Het gaat mij niet om de vermeende onrechtvaardigheid maar veel meer om de waardij van Christus offer. In de leer van de algemene verzoening blijkt dat offer voor velen zonder kracht te zijn. Christus zou dan gestorven zijn en zijn bloed gestort hebben voor de verworpenen die in de hel hun eeuwige bestemming hebben.parsifal schreef:Het punt wat ik wilde maken is dat de logica die ten grondslag ligt aan het argument: "Als Christus voor allen gestorven is, en niet iedereen wordt zalig, dan is er onrechtvaardigheid" niet dwingend is. Niet om een theologie van verzoening op te stellen op grond van een verhaal.
Zijn offer zou dan grotendeels tevergeefs zijn geweest. Dat is toch niet in lijn met de Schrift?
De Heere Jezus zegt in Zijn Hogepriestelijke gebed: Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw. En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen .
Dus Hij bid niet voor hen maar Hij stierf wel voor hen?
Dan vind ik de opmerking van ds Kater veel meer in de lijn van de Schrift namelijk: Christus stierf niet in het algemeen voor alle mensen, om een mogelijkheid van zalig worden voor iedereen te openen. Maar Hij stierf voor alle uitverkorenen waarbij Zijn kruisdood ook de garantie is dat zij zalig zullen worden.
Toch nog maar één van de kernbezwaren uit het artikel van ds M. Goudriaan aangehaald om mijn standpunt te verduidelijken.
Een ander, naar mijn gevoelen kardinaal, argument is dit: Christus stierf als Borg, Plaatsvervanger. Zal Hij dan niet met kracht diegenen voor wie Hij stierf, bevrijden van de straf? Als Hij voor allen hoofd voor hoofd stierf, heeft Hij dan niet voor allen genoegdoening gebracht? Is Hij soms niet een Middelaar, een volkomen Middelaar voor hen voor wie Hij de dood inging? Of breekt soms "ergens halverwege" Zijn werk, terwijl Hij al zoiets onuitsprekelijks heeft gedaan in Zijn sterven? Naar mijn gevoelen zijn we hier bij één van de meest wezenlijke punten.
Duidelijk kan zijn dat we hier niet maar alleen met een stuk dogmatiek bezig zijn, maar dat op dit punt de nerven van het geestelijk leven worden geraakt. Is voor het levend geloof de vraag, of Christus het goede werk van Zijn werk voleindigt, niet kardinaal? Raakt de belijdenis dat Hij de Eerste en de Laatste is, de Alfa en de Omega, niet het diepst van mijn ziel, wanneer ik in Hem mijn behoud leer zoeken? Hangt hier niet de hele zaligheid aan? Ik geloof dan ook niet dat de vraag hoever de verzoening reikt aan het einde van de twintigste eeuw achterhaald is.
Een vraag die door Owen gesteld wordt aan de voorstanders van de alg. verzoening, is deze: zou Christus in Zijn dood ook niet het geloof voor de gelovigen hebben verworven als een gave van de Geest? Als Hij voor allen stierf, moeten ze uiteindelijk allen geloven. Onwillekeurig denk ik hier aan de zinsnede uit het avondmaalsformulier, dat Christus , , door Zijn dood... de levendmakende Geest heeft verworven, opdat wij door die Geest... met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben". Als Hij dan stierf voor allen, moeten allen de Geest ontvangen en door het geloof aan Christus deelhebben. Ik heb de indruk dat we hier toch de diepste aderen van de Schrift aanboren.