Gelezen, gedacht, gehoord...

Gebruikersavatar
FlyingEagle
Berichten: 2875
Lid geworden op: 23 apr 2005, 22:34
Locatie: air

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door FlyingEagle »

Jantje schreef:Gezien de omstandigheden van ds. Heijkamp, is ds. Tuinier de enigste van de classisgemeenten die ervoor in aanmerking zou komen.
Daarom zal Tuinier geen consulent worden. Ze krijgen twee consulenten uit een andere classis: ds. van Manen en ds. Schreuder. Tenminste als ik mijn moeder moet geloven (en dat doe ik dan ook maar)
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Jantje »

Roeline schreef:
Jantje schreef:Gezien de omstandigheden van ds. Heijkamp, is ds. Tuinier de enigste van de classisgemeenten die ervoor in aanmerking zou komen, lijkt mij tenminste. Maar ik acht de kans ook aanwezig dat het iemand van buiten de classis Kampen wordt.
Jongens en meisjes, wat is er de laatste weken een taalverloedering aangaande #enigste. :modo
Sorry, juf, ik zal er voortaan op letten. ;)
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Jantje »

FlyingEagle schreef:
Jantje schreef:Gezien de omstandigheden van ds. Heijkamp, is ds. Tuinier de enigste van de classisgemeenten die ervoor in aanmerking zou komen.
Daarom zal Tuinier geen consulent worden. Ze krijgen twee consulenten uit een andere classis: ds. van Manen en ds. Schreuder. Tenminste als ik mijn moeder moet geloven (en dat doe ik dan ook maar)
Het klinkt inderdaad wel heel aannemelijk. Dus ik neem het ook voor waarheid aan.
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Gebruikersavatar
Roeline
Inactief
Berichten: 510
Lid geworden op: 22 jun 2017, 19:39

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Roeline »

Jantje schreef:
Roeline schreef:
Jantje schreef:Gezien de omstandigheden van ds. Heijkamp, is ds. Tuinier de enigste van de classisgemeenten die ervoor in aanmerking zou komen, lijkt mij tenminste. Maar ik acht de kans ook aanwezig dat het iemand van buiten de classis Kampen wordt.
Jongens en meisjes, wat is er de laatste weken een taalverloedering aangaande #enigste. :modo
Sorry, juf, ik zal er voortaan op letten. ;)
Braaf.
Isala
Berichten: 1267
Lid geworden op: 27 sep 2013, 22:14

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Isala »

Blijft toch schokkend om te vernemen, alhoewel het ook weer niet verbazingwekkend is.
Als de interviewer binnen de Nederlandse RKK interviews had afgenomen, denk ik dat uitkomst weinig anders zou zijn.

https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/227214 ... ereld.html
Hora est!
Gebruikersavatar
AnJa
Berichten: 225
Lid geworden op: 17 jul 2018, 08:14

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door AnJa »

Christus, het onderwerp van iedere preek

De beste preek is die, waarin Christus de grootste plaats inneemt. Een dominee uit Wales, die eens het Evangelie in de kapel van mijn lieve broeder Jonathan George preekte, zei, dat Christus de Inhoud en de Hoofdsom van het Evangelie is en vertelde toen de volgende geschiedenis: Een jonge dominee had in tegenwoordigheid van een eerbiedwaardige ambtsbroeder gepreekt en vroeg deze na het einde van de dienst: "Wat denkt u van mijn preek?"

"Helaas, een zeer armoedige preek", zei deze.

"Een armoedige preek!? Ik heb er ik weet niet hoelang op gestudeerd".

"Dat kan wel zijn".

"Maar waarom noemt u het dan een armoedige preek? Was de tekstverklaring niet juist?"

"Zeker, heel nauwkeurig".

"Welnu, waarom was ze dan armoedig? Waren de beelden onjuist of de argumenten onlogisch?" "Alles was prima in orde wat dit betreft en toch was het een arme preek".

"Wilt u mij dan zeggen waarom u ze armoedig vond?" "Omdat", zei de oude man, "Christus er niet in was".

"Wel" hernam de jonge dominee, "Christus was niet in de tekst. We moeten niet altijd Christus preken. We moeten preken wat er in de tekst staat". De grijsaard antwoordde toen: “Weet u niet jongeman, dat er van elke stad en elk dorp, ja zelfs van het kleinste gehucht in Engeland, een weg naar Londen leidt?" “Ja", zei de jonge prediker.

"Welnu", hernam de oude weer, "en zo is er ook van elk Schriftvoord een weg naar de Hoofdstad der Schrift, dat is Christus. Mijn lieve broeder, wanneer u een tekst hebt gekozen, dan is het uw werk te vragen: Wat is nu de weg van hier naar Christus? En dan loopt uw preek langs de weg, die naar Christus voert. Nooit heb ik een tekst gevonden, vanwaar geen weg direct naar Christus leidt en mocht ik er nog een vinden, dan maak ik er een. Ik zou over struiken en heggen springen, maar ik moest naar mijn Meester, anders deugt een preek niet voor het land."

~ds. C.H. Spurgeon
" Geeft U mij wijsheid vandaag"
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4786
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Johann Gottfried Walther »

“GODS EER LIEVER KRIJGEN DAN JE EIGEN
ZALIGHEID”
Uit de voorrede van Koelman bij het boek “Heilzame wanhoop” van Hooker.

Nu kom ik bij mr. Hooker, wiens boek ik hier vertaal. Hij heeft, naar mijn oordeel, een
opmerkelijke misslag. Ik mag niet nalaten deze de lezer bekend te maken. Tot de rechte
verootmoediging van een ziel vereist hij zo'n hoge trap, dat de zondaar stellig tevreden en
vergenoegd moet wezen om verloren te gaan, onder de macht der zonde te blijven, ter hel te
varen en verdoemd te worden, indien de Heere geen genade wil geven.
Hij zegt: Hoewel ik beken dat het hard en verdrietig is en het is lang eer de ziel zo gesteld is,
zal nochtans het hart dat waarlijk vernederd is, tevreden de staat van de verdoemenis dragen.
Dit omdat hij zelf deze ellende en verdoemenis op zich gebracht heeft.
En: Die ziel die aldus tevreden is met wat God over haar beschikt, gebruikt alle middelen die
haar nader tot God kunnen brengen. Maar indien Hij de genade zal weigeren te geven, is de
ziel vergenoegd en berust daarbij.
Op een andere plaats stelt hij dat een verootmoedigde ziel tegen de satan zal antwoorden: Ik
ben wel tevreden. Dit als hij haar tegenwerpt dat God zal weigeren om genade te geven. Dat
God haar zal overgeven en in haar zonden laten en uitbreken in wraak tegen haar.
Van zulk een verootmoediging zegt hij, dat zonder deze geen rechtvaardigmaking noch
verwachting is. Dat, zover het hart af is van ware genoegdheid om ter beschikking van God te
zijn (namelijk die terstond is verklaard) het zover is van ware voorbereiding voor Christus.
Dit is een harde, ruwe en volgens mij een ongezonde stelling en daarom in staat om veel
zielen aan te stoten die ontwaakt zijn uit hun zonden en wensen tot Christus te komen. Wat als
ze hier zouden lezen dat ze gerust en tevreden moeten zijn ook al wil God hun nooit Zijn
liefde geven, noch genade in hun werken. Ja, dat ze tevreden moeten zijn dat ze verdoemd
zullen worden.
Ik merk dit temeer op, tot waarschuwing. Een andere, zeer godzalige en geleerde man, een
groot praktikaal, evenals Hooker, genaamd mr. Thomas Shepard, de schoonzoon van mr.
Thomas Hooker, heeft ook deze weg ingeslagen, als hij de ware voorbereiding van de
christenen beschrijft. Hij heeft daar al uitvoerig over geschreven, teksten en redenen daartoe
bijeen gebracht in zijn boek De gezonde gelovige. Dit boek is nog niet uit het Engels in het
Nederlands overgebracht. Maar misschien zal het door iemand hierna worden vertaald.
Het is veel voortreffelijker dan het andere dat reeds vertaald is, De oprechte bekeerde. Dit
boek is buiten zijn weten en tegen zijn zin uitgekomen.
Mr. Shepard, hoewel hij het woord verdoemenis niet gebruikt, gelijk mr. Hooker, wil
nochtans dat er geen vereniging met Christus kan zijn eer de Heere de weerstand der ziel
tegen de Heere, heeft weggenomen. Deze weerstand wordt uitgedrukt door bezwijkende
moedeloosheden en heimelijk twisten met de Heere. Dit in het geval dat de ziel zich inbeeldt
dat de Heere niet zal komen om genade te werken of te openbaren. Dat Hij haar nooit zal
helpen, noch ontfermen, staat er.
Op een andere plaats zegt hij deze woorden: Wij zeggen van Hem Die de zonde als zonde
haat, dat Hij alle zonde haat. Zo zal hij die wel vergenoegd is met Gods welbehagen in enige
zaak, vanwege zijn welgevallen daarin, op dezelfde grond begeren in alles te buigen. Stel dan
dat het des Heeren welbehagen was u genade te weigeren hoewel ik toestem dat u erom moet
bidden, maar met onderwerping aan de goede wil des Heeren, zeggende: De wil des Heeren is
goed maar de mijne is kwaad.
Dit gevoelen van deze twee theologen is, naar ik weet, niet bestreden, dan alleen door mr.
Firmin. In zijn boek De dadelijke christen (dat alleen maar in het Engels is te lezen), bestrijdt
hij krachtig en uitvoerig al de tegenredenen van Shepard. Ik heb ook ondervonden dat die
vrienden, die de uiterlijke gemeenschap van onze kerk hebben verlaten, namelijk degenen die
Jean de Labadie zijn gevolgd, eveneens dergelijke verkeerde stellingen hebben er prijzen en
voortzetten. Namelijk dat men eerst zover verloochend moet zijn, dat men tevreden is de
zaligheid te missen zo God wil, eer men tot Christus komt. Men geeft daarbij de voorbeelden
van Paulus en Mozes, die tevreden waren, ja, wensten om Israëls wil een vervloeking te zijn,
indien de Heere dat wilde.
Maar ik meen dat zulk een behandeling van zielen zo'n stelling en grondregel verkeerd is en
niet op Gods Woord gegrond.
Daarom zal ik de volgende redenen daartegen stellen. Maar eer ik daartoe kom, zal ik twee
dingen aantonen.
Ten eerste: Hoe ver een ziel, naar het algemene gevoelen van de beste praktikalen, moet
komen, die recht bereid zal zijn voor Christus.
Ten andere: Hoe het nieuwe tegengestelde gevoelen nog bekwaam verzoend zou kunnen
worden met het oude.
Betreffende het eerste: Een ziel voor het geloof in Christus bereid, is aldus gesteld: Zij is
verlicht omtrent de waarheid en overtuigd van haar zondige, verloren, ellendige staat. Zij is
verslagen en verbroken en geprikkeld met smarten, droefenissen en vrezen, ontstaande uit die
overtuiging. Zij is ontledigd van zichzelf. Zij merkt niets dan hel en verdoemenis in zichzelf.
Zij heeft noch prijs om te geven, noch handen om te werken. Zij is uitgedreven uit haar eigen
vertrouwen en eigen gerechtigheden. Zij is zeer arm in haar eigen ogen. Zij ziet zichzelf aan
als het ellendigste schepsel op aarde, zoals zij is zonder Christus en zonder de liefde Gods
door Hem. Zij kan bij God niets inbrengen noch pleiten van zichzelf. Zij kan tegen God
nergens van spreken dan van zonde en ellende, omdat zij alle gruwelen in zichzelf vindt. Zij
oordeelt en veroordeelt zichzelf als des doods en der verdoemenis waardig. Zij rechtvaardigt
God, indien Hij zo met haar naar Zijn gerechtigheid onder het verbond der werken wil
handelen. Zij staat verwonderd over Gods lankmoedigheid. Zij verhoogt Zijn
verdraagzaamheid, dat Hij haar al niet lang heeft afgesneden. Dat Hij haar niet weggenomen
heeft in de wandel der zonde en rechtvaardig naar de plaats van de eeuwige pijniging heeft
gezonden. Zij is gewillig of niet gewillig dat zij van haar zonden en begeerlijkheden zou los
gemaakt en vrij gesteld worden. Zij vindt niets waar zij naar toe zou lopen, dan de rijkdom der
barmhartigheid en de vrijheid der genade in Christus en de verlossing door Hem. Die acht
deze ziel hoog en zou ze graag omhelzen en aannemen indien zij mocht. Een ziel die zover
gebracht is, is dan bereid om Christus te omhelzen. Dan zou men haar zeggen dat ze in
Christus moet geloven, Hem hartelijk aannemen, zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden
om alles voor haar te zijn en te doen. Wij willen niet dat er tussen die voorbereidingen en het
geloof in Christus, een zekere vergenoegdheid komt om de genade te missen en verloren te
gaan, zo de Heere dat wil.
Ten tweede: De gevoelens zouden enigszins bijeen te brengen zijn, indien dit het hoogste was,
wat deze vrome mannen willen zeggen:
Dat de zielen mochten zien en oordelen geen genade waardig te zijn. Dat ze God moesten
rechtvaardigen indien hij hen wilde verwerpen en verdoemen. Dat ze niet moesten
murmureren, noch ongeduldig zijn of twisten tegen God, als Hij hen Zijn genade en liefde niet
wilde geven, maar hen verdoemen. Dit zou alleen maar een negatieve tevredenheid zijn,
namelijk niet murmureren. En ongetwijfeld is het onze plicht om niet te murmureren, wat de
Heere ook mocht willen doen. Het schijnt dat mr. Shepard de zaak hoofdzakelijk zo wil
uitleggen, omdat hij dit argument voor zijn gevoelen maakt: Of u moet murmureren en
twisten tegen God, als Hij u Zijn liefde en genade niet geeft maar verdoemt, of anders moet u
tevreden zijn, al wil God u nooit Zijn liefde en genade geven maar u verdoemen. Doch u moet
niet murmureren of twisten, dus, u moet tevreden zijn. Maar het is niet nodig dat een van
beide gedaan wordt, want er is een derde, namelijk niet murmureren, niet bitter twisten, noch
uitvaren tegen God, maar Zijn aanbieding, belofte en genadeverbond aannemen. Gewillig
antwoorden op Zijn roeping en tevreden zijn dat Christus de ziel zal verzoenen, verlichten en
genezen. Men dient dan alleen af te staan een stellige vergenoegdheid om verloren te gaan en
een stellige zelfverloochening omtrent hemel en hel. Nochtans kan ik niet goed geloven door
hetgeen ik van hun gevoelen verhaald heb, dat ze niet meer zouden willen zeggen dan niet
murmureren, noch ongeduldig zijn.
Hoewel dit ook gesteld zou worden, dan zou die regel toch niet waarachtig zijn. Dat een ziel
die zover niet verootmoedigd is dat ze niet murmureert of twist, niet goed bereid is voor
Christus. Want hoewel men niet mag twisten noch mopperen tegen de Heere, zo zou het toch
een waarlijk verootmoedigde ziel wel kunnen gebeuren dat zij ongeduldig en twistend zou
worden. Dat zij zich zou inbeelden dat de genade en liefde Gods haar geweigerd zouden
worden en dat ze verdoemd zou worden.
Zelfs Jona en Jeremia twistten en murmureerden tegen God en dat in zaken van minder
gewicht. De Heere zou dat in zieke zondaars en in Zijn zieke kinderen overzien. Ja, het schijnt
alleszins dat men uit die ongeduldigheid en de murmurering wel enig werk des geloofs in die
ziel zou kunnen besluiten en dus, dat ze dadelijk voor Christus bereid is. Want omdat de ziel
Christus, de hele Christus, de liefde God, de genade, de heiligheid, als zeer begeerlijke
voorwerpen met haar wil verkozen heeft en bemint, daarom ziende en denkende dat zij die
niet zou kunnen genieten en verkrijgen, zoals zij wil, zo valt tot ongeluk en twisten. Dit omdat
zij in haar keuze en liefde tegengegaan wordt. Maar stel nu dat de ziel vervoerd wordt tot dit
zondige twisten en ongeduldig murmureren tegen God. Dat zij vreest en beseft dat de Heere
haar Christus, Zijn liefde en genade wil weigeren, hetwelk zij nochtans niet wil
rechtvaardigen, zou die ziel dan verstoten worden? Verstoten omdat zij niet bereid is voor
Christus? Nochtans is zij overtuigd van zonde, gevoelt het kwaad van de zonde, is verslagen
en verbroken van vrees en droefheid over de zonde. Over de straf der zonde. Zij beseft en
erkent haar machteloosheid, ledigheid en de verloren, bij zichzelf reddeloos staat. Zij is
gewillig dat Christus tussen haar en de zonde een scheiding maakt.
Dit is hard om te zeggen, temeer omdat Job, Jona, Jeremia en andere heiligen, vanwege hun
murmureren en ongeduld niet verstoten zijn.
Maar deze poging om tot overeenstemming te brengen daar latende, kom ik nu weer tot mijn
redenen die tegelijk het beste zulke bewijzen dat een mens noch in zijn voorbereiding, noch
daarna niet stellig tevreden moet zijn om verdoemd te worden en om God genade en liefde
voor eeuwig te missen.
1e reden: Die mens zal, door tevreden te zijn, afgehouden worden immers voor die tijd, van
die plicht die God ten allen tijde van hem eist. Als hij tevreden en vergenoegd moet zijn
zonder Christus, zonder Gods liefde en genade en verdoemd te worden, dan moet hij alsdan
niet tot Christus komen. Dan moet hij Hem niet aannemen, noch in Hem geloven. Maar God
gebiedt hem altijd om in Christus te geloven. Hij roept hem tot Christus, biedt Hem aan. Hij
dreigt met verdoemenis als hij ongehoorzaam is en niet in Christus gelooft. Hij mag dat dus
nooit nalaten. Nochtans moet hij het dan nalaten en niet willen, dat hij tevreden is Gods liefde
en genade te missen.
2e reden: Dit strijdt tegen de mens als mens en tegen de christen als christen. Een mens als
een redelijk schepsel moet gelukzalig willen zijn. Daarom moet hij de vereniging met God als
het hoogste goed begeren. Begeren Hem te beminnen, te genieten, te roemen en in Hem zich
voor eeuwig te verlustigen. Maar als de mens te enige tijd tevreden moet zijn om zonder Gods
liefde te zijn en van Hem verstoten en verdoemd te worden, dan zou hij gewillig moeten zijn
om van zijn hoogste goed afgescheiden te zijn, om het hoogste kwaad te dragen. Maar dat is
onmogelijk. Nogmaals: een christen als een christen is met Christus verenigd. Hij leeft door
het geloof in Hem een leven van rechtvaardigmaking en heiligmaking. Zou hij echter tevreden
zijn zonder Christus, zonder rechtvaardigmaking en heiligmaking te zijn en onder schuld en
de kracht van zijn lusten te blijven, indien dit Gods welbehagen zou zijn, dan zou dit strijden
tegen het wezen van een christen.
3e reden: Het einde waartoe het voorbereidend werk vereist wordt, kan wel bereikt worden.
Het wordt beter bereikt en is bereikt, zonder deze conditie. Het einde waartoe God de ziel
bereidt is, dat zij mag zien hoe nodig zij Christus heeft. Dat zij gewillig mag zijn om Hem aan
te nemen zoals Hij aangeboden wordt. Want het einde van de verootmoediging is geloof en
komen tot Christus. En evenals er zoveel overtuiging nodig is die verslagenheid voortbrengt
en zoveel verslagenheid die verootmoediging voortbrengt, zo is er zoveel verootmoediging
nodig die de ziel uit zichzelf naar Christus drijft. Al is de mens er niet toe gekomen dat hij
tevreden en vergenoegd is om Gods liefde en genade te missen, om overgegeven te worden
aan al zijn lusten en verdoemd te worden, als God echter de eer van Zijn macht en
rechtvaardigheid krijgt, dan kan hij toch wel tot Christus komen. Duizenden zijn er toe
gekomen zonder dat. Ja, ik acht dat die eerder tot Christus gedreven zullen worden die het niet
kunnen verdragen om te horen dat ze stil en tevreden moeten zijn zonder Gods genade en
liefde en zonder Christus. Ik acht dat degenen, die zo onderworpen zijn aan Christus'
soevereiniteit en gerechtigheid geen haar beter bereid zijn voor Christus. Dat dit geenszins de
weg is om zielen te bewegen en te trekken tot Christus. Om te zeggen: U moet tevreden en
gewillig zijn met de beschikking van God, indien Hij de eer van Zijn macht en gerechtigheid
over u wil hebben en u Christus weigeren en de genade en de liefde en verdoemen. Door deze
koorden zal men niet veel zielen tot Christus halen. Ook zijn de mensen niet zoveel gezet op
Gods liefde en genade. Noch veel verontrust en ontevreden omdat zij die missen. Men zou
hun dan moeten gaan leren dat ze wel tevreden moeten zijn. Als zij denken, dat Hij hun nooit
Zijn genade zal geven, dat hij hun zal overgeven aan hun lusten en hen verdoemen, als Hij
maar Zijn heerlijkheid heeft omtrent hen, dan zal men zodoende en predikende zeker geen
goede gedachten van God en Christus in de zielen openbaren. Toch is dit nodig om de zielen
tot Christus trekken.
4e reden: Noch Christus, noch de apostelen hebben een voorwaarde vereist die nodig is tot
een gezonde bekering, toen zij preekten en de zielen tot Christus riepen. Namelijk, dat ze stil
en tevreden moest zijn onder deze gedachte, dat God hen nooit Zijn genade en liefde zou
geven, maar hen verdoemen en verstoten. Nochtans was Christus getrouw in Zijn ganse huis
als de Zoon. En Zijn apostelen als Zijn dienaars hebben de ganse raad Gods verklaard. Het is
waar, er worden voorwaarden vereist in een zondaar die op de rechte wijze zal komen. Niet
degenen die enige waardigheid in zichzelf stellen maar die hem zijn snoodheid en
onwaardigheid doen zien. Die zullen dienen om hem gewillig te maken, om Jezus te
omhelzen. Daarom moet men vermoeid en beladen, ziek en verloren, dorstig en gewillig zijn.
Maar nooit is er gezegd: U, die tevreden bent met wat Ik over u beschik, hetzij ter
verdoemenis, hetzij ter zaligheid, komt tot Mij. Nooit heeft Petrus tot die duizenden en Paulus
tot de stokbewaarder gezegd: Bent u wel onderworpen aan Gods wil, in het geval dat Hij u
niet wil behouden, maar verdoemen? Dan zal ik zeggen wat u doen zult om zalig te worden.
Het voorbeeld van de verloren zoon, door Christus voorgesteld in Lukas 15, bewijst niet
hetgeen mr. Hooker daaruit wil trekken, zoals hij in zijn eigen verklaring te kennen geeft.
De verloren zoon zegt: Ik ben niet waardig uw zoon genaamd worden, maak mij als een van
uw huurlingen. Dat wil te kennen geven dat hij tevreden zal zijn, hoe laag hij ook gezet wordt.
Als hij maar in het huis van zijn vader mocht zijn, waar overvloed van brood was, anders zou
hij van honger moeten sterven. Dat is: De ziel durft in het gevoelen van haar snoodheid God
geen Vader te noemen. Doch als de Heere haar maar onder Zijn dienstknechten wil stellen en
haar in Zijn huisgezin, binnen Zijn deur wil nemen, dan zal ze dit tot een grote weldaad
rekenen.
De verloren zoon wilde niet zeggen: Als mijn vader mij niet in zijn huis wil laten maar mij
buiten de deur sluit en mij geen bete broods geeft omdat ik gezondigd heb, dan ben ik
tevreden. Maar mr. Hooker erkent dat hij in het huis van zijn vader wil zijn en dat hij brood
begeert. Daarom kan dit tot zijn oogmerk niet dienen.
5e reden: Omdat anders een genadeloos mens zo'n grote en hoge daad zal doen die een
begenadigde niet kan doen. Want hier zal een ziel die bereid gemaakt wordt om tot Christus te
komen door het geloof, vooraf een onderwerping hebben aan Gods soevereiniteit en heilige
wil. Als Hij haar het grootste goed wil weigeren waarvoor een redelijk schepsel vatbaar is en
Hij haar Zijn vreselijke toorn voor eeuwig op wil leggen, dat de ziel tevreden is met Zijn
welgevallen. Dit zou zo'n grote daad van gehoorzaamheid zijn (indien het anders geboden is)
dat ik niet weet of een begenadigde ergens in, behalve in het oefenen van het geloof, zo'n
groot werk doet. Want dat zou een wonderlijke daad van zelfverloochening zijn, dat, indien
Hij Zijn liefde wil weigeren en geen genade wil werken, maar ter verdoemenis beschikken,
zich toch zou onderwerpen en tevreden zijn.
Wie in alle andere dingen die veel minder en lager zijn dan verdoemd te zijn zo'n gestalte had
van onderwerping aan God en zulke daden deed, dan zou ik zeggen dat hij een grote heilige
was. Het was weinig in vergelijking, dat David zich gelaten aanstelde en onderwierp, indien
de Heere hem niet weer in Jeruzalem en in zijn koninkrijk wilde brengen. Dat Aäron
stilzweeg, toen God zijn twee zonen met vuur doodde. Dit waren maar beuzelingen en als
niets in vergelijking. Nochtans waren dat vrome en begenadigde mannen. Maar als
daartegenover die grote daad van onderwerping aan Gods rechtvaardigheid en soevereiniteit
zou geschieden aan iemand, die maar onder het voorbereidende werk voor Christus is. Dus
aan een natuurlijk mens die nog geen geloof heeft en nog niet bij Christus is. Dat zou een
zonderlinge heilige zijn, terwijl hij onbekeerd is, hetgeen wonderlijk zou zijn.
Het schijnt echter dat mr. Hooker, evenals mr. Shepard, in het werk der voorbereiding al enige
bijzondere genaden stelden, opdat de mensen immers zeker en vast zouden gaan. Ik denk hier
ook aan hetgeen mr. Firmin verhaalt van zijn schoonvader mr. Nathan Ward. Toen deze mr.
Hooker die predikaties hoorde prediken van de zielsvoorbereiding voor Christus en van de
verootmoediging, zei hij tegen hem: Mr. Hooker, zo maakt u betere christenen voordat de
mensen in Christus zijn, als zij ooit daarna zijn. Ik wens dus zo'n goede christen nu te zijn als
u de mensen maakt, terwijl zij zich bereiden voor Christus.
Mr. Hooker vertelde hem de reden waarom hij dacht dat God hem zo liet prediken. Omdat hij
zag dat hij niet lang hier zou blijven en dus zou hij zijn werk al gelijk doen.
Zo gaf dezelfde mr. Ward ook deze aanmerking over mr. Shepards prediken: Als mr. Shepard
met de huichelaars komt te handelen, dan snijdt en houwt hij zo verschrikkelijk dat wij niet
weten hoe hem te horen. Hij maakt ze allemaal bang dat ze allen huichelaars zijn. Maar als hij
komt te handelen met een tedere ootmoedige ziel, dan geeft hij de troost zo ruim dat wij
vrezen die te nemen.
Zo geloof ik eerder dat deze mannen deze vergenoegdheid stellen in zulken die zeker
begenadigd worden en troost ontvangen. Shepard geeft dit in zijn boek te kennen: Dat heb ik
gedurig zo gezien, dat menig uitverkoren ziel nooit getroost is geworden, voordat zij zo
tevreden was. En dat zij altijd terstond getroost is geworden en genezen, wanneer zij hiertoe
gekomen was.
Zo verhaalt mr. Firmin van een vrouw van de gemeente van mr. Shepard, die hem zei dat ze
tot geen gevestigde troost kon komen, voordat ze zo tevreden kwam te worden zonder Gods
liefde. Maar, zegt hij, ik heb die vrouw verscheidene jaren tevoren gekend toen ze een even
goede christen was, als toen ze mij dit vertelde. Maar toen sprak ze niet van tevreden te zijn
om verdoemd te worden als God het zo wilde hebben.
Ik ken ook een uitgelezen christen, die beleden heeft dat ze door het lezen van dit boek van
mr. Hooker over de verootmoediging, licht en troost en vrede over haar staat had gekregen.
Daarna was zij onder de leiding van De Labadie en zijn discipelen geraakt. Zij erkende geen
recht christen geweest te zijn, voordat ze het werk van zelfverloochening alzo geleerd had,
door middel van die mannen, die Hookers methode schijnen gevolgd te hebben. Maar in
twintig jaar heb ik zoveel proeven van haar oprechte genade gezien, dat ik zo zeker van haar
goede staat verzekerd was, als ik nu ben, terwijl zij in dat gezelschap is.
Maar het schijnt ook dat Jean de Labadie en zijn discipelen na hem, de gewoonte hebben
gehad dat zij de christenen die al lang voor die tijd begenadigd waren, pas bij hen tot
christenen wilden maken, op een nieuwe manier (kwansuis, dat is hun eer en lof).
Maar de Heere zal Zijn werk niet laten varen. Ook wil Hij het niet verworpen noch
geloochend hebben. In het bijzonder niet dat men de eer voor zichzelf neemt of die aan
anderen geeft. Nieuwe uitgevonden methodes in deze zijn gevaarlijk.
Het Woord van God moet de regel zijn. Het is waar wat er van Mozes staat geschreven in
Exodus 32: 32. Hij bad: Delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt, indien Gij
hun zonden niet vergeven zult. En van Paulus staat er in Romeinen 9: 3:1k zou zelf wel
wensen verbannen te zijn van Christus voor mijn broeders.
Ik wil daarop twee dingen zeggen.
Ten eerste: Indien beide woorden verstaan worden als het eeuwig missen van God, zo zal
hieruit evenwel niet bewezen worden dat er enig gebod is dat van een ieder christen eist dat
men dit zo zou wensen.
Veel minder vindt men ergens, dat zo'n onderwerping en begeerte een deel zou zijn van de
zielsvernedering en voorbereiding voor Christus.
Ten andere: Hieruit blijkt niet dat Mozes en Paulus tevreden waren om van God voor eeuwig
verstoten te zijn. Van Mozes schijnt dit het minst te bewijzen zijn. Want God antwoordt
Mozes in vers 33 als volgt: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. Nu, dat
was immers niet het boek van het eeuwige leven en van de verkiezing. Nochtans sprak God in
die zin, waar Mozes in sprak. In de verzen 34 en 35 wordt het uitgelegd. Ik zal hen plagen en
hun zonde over hen bezoeken.
Mr. Caryl, die over Job 24: 20 schrijft, verstaat het van de registers van de kerk, of van de
registers van het volk van Israël. Hij zegt: Wij mogen de toewensing van Mozes als volgt
verklaren. In het boek hetwelk gij bevolen hebt beschreven te worden als een register van het
volk van Israël. Alsof hij gezegd had: Laat mij niet meer gerekend worden voor een Israëliet.
Inzonderheid, laat mij niet hebben een heerlijke en eerwaardige naam in Israël, laat mij niet
staan op dat register.
De Heere had gezegd, vers 10: Nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke en hen
vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. Doch Mozes aanbad het aangezicht des Heeren,
enzovoort. Alsof hij gezegd had: Ik sta niet op mijn eigen naam. Ik ben er ver vanaf om
eerzuchtig begerig te zijn dat ik het hoofd van een groter volk dan dit zou willen zijn. Dat ik
liever dan dat Uw naam zou lijden, wil missen dat men van mij kennis neemt als het hoofd
van dit volk. Ja, ik wil wel de minste van hen zijn, ik wil voor niet meer dan een gewone
Israëliet gerekend worden.
Hij bewijst zijn verklaring uit Psalm 69: 29, waar David deze vloek over zijn vijanden
uitspreekt: Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens en met de rechtvaardigen niet
aangeschreven worden.
De Joden, zegt hij, hadden de gewoonte hun huisgezinnen te tellen en hun namen op te
nemen. Zo deden zij toen zij uit Egypte kwamen. In deze zin kan het boek van de tellingen het
boek van de levenden genoemd worden. En wij mogen uit dat boek van de levenden een
dubbele opvatting nemen. Ten eerste, het boek van degenen die natuurlijk leefden. Ten
tweede, het boek van degenen die geestelijk leefden en die dus degenen waren die eeuwig
zouden leven (Fil. 4 : 3; Openb. 3 : 5).
David schijnt op dit boek der levenden te zien, omdat hij er bijvoegt: Laat hen met de
rechtvaardigen niet aangeschreven worden. Alsof hij gezegd had: Deze mensen deden een
uiterlijke belijdenis en schenen eens op de lijst en op het register van de rechtvaardigen zijn.
Zij hadden eens een hoogachting en een naam onder het volk van God (zoals alle geveinsden
hebben, totdat hun masker af is), maar zij werden ontdekt van een andere maagschap te zijn.
Laat daarom hun namen niet meer genoemd noch herdacht worden, als hebbende enige
betrekking op dat gezelschap.
Zodat, als dit de zin is, uit dit voorbeeld niets te bewijzen is van vergenoegd te zijn ook al wil
God ons verdoemen. Ik ben er immers zeker van, dat deze uitleg niet helemaal verworpen kan
worden.
De hooggeleerde Rivet, die ook over Exodus 32: 32 schrijft, neigt ook tot deze verklaring. Hij
meent dat het een voldoende bewijs was van de brandende begeerte van het goede van dit
volk, dat hij de dood verkoos, liever dan dat het volk uitgeroeid zou worden. Immers, wat ook
de zin ervan is, zegt hij, wij moeten niet denken dat Mozes en Paulus om iets baden dat recht
tegenover Gods wil was. Dat absoluut en bepaald tegen hun eigen zaligheid streed.
Een voortreffelijk Schriftuitlegger in Engeland, mr. Arthur Jackson, erkent deze uitleg, nadat
hij de algemene verklaring had verhaald. Als Mozes hier zegt, zegt hij, dat als God de zonden
van Zijn volk niet wilde vergeven, hij liever zelf uit het boek des levens uitgewist wenste te
worden, dan kunnen wij hieruit concluderen dat Gods besluit veranderd kan worden. Of dat
degenen die verkoren zijn ten leven, toch nog voor eeuwig verloren kunnen gaan. Of dat Gods
gerechtigheid het straffen van rechtvaardige tegelijk met de goddeloze zou toelaten. Want in
deze woorden zoekt Mozes alleen uit te drukken niet wat hij dacht dat mocht wezen, maar wat
hij kon wensen dat mocht wezen. Indien het behoud van Gods volk daardoor teweeg gebracht
mocht worden, te weten: dat hij uit zijn droefheid vanwege de verwerping van dit volk, uit
zijn ijver voor Gods eer en uit zijn grote genegenheid tot zijn broeders, kon wensen om zelf
beroofd te worden van de hemelse heerlijkheid. En dit opdat zij wederom in gunst ontvangen
mochten worden. Dit is alles wat Mozes met deze woorden voorhad. Weggevoerd met de
sterkte van zijn genegenheden en met de heftigheid van zijn begeerten, zo drukt hij zich uit bij
wijze van verzoek: Zo niet, delg mij nu uit Uw boek, dat Gij geschreven hebt. Zo wordt dit
woord van Mozes over het algemeen verstaan.
Maar het kan ook verstaan worden van het register en de lijst, die als het ware in de
Goddelijke alwetendheid van alle levenden hier in deze wereld gehouden wordt. Daaruit
wenst Mozes uitgedelgd te worden, dat is, door de hand des Heeren afgesneden te worden,
liever dan dat het volk verworpen zou worden, hetwelk Hij zo wonderlijk uit de
dienstbaarheid van Egypte verlost had.
Hierin handelde Mozes als een voorbeeld van onze Middelaar, Die Zijn leven aflegde voor
Zijn schapen (Joh. 10: 15) en ons verloste van de vloek, zijnde een vloek voor ons geworden
(Gal. 3: 13).
Aangaande de wens van Paulus, verklaart de eerder genoemde mr. Caryl die op dezelfde
manier als de wens van Mozes. Hij zegt: Wij mogen oordelen dat beiden, Mozes en Paulus,
met dezelfde geest van ijver voor Gods eer gedreven waren in hun wensen. Mozes wenste op
die grond uitgedelgd te worden uit het boek dat God geschreven had. Paulus wenste vervloekt
of verbannen te zijn van Christus. Dat is: als een persoon te zijn die afgescheiden of
geëxcommuniceerd is van het gezelschap of de gemeenschap van de gelovigen. Om zo onder
de heiligen niet meer herdacht te worden of zijn naam uitgewist te hebben uit de kerkregisters.
En dat hoewel hij zo'n grote planter en voortzetter van de gemeente was geweest (Jes. 4:3;
Ez.13:9).
Grotius verklaart het als volgt: Verbannen van Christus, dat is van de gemeente van Christus,
die Christus genaamd wordt (1 Kor. 12:12; Gal. 3: 27). Evenals het de wijze van de Hebreeën
was om bij de naam van de man genoemd te worden (Jes. 4: 1). Hij wilde zeggen: Ik zou niet
alleen de eer van het apostelschap willen missen, maar ook de verachtste onder de christenen
willen zijn, zoals die verbannen zijn. De geleerde Gomarus maakt onderscheid tussen een
tijdelijke en een eeuwige verbanning. Tussen een verbanning enkel zo en een andere
secundum quid, op een zekere wijze. Hij wil dat het niet een eeuwige, maar een tijdelijke
verbanning was. Op een bepaalde wijze die Paulus wenste, zoals Christus voor ons verbannen
was, maar niet voor eeuwig. Hij verhaalt van een plaats uit Nazianzenus, ten goede van de
Macedoniërs. Die zeiden dat de Heilige Geest een schepsel was. Dat zij ook met Paulus van
Christus verbannen wensten te zijn en iets te lijden als een verdoemde, mits zij de
Drieëenheid behoorlijk mochten erkennen. Ik beken dat die verklaring mij nog niet voldoet. Ik
zou de zin van deze woorden liever zo uitleggen, dat hij met grote ijver tot Gods eer en tot de
zaligheid van zoveel duizenden zielen vervoerd was dat hij zijn eigen zaligheid niet rekende
dat die te vergelijken was met de zaligheid van zoveel duizenden. Dat zijn liefde tot de Joden
zo groot was, dat als het mogelijk geweest zou zijn, hij hun verwoesting afgekocht zou
hebben met het verlies van zijn eigen zaligheid. Hij had kunnen wensen als een vervloekte
verbannen zaak te zijn en afgescheiden van Christus, uit een sterke begeerte naar hun
zaligheid en naar de eer van God. Dit indien de Joden behouden hadden mogen worden die nu
van Christus gescheiden zijn. Maar dit bewijst niet dat iedere christen, buiten zo'n geval als
Paulus had, tevreden zou mogen of moeten zijn om de zaligheid te missen en verloren te gaan,
als de Heere dat mocht willen. Veel minder nog, dat men tot Christus niet zou kunnen komen,
noch in Hem geloven, voordat men zover vernederd, verloochend en onderworpen is aan
Gods soevereine wil. Het is waar, de Heere is soeverein en deelt Zijn genade mee aan wie Hij
wil. En wij hebben nooit enige reden om tegen God te murmureren of te twisten over Zijn
bedeling. Maar ik meen dat men door de voorstelling van die soevereiniteit verkeerd doet
door een tevredenheid om geen genade te hebben, maar voor eeuwig verdoemd te worden zo
de Heere dat wil, te eisen, wanneer een zondaar gewilligheid heeft om zich aan het Evangelie
te onderwerpen. Om de toegerekende gerechtigheid van Christus te ontvangen en zich van
ganser harte te buigen om zich die genade door de hand van de Middelaar te laten toebrengen.
Hiertoe wordt hij geroepen en niet tot het andere. God aantoont de arme ellendige zondaar die
zich heeft verdorven en in een verloren staat gebracht is, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft om
zo'n ellendige rampzalige te verlossen. Hij roept hem tot Christus en door Hem tot Zichzelf.
Hij biedt Hem aan dat, indien hij wil komen en zich wil onderwerpen en tevreden is, dan zal
hij door die Middelaar behouden worden. Dan zal Hij hem volkomen zalig maken en hem
Zijn liefde, genade, vergeving, beeld, enzovoort geven. Ook gebiedt Hij hem om gewillig zijn
toevlucht tot Hem te nemen, met bedreiging van de verdoemenis, zo hij er niet heengaat. Met
beloften en verzekeringen dat hij anders op die voorwaarde alles zal ontvangen. Stel nu dat de
zondaar tevreden en gewillig is om zo alle genade en zaligheid van God door Christus te
ontvangen. Zo eist dan een leraar verkeerd als hij zegt: Nee, u moet eerst zo gebogen zijn en
gewillig om de genade te missen, eer u dit mag aannemen. Of als u het aangenomen hebt, dan
moet u zich zo verloochenen dat u gewillig en tevreden zijt om God en Christus, de hemel en
de genade te missen zo God dat wil. Die wil is er nu niet en zij kan er nu niet zijn, waarom zal
er dan onderwerping zijn?
Maar ik vrees te uitgebreid te zijn, schrijvende maar een voorrede voor een klein boek. Ik heb
echter enige misslagen, die sommige theologen in de verhandeling van het werk des gemoeds
begaan, aangewezen. Graag zou ik hier meer over zeggen. In het bijzonder van de natuur van
het geloof, van het getuigenis van de Geest, van het wachten op Zijn werkingen en
bewegingen, van het beogen van loon, enzovoort.
Daar dit echter te ver zou lopen en daartoe misschien een andere gelegenheid gegeven zal
worden, zal ik aan die zaken voorbijgaan. Ik zal alleen iets aanwijzen dat dichter komt bij het
gezegde en daarmee zal ik besluiten. Het is de stelling van sommigen dat een ziel die
verootmoedigd is en tot Christus gaat of wil gaan, de eer van God moet zoeken boven haar
eigen zaligheid. Ver boven haar bewaring van hel en toorn en verlossing van zonde. Als ze
dat niet dadelijk doet, maar meer haar eigen zaligheid beoogt en behartigt dan Gods eer, dan
wordt ze alleen door eigenliefde gedreven. Daarom zal zij zichzelf verderven, omdat zij niet
meer heeft dan een natuurlijke mens. Zo spreekt mr. Thomas Shepard in zijn boek De
oprechte bekeerde. Aan het einde van het derde hoofdstuk nodigt hij de ziel om Christus aan
te grijpen. Dit zijn zijn eigen woorden, als hij zegt: Gaat tot Hem, grijpt Hem aan. Niet met de
hand van vermetelheid en liefde tot uzelf, maar met de hand des geloofs en der liefde tot Hem,
om Hem te eren.
Aan het einde van het vijfde hoofdstuk, nadat hij acht gemakkelijke wegen naar de hemel, die
echter alle inderdaad naar de hel leiden, genoemd had, zegt hij: Ten negende en ten laatste, de
weg van eigenliefde, waardoor iemand, verschrikkelijk vrezend dat hij verdoemd zal worden,
alle middelen gebruikt waardoor hij behouden zal worden. Van alle is dit de krachtigste
moeilijkheid, om tegen de stroom op te roeien, het eigen ik te haten en dan Christus ten volle
te volgen. Dit is terecht aanstootgevend. Nochtans is dit boek zeer goed, zieldoorzoekend en
roerend.
Ik moet echter aan de lezer doorgeven dat mr. Shepard het boek niet zelf heeft uitgegeven. In
een brief uit Nieuw Engeland, gericht aan mr. Firmin, heeft hij verklaard dat het buiten zijn
weten en tegen zijn wil in het licht gebracht is. Dat het een samenstelling van diverse van zijn
preken was, maar dat hij nauwelijks wist wat er in stond. Dat hij niet genegen was het te zien,
omdat er zoveel grove drukfouten in waren. Deze en enige andere aanstootgevende
uitdrukkingen moeten wij dus niet noodzakelijk zien dat ze van hem afkomstig zijn. Dit
temeer, omdat in zijn boek De gezonde gelovige, dat hij zelf heeft uitgegeven, betere en
gezondere uitdrukkingen staan. Als hij daar spreekt van het einde van zijn geloof, zegt hij dat
het geloof tot Christus komt met het doel om Christus en al Zijn goederen te hebben, zonder
dat hij daar iets spreekt tegen het zoeken van zijn zaligheid. Evenwel heeft mr. Daniël Rogers
het duidelijk genoeg gesteld in zijn catechismus. Hij zegt daar: Zoekt u geloof te hebben om
de hel te ontgaan? Arme ziel! Zeg mij, Is dit uw oogmerk? Waarin verschilt u van een
dronkaard of een zweerder? God heeft Zichzelf genadig verbonden aan die Hem zoeken en
niet zichzelf. Hij helpt en staat diegenen bij die Zijn eer boven hun eigen zaligheid zoeken. In
zijn boek Naäman de Syriër, noemt hij de eigenliefde een gevaarlijk kwaad, dat de ziel van al
haar arbeid en hoop berooft. Namelijk, als een ziel zo op de belofte, als een voorwerp van
onmiddellijk goed voor zichzelf ziet, voor haar eigen einden en welvaart. Wanneer zij haar
eigen zaligheid niet onder de eer van God stelt. Hiertegen stel ik de volgende stelling en
bewijs die met redenen. Stel dat iemand op de roeping en nodiging van Christus gaat geloven
in Christus. Dat hij Hem dadelijk aanneemt en omhelst. Zo mag hij en moet hij zichzelf en
zijn eigen zaligheid beogen. Tot het wezen en waarheid van het zaligmakende geloof en de
omhelzing van Christus, wordt niet vereist dat hij de eer van God en Christus en de lof der
heerlijkheid van Zijn genade beoogt en zoekt boven zijn eigen zaligheid. Het is waar dat de
eer van God en Christus en de heerlijkheid van Zijn genade als het einde van de zaligheid,
boven onze zaligheid is. Als Gods genade in Christus gezocht wordt, dan wordt datgene
gezocht waarin Zijn eer opgesloten is en waarover de ziel Hem eeuwig zal lofzeggen. Ja, als
de ellendige, machteloze, verloren ziel naar Jezus uitgaat en zich aan Hem opdraagt, evenals
hij Hem en Zijn goederen aanneemt, zo verheerlijkt God Zijn genade aan hem. De ziel
verwondert zich over die rijke aangeboden genade en de verzegeling dat God waarachtig is in
Zijn getuigenis. Dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft. Dat het leven in Hem is. Die ziel vertrouwt
zich aan Hem toe en neemt Hem aan op Gods enkel woord. Die verheerlijkt Gods eer.
Evenals Abraham door geloofsoefening te midden van veel moedbenemende beproevingen,
God de eer gaf. Maar de gelovende ziel, in haar uitlopen naar Christus, zoekt zichzelf en haar
zaligheid, leven, vrede en verlossing in de vereniging met Christus. In de gemeenschap aan
Hem en aan zijn goederen en gewisse weldadigheden. En door Hem vereniging en
gemeenschap met God. Hier wordt echter niet vereist dat die ziel in het naar Christus gaan en
Hem aan te nemen, Gods eer verhoogt boven haar eigen zaligheid. Dit blijkt.
Ten eerste: Omdat de apostel Petrus zegt dat het einde van ons geloof de zaligheid van onze
ziel is. Dat is zij niet alleen als het geloof ophoudt en de volle genieting begint, maar ook in
haar eigen beoging en werking. Want geloven in Christus is de zaligheid van de ziel in Hem
zoeken. Dat is Hem aan te zien en aan te nemen als Jezus, Zaligmaker. Dit houdt in dat Jezus
de ziel verlost of zou verlossen van de schuld en smet der zonde, van ongerechtigheid en
onreinigheid, van vijandschap tegen God, enzovoort.
Door het geloof zoekt iedere oprechte ziel losmaking van de banden der zonden. Bevrijding
van de heersende en tyranniserende kracht der verdorvenheid. De bekwaamheid om de Heere
te dienen, te beminnen en te gehoorzamen. Om haar zaligheid uit te werken in vreze en beven.
Zij zoekt heiligheid en genezing, zowel als verzoening en bevrediging. Dit is het einde van
ons geloof. Als dit niet gezocht wordt, dan is er geen geloof, omdat het geloof niet om zijn
einde komt. En de ziel die daar niet om komt, moet haar ellende niet voelen, noch Gods
toekomende toom vrezen, noch haar aanklevende zonden een grote last vinden, want anders
zou zij haar toevlucht nemen tot Christus. Dan zou zij tot Hem vlieden, opdat Hij haar zou
verlossen en redden.
2. De ziel mag dat beogen wat Christus beoogde en nog beoogt in Zijn doel. Christus,
komende in de wereld, gehoorzamende en lijdende, beoogde dit, dat Hij veel zonen tot de
heerlijkheid zou brengen. Hij kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Gods
oogmerk, in het zenden van Zijn Zoon in de wereld, was liefde. Opdat een iegelijk die in Hem
geloofde, de eeuwige zaligheid zou hebben. Gods oogmerk is dusdanig, door Zijn verbond op
te richten en Zijn beloften te geven, dat wij daaruit al de zegeningen zouden halen. Wel is het
waar dat God Zijn eigen eer meer heeft beoogd. Dat de zaligheid maar het middel is tot dat
einde. Dat Christus voor had om Zijn Vader te eren. En dan ook zelf een Naam te krijgen
boven alle namen. Doch een zondige ellendige ziel zoekt alles bij Hem, waar het opgelegd is.
Die beoogt een recht Gode behaaglijk oogmerk, omdat de dadelijke verheerlijking van God en
Christus daaraan verbonden is.
3. Omdat die ziel, die haar zaligheid zoekt en weet wat zaligheid is, inderdaad Gods eer zoekt.
De zaligheid is Gods genieting en verheerlijking. De zaligheid der ziel heeft de eer van God
aan zich vastgeschakeld. Want dat is Zijn eer, dat Hij zalig maakt en op zo'n wijze zalig
maakt. De ziel die tot Hem komt op de openbaring en de uitlating van Zijn genade, waarin
Zijn grootste eer is, vereert Hem. En Zijn wijsheid, goedheid en waarheid erkennend, gaat die
ziel met welgevallen naar de Middelaar Jezus. Zij werpt haar gewicht op Hem en zoekt alle
heil in de Zoon, in Dewelke des Vaders welbehagen is, dat in Hem alle volheid wonen zou.
Nu, indien het geloof noodzakelijk en wezenlijk is in het zoeken van de zaligheid, ook Gods
eer en men niet alleen zichzelf en eigen genoegen en welstand zoekt, dan is dat een waar en
zaligmakend geloof. Ook al kan de ziel als zij daarop onderzocht wordt, niet zeggen of zij
meer Gods eer dan haar eigen welstand zoekt.
4. Christus en de apostelen hebben nooit zo gepreekt, noch gewetensbezwaren voor de zielen
gemaakt, als voorwaarde vereisend dat wanneer iemand in Christus wil geloven, dat hij Gods
eer moet zoeken in de daad des geloofs, boven zijn welstand en zaligheid. Nergens vinden we
dat van verslagen hongerige zondaars vereist wordt, dat zij de eer van de vrije genade in
Christus boven hun eigen geestelijk en eeuwig leven en heil moeten beogen, of dat anders hun
geloof verworpen zal worden. Wat nu Christus en Zijn apostelen niet vereist hebben, zullen
wij niet als nodig eisen. Temeer, omdat er geen bekwaam middel zou zijn om te beproeven of
wij Gods eer meer liefhebben en zoeken dan onze zaligheid en behoudenis. Dit zou men pas
kunnen zien, als onze zaligheid en Gods eer van elkaar gescheiden zouden zijn. Maar zij zijn
nooit gescheiden en zij kunnen nooit gescheiden zijn. Zo zouden de zielen dan altijd in twijfel
zijn of zij oprecht zijn in hun geloof of niet, omdat zij daar nooit een proef van kunnen
nemen, zoals wel een bewijs genomen kan worden dat men God liefheeft boven vrouw, man,
kinderen, vader en moeder en leven. Want soms vereist God die te verlaten en God alleen aan
te kleven. Maar nooit vereist Hij de zaligheid en de eeuwige welstand der zielen te verlaten en
te verloochenen.
Aldus ben ik enige onvoorzichtige en ongegronde uitdrukkingen tegengegaan, waardoor veel
begenadigden, zonder noodzaak, ontsteld worden. En temeer dienen de leraars zich daarvoor
te wachten, want de satan en de blinde, vleselijke en ongelovige harten doen genoeg om de
oprechten in veel moeilijkheden te brengen en te houden.
Ik hoop en vertrouw, christelijke lezer, dat u door dit boekje te lezen en aan uw gemoed te
brengen, een bijzondere vrucht zult genieten. Gedenk aan mij, als het u wel gaat, in uw
ernstige gebeden, die ben en mij alleszins wens te vertonen te zijn, Uw dienstwillige dienaar
van het Evangelie,
Jacobus Koelman
Amsterdam, 4 juni 1678
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
-DIA-
Berichten: 32745
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door -DIA- »

Johann Gottfried Walther schreef:“GODS EER LIEVER KRIJGEN DAN JE EIGEN
ZALIGHEID”
Uit de voorrede van Koelman bij het boek “Heilzame wanhoop” van Hooker.

Nu kom ik bij mr. Hooker, wiens boek ik hier vertaal. Hij heeft, naar mijn oordeel, een
opmerkelijke misslag. Ik mag niet nalaten deze de lezer bekend te maken. Tot de rechte
verootmoediging van een ziel vereist hij zo'n hoge trap, dat de zondaar stellig tevreden en
vergenoegd moet wezen om verloren te gaan, onder de macht der zonde te blijven, ter hel te
varen en verdoemd te worden, indien de Heere geen genade wil geven.

(…) Om de ruimte heb ik een stuk geknipt

Ik hoop en vertrouw, christelijke lezer, dat u door dit boekje te lezen en aan uw gemoed te
brengen, een bijzondere vrucht zult genieten. Gedenk aan mij, als het u wel gaat, in uw
ernstige gebeden, die ben en mij alleszins wens te vertonen te zijn, Uw dienstwillige dienaar
van het Evangelie,
Jacobus Koelman
Amsterdam, 4 juni 1678
Citaat: (verder te lezen via Digibron)
Het komt er bij Hooker dus op neer, dat een waarlijk verootmoedigde ziel tevreden moet zijn om de staat der verdoemenis te dragen en te berusten, vergenoegd en tevreden te zijn, wanneer God de ziel genade weigert. Wie een dergelijke verootmoediging mist, mist de ware voorbereiding voor Christus.

Hiermee is Koelman het niet eens. Hij vindt dit een "harde, ruwe en ongezonde stelling, waar vele ontwaakte christenen, die wensen tot Christus te komen, zich aan zullen stoten”.

De stellingen van Hooker komen er op neer, dat ontwaakte zielen gerust en tevreden moeten zijn als God nooit Zijn liefde betonen zal. Ja, zij moeten tevreden zijn, dat ze verdoemd worden. Dan pas is men werkelijk voorbereid voor Christus! Koelman merkt op, dat hij het met Hooker eens zou zijn, als deze leerde, dat een werkelijk verootmoedigde ziel erkent geen genade waardig te zijn en God rechtvaardigt in Zijn doen. Maar hij wil niet zover gaan, dat een ziel tevreden moet zijn buiten Gods liefde te blijven.

Koelman zegt: "Een ziel voor het geloof in Christus bereid, is aldus gesteld: Zij is verlicht omtrent de waarheid en overtuigd van haar zondige, verloren, ellendige staat. Zij is verslagen, verbroken en geprikkeld met smarten, droefenissen en vrezen, ontstaande uit die overtuiging. Zij is ontledigd van zichzelf Zij merkt niets dan hel en verdoemenis in zichzelf Zij heeft noch prijs om te geven, noch handen om te werken.

Zij is uitgedreven uit haar eigen vertrouwen en eigen gerechtigheden. Zij is zeer arm in haar eigen ogen. Zij ziet zichzelf aan als het ellendigste schepsel op aarde, zoals zij is zonder Christus en zonder liefde Gods door hem.

Zij kan bij God niets inbrengen noch pleigen van zichzelf Zij kan tegen God nergens van spreken, dan van zonde en ellende, omdat zij alle gruwelen in zichzelf vindt. Zij oordeelt en veroordeelt zichzelf als des doods en verdoemenis waardig.

Zij rechtvaardigt God, indien Hij zo met haar naar Zijn gerechtigheid onder het verbond der werken wil handelen. Zij staat verwonderd over Gods lankmoedigheid. Zij verhoogt Zijn verdraagzaamheid, dat Hij haar al niet lang heeft afgesneden. Dat Hij haar niet weggenomen heeft in de wandel der zonde en rechtvaardig naar de plaats van de eeuwige pijniging heeft gezonden.

Zij vindt niets waar zij naar toe zou lopen, dan de rijkdom der barmhartigheid en de vrijheid der genade in Christus en de verlossing door Hem. Die acht deze ziel hoog en zou ze graag omhelzen en aannemen indien ze mocht.

Een ziel, die zover gebracht is, is dan bereid om Christus te omhelzen. Dan zou men haar zeggen, dat ze in Christus moet geloven. Hem hartelijk aannemen, zoals Hij in Evangelie wordt aangeboden om alles voor haar te zijn en te doen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Mannetje
Berichten: 7745
Lid geworden op: 23 mei 2014, 09:54
Locatie: Tholen

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Mannetje »

DIA: waar op digibron kan ik verder lezen, heb je een linkje?
-
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door GJdeBruijn »

Mannetje, via deze link kun je lezen hoe Koelman zelf dacht over deze zaken:
http://www.theologienet.nl/documenten/K ... ronden.pdf

een treffend citaat hieruit:
"I. WIE ONGELOVIGEN ZIJN

Het eerste dat ik vooropstel is, dat vier soorten personen geen grond hebben om enige troost of genade te verwachten, in de staat waarin zij zijn:
1. Mensen, die geen kennis hebben van de eerste grondwaarheden, die men weten moet om over de staat van zijn ziel met God te handelen, te weten: dat alle mensen van nature zondaren en vijanden van God zijn en daarom onder Gods vloek en toorn liggen. Dat de ziel niet sterft, maar op de oordeelsdag met het lichaam herenigd wordt. Dat elk mens een eeuwig lot heeft, hetzij in de hel, hetzij in de hemel. Dat Christus de Middelaar is om verzoening met God te maken. Dat geloof en heiligheid als weg en middel nodig zijn om tot de genieting van God te komen en nog meer van dergelijke waarheden. De mensen die hier geen kennis van hebben, zijn ver van alle troost.
2. Mensen, die de genoemde grondwaarheden wel weten, maar niet geloven en erkennen dat zij doodschuldige en verdoemelijke mensen zijn, tegen wie de vloek der wet uitgesproken wordt. Zij kunnen het zich niet voorstellen of geloven, dat zij het door de zonden zo verdorven hebben, dat God de Heere hen om hun zonden rechtvaardig zou verdoemen. Zulke mensen hebben geen grond om troost of genade te verwachten.
3. Mensen, die zich wel verdoemeniswaardig erkennen en wel van hun rampzalige en verloren staat verlost wensen te worden, maar die toch hun zonden willen vasthouden en het verbond daarmee niet willen verbreken. Zij houden moedwillig hun zonden aan de hand. Zij willen de zonde niet gedood hebben. Zij willen niet in de hand van de Medicijnmeester zijn. Zij willen genade niet genieten en daarom willen zij niet zalig zijn. Zij zijn moedwillige eerwerpers van genade. Daarom moet hun in plaats van troost en genade Gods toorn, de vloeken der wet en de helse verdoemenis toegepast en op het hart gebracht worden. Opdat zij niet langer onwillig zouden blijven om uit hun ellendige en verloren staat gered te worden.
4. Mensen, die hun zonde en rampzaligheid bekennen, die niet alleen van hun schulden maar ook van hun zonden en gebreken zelf verlost willen worden, maar die toch niet de weg willen inslaan, die het evangelie voorstelt. Zij willen geheel of gedeeltelijk door hun eigen werken gerechtvaardigd worden. Of zij willen vergeving krijgen door Gods barmhartigheid, buiten Christus' voldoening om. Of zij willen door hun eigen kracht deugden en plichten betrachten en gebreken verbeteren. Zij verwerpen het enige middel en de enige weg van troost en zaligheid. Zij erkennen hun machteloosheid en verloren staat niet. Zij willen de weg van het verbond der werken niet verzaken om door de weg van vrije en soevereine genade behouden te worden. Daarom is er voor hen geen grond van troost.
Deze vier soorten personen laat ik nu voor wat ze zijn. Ik wil nu niet met hen te doen hebben, omdat zij niet in zo'n staat zijn om enige verzekering van troost, vrede of genade te ontvangen. De lezer die zo is, moet weten dat ik uit het hele Woord van God geen grond van troost voor hem kan voortbrengen.
"
-DIA-
Berichten: 32745
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door -DIA- »

Mannetje schreef:DIA: waar op digibron kan ik verder lezen, heb je een linkje?
Het was een citaat uit De Wachter Sions, het jaar en nummer weet ik niet meer.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door J.C. Philpot »

Anselmus van Canterbury schreef:Neque enim quaero intelligere ut credam, sed credo ut intelligam ("Ik zoek niet te begrijpen om te kunnen geloven, maar ik geloof om te kunnen begrijpen")
Hetgeen hij baseerde op wat de grote Augustinus van Hippo hierover heeft gezegd.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Mannetje
Berichten: 7745
Lid geworden op: 23 mei 2014, 09:54
Locatie: Tholen

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Mannetje »

J.C. Philpot schreef:
Anselmus van Canterbury schreef:Neque enim quaero intelligere ut credam, sed credo ut intelligam ("Ik zoek niet te begrijpen om te kunnen geloven, maar ik geloof om te kunnen begrijpen")
Hetgeen hij baseerde op wat de grote Augustinus van Hippo hierover heeft gezegd.
Erg mooi!
-
Gebruikersavatar
Maanenschijn
Berichten: 4073
Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door Maanenschijn »

Gisteren gelezen in een oefening van Wulfert Floor over bidden:

De Heilige Geest stort bij een ellendige smekeling het kinderlijk vertrouwen in het hart dat God wil horen, dat Jezus wil redden, en dat niemand wordt afgewezen.

Nav. Ps 34 vers 7a.
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8942
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [4]

Bericht door J.C. Philpot »

A. Huijgen in het RD schreef: Wie onze verantwoordelijkheid voor het klimaat benadrukt en de noodzaak van maatregelen onderstreept, zegt nog niet zo veel anders dan andere groeperingen in de samenleving. De kerk weet echter van de Schepper van hemel en aarde, en bovendien van de verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Dat is een boodschap van echte hoop. Ook al zouden we ons allemaal inspannen voor het klimaat, wij gaan deze wereld uiteindelijk niet redden. Maar deze wereld is al gered en zal worden gered. Dat neemt onze verantwoordelijkheid voor het klimaat niet weg, maar biedt wel een nieuw perspectief.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Plaats reactie