, wij worden geheiligd door Zijn Naam. Nu, hoe gaat dit toe? Op deze wijze: Jezus’ heiligheid is mijn heiligheid, Zijn beeld is en wordt in ons gedrukt. Eigengemaakte heiligheid blijft altijd verdoemd, en daaruit vloeit voort dat hoe ruim de ziel in de heiligmaking vordert, zij toch een arme zondaar blijft die niet weer te rusten dan op Jezus’ bloed en gerechtigheid. Die zijn haar sieraad en erekleed, en rustend van eigen werk laat zij de Geest in haar werken. Het geloof moet de gehele wandel versieren en besturen. Wij moeten alles in het geloof doen, levende door het geloof des Zoons Gods, Gal. 2:20. Al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, Kol. 3:17.Zie, zo zijn de werken in God gedaan, zo staat men dan geplant aan waterbeken en geeft vrucht ter bekwamer tijd, Psalm 1. Immers, die door de Geestleven, wandelen ook door de Geest. Wie Jezus aangenomen hebben, wandelen ook alzo in Hem, Kol. 2:6. Het geloof dat slechts geoefend wordt in een weg van voorspoed en in tijden van verdrukking, verdwijnt, mist het rechte kenmerk. Wij moeten door het geloof strijden en lijden. Strijdt den goeden strijd des geloofs! Want zonder dit hadden wij de strijd spoedig verloren, en wij moeten de wereld overwinnen.Verstaat u deze strijd; weet u hoe? In het gewoel en gedrang der wereld moeten wij, door dit niet te achten, bestendig zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, op het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt, en vertrouwen dat Hij overwonnen heeft. Ik verblijd mij in Zijn overwinning, en zo zijn de vijanden weg en verslagen, zoals Israël ondervond, Ex. 12 en 1 Kron. 20. Men moet al de vijanden doden, dat is, door Jezus’ kracht overwinnen. En bemerkt men soms dat het geloof schijnt te bezwijken, men houde zich aan Jezus. Jezus bidt voor ons dat het geloof niet ophoudt, Jezus reikt ons de hand, zoals eertijds Petrus; de ziel vat Hem en zo komt zij door de baren bij Hem. Dan behoeft men niet te zorgen voor het toekomende. Jezus zal al Zijn tedere planten bevochtigen, en zo worden wij door geloven gebracht tot het zien van Jezus’ heerlijkheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Ik wens u allen zulk een dierbaar geloof om de wonden van mijn Heiland. Amen.
Er zijn ook bij ons in de kerk wel preken van ds. Bruinings gelezen, al is het niet zo bar vaak. Toch zou dat niet verkeerd zijn, maar men moet wel een weinig geoefend zijn in het luisten naar deze preken. Bovenstaande preek kan ook misbrukt worden door op bepaalde zaken eenzijdig de klemtoon te leggen. Hetzelfde zien we ook bij o.a. ds. C.H. Spurgeon en om er nog maar een te noemen, ds. H.F. Kohlbrugge.