Duidelijk? Ik haal de apostelen en de ambtelijke bediening niet uit deze tekst.Bert Mulder schreef:Hieruit blijkt duidelijk dat de Heere het Heilig Avandmaal aan de kerk gegeven heeft, via de apostelen, in ambtelijke bediening.20 Als gij dan bijeen samenkomt, dat51) is niet des52) Heeren avondmaal eten.
21 Want in het eten neemt53) een iegelijk te voren55) zijn eigen avondmaal;56) en deze is hongerig57), en de andere is dronken.
22 Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de59) Gemeente Gods, en beschaamt gij60) degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik61) u niet.
23 Want ik heb62) van den Heere63) ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb,64) dat de Heere Jezus65) in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam;
24 En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
25 Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
26 Want zo dikwijls als gij dit brood zult67) eten, en dezen drinkbeker zult68) drinken, zo verkondigt den69) dood des Heeren, totdat Hij komt.70)
27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan72) het lichaam en bloed des Heeren.
28 Maar de mens beproeve zichzelven,73) en ete alzo74) van het brood75), en drinke van den drinkbeker.76)
29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel,77) niet onderscheidende het78) lichaam des Heeren.
30 Daarom zijn onder79) u vele zwakken en kranken, en velen slapen.80)
31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden81) wij niet geoordeeld worden.82)
32 Maar als wij83) geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
33 Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten,84) verwacht elkander.85)
34 Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel87) samenkomt. De overige dingen88) nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.
Wat mijn probleem met de argumenten van sommigen in deze discussie is, is dat regels die er zijn om ervoor te zorgen dat alles eerbiedig en in goede orde verloopt zelf een absoluut karakter krijgen. Het niet houden van deze regels, of het hebben van andere regels wil zeker niet zeggen dat er geen eerbied of orde is. Misschien is het moeilijker om de orde te handhaven, maar dat is zeker niet noodzakelijk.
Mij komt het heel strak vasthouden aan een kerkorde over als de wetten over een sabbatsreis of andere wetten die de Joden hielden in de tijd van Jezus. Het houden van deze wetten maakt het houden van Gods wet makkelijker, maar het kan leiden tot een starheid die vreselijk is.
Het betekent bijvoorbeeld dat gasten vanuit het buitenland niet aan de avondmaalstafel mogen als ze te laat op de hoogte waren dat de tafel van de Heere aangericht zou zijn. Maar moeten zij dan blijven zitten als de oproep klinkt, of het brood en de wijn voorbij laten gaan? Dat is toch ook zonde?
Of mag bij een grote bijeenkomst van Christenen niet met brood en wijn de dood van de Heere herdacht worden en Zijn overwinning en onze uiteindelijke gemeenschap met Hem gevierd worden? Zelfs niet als dit gebeurt in aanwezigheid van ambtsdragers? Is de kerkorde dan het enige bezwaar?
Wat betreft de verwijzing naar Mattheus 28 en Markus 16. Geldt Matth 28:20 ook alleen voor de ambtsdragers? Mag geestelijk onderwijs ook alleen door ambtsdragers gebeuren?
Verder zou ik het volgende nog willen citeren (art 7 van de NGB):
Ik denk dat dit vetgedrukte ook geldt voor zaken waarbij men in praktijk hetzelfde gezag toekent aan geschriften of traditie en de Bijbel. Zeker als het dient ter veroordeling van het handelen van anderen.Wij geloven dat deze Heilige Schrift den wil Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt. Want overmits de gehele wijze van den dienst dien God van ons eist, aldaar in het lange beschreven is, zo is het den mensen, al waren het zelfs apostelen, niet geoorloofd anders te leren, dan ons nu geleerd is door de Heilige Schriften; ja, al ware het ook een engel uit den hemel, gelijk de apostel Paulus zegt. Want dewijl het verboden is den Woorde Gods iets toe of iets af te doen, zo blijkt daaruit wel dat de leer daarvan zeer volmaakt en in alle manieren volkomen is. Men mag ook gener mensen schriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijkstellen met de Goddelijke Schriften, noch de gewoonte met de waarheid Gods (want de waarheid is boven alles), noch de grote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden of personen, noch de conciliën, decreten of besluiten; want alle mensen zijn uit zichzelven leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelve. Daarom verwerpen wij van ganser harte al wat met dezen onfeilbaren regel niet overeenkomt, gelijk ons de apostelen geleerd hebben, zeggende: Beproeft de geesten of zij uit God zijn. Insgelijks: Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis.