Het Kerstwonder

Plaats reactie
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Het Kerstwonder

Bericht door -DIA- »

In het laatste nummer van De Wachter Sions las ik vanmorgen over een kerstpreek van Johannes Calvijn.
Misschien goed om weer eens stil te staan bij het Kerstwonder.
Daarom dacht ik het hele artikeltje waarin een deel van een kerstpreek van Calvijn is opgenomen hier te plaatsen.

Calvijn over het Kerstwonder
Waarom zijn Maria en Jozef niet uit eigen wil naar Bethlehem gegaan? Zij wisten toch wat er stond te gebeuren, en zij kenden toch het woord der profetie? Hierop is Johannes Calvijn eens bijzonder ingegaan in een Kerstpredicatie, waaruit wij hier twee gedeelten laten volgen.

Wanneer hij de woorden der Schrift verklaart, dat er een gebod uitging van de keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden, zegt Calvijn:

De hoofdzaak is, dat door deze aangelegenheid Jozef gehaald is uit de stad Nazareth waar hij woonde, in Galilea, naar de stad Bethlehem. Het was hem niet tevoren gezegd (zoals wij hierna nog zien zullen), dat de Verlosser in Bethlehem moest geboren worden, maar het was alzo wel geprofeteerd. Ook de schriftgeleerden wisten die tekst uit Micha wel aan te halen, toen Herodes hen ondervraagde over de geboren Koning. Onze Heere Jezus Christus moest dus om te vervullen wat de Heilige Geest had voorzegd, in Bethlehem geboren worden. Maar Zijn moeder woonde in Galilea en had er nooit aan gedacht daar te komen. Hoewel zij er zeker van was, zwanger te zijn van de Zone Gods, de Zaligmaker der wereld, toch was haar de plaats van Zijn geboorte niet bekend; daar het haar niet geopenbaard was, heeft zij al de tijd van haar leven nog geleerd. Hoe dat ook zij, zij blijft daar, zonder te denken aan wat moest komen. En Jozef heeft er ook niet aan gedacht naar Bethlehem te gaan, zodat de tijd waarop Maria, zijn ondertrouwde vrouw, baren zou, al dichtbij kwam. Zo zou, voor zover het aan hen lag, deze profetie teniet zijn gegaan, en wij hadden geen getuigenis gehad, dat Jezus Christus de Zaligmaker der wereld was. Maar zij zijn er als met geweld toe gebracht.

Jozef en Maria komen dan in de stad Bethlehem, en God volvoert daar Zijn werk, en dat niet zo door toedoen van mensen dat sommigen er zich op zouden kunnen beroemen, gehoorzaamd te hebben aan hetgeen door de profeet voorzegd was. Van dat alles is geen sprake. Maar, zoals ik al gezegd heb, voor zover de mensen erbij te pas kwamen, leek het, dat deze profetie ijdel en nietig moest worden, iets om ons geloof teniet te doen, aangezien wij het herkenningsteken hadden gemist dat aan onze Heere Jezus Christus was gegeven.

Alzo verstaan wij het, dat God Zijn werken op wonderbaarlijke wijze leidt. Weliswaar zal Hij Zich naar Zijn welbehagen van mensen bedienen. Maar dit gaat niet altijd naar de gewone gang van zaken. Hij moet het op Zijn wijze doen.
Dat wil zeggen zó dat wij erdoor verbaasd worden en dat de zaak onder ons vreemd geacht wordt. En waarom? Opdat wij zouden leren Zijn onbegrijpelijke wijsheid te verheerlijken, waarvan in de Schrift zo dikwijls sprake is.
En zelfs wanneer Jozef en Maria in Bethlehem gewoond hadden, zouden wij niet zo'n zekerheid hebben dat Jezus Christus de Zoon van God is, als wanneer wij zien dat de zaak is geschied buiten de gedachte der mensen om, en als het ware op onbegrijpelijke wijze. Want neem eens eerst de jonge vrouw, wier dagen bijna vervuld zijn, zodat zij bevalt als zij in Bethlehem gekomen is. Zij vindt geen plaats om te wonen; zij moet in een stal toeven. En wie heeft dat gedaan? Wie is er de oorzaak van geweest?

De keizer van Rome heeft er nooit aan gedacht. Want gelijk men het kan zien bij de heidenen van die dagen en zelfs bij hen die te Rome waren, er was een sterk gerucht dat in het oosten een Koning moest geboren worden. Die de heerschappij over de gehele wereld zou hebben. En satan had zo'n gerucht uitgestrooid om de majesteit van onze Heere Jezus Christus op zijn minst te verdonkeren, indien hij Hem niet helemaal uitroeien kon. Want zeker zou Augustus vertoornd zijn geweest, wanneer zo'n rijk was opgekomen, dat hem vleugellam zou maken, hem en heel het Romeinse volk. Hij had dan zijnerzijds niet gezorgd, dat Jezus in Bethlehem geboren werd, om Zich als Hoofd van mensen en engelen te openbaren. Met alle macht zou hij dat verhinderd hebben.
Jozef en Maria hebben er ook niet aan gedacht. Kortom, niemand was er die bevorderen wilde wat voorzegd was. Maar tegen alles in wat men waarschijnlijk kon achten, neemt God Jozef en Maria als blinden bij de hand. Hij leidt hen onder grote moeilijkheden naar Bethlehem, waar zij vrijwillig nooit gekomen zouden zijn. Maar zó moeten zij de raad en het besluit Gods uitvoeren, dat Hij door Zijn profeet reeds bekendgemaakt had. (...)

Laten wij dan, wanneer het gaat om onze zaligheid, bovenal leren dat God op een wijze werkt die helemaal niet gewoon is of ook met ons verstand en rede zal overeenkomen. Want God moet ons behouden tegen de orde der natuur in, aangezien wij verloren en verdoemd zijn. Hij moet hier niet enig natuurlijk geneesmiddel aanwenden, maar zo Zijn arm uitstrekken dat wij wat ontvangen om ons te verwonderen, en dat alle menselijke middelen buitengesloten zijn, opdat ook alle roem buitengesloten zij en wij leren de kracht van onze God groot te maken en haar de lof toe te brengen, welke zij waard is. Hetgeen niet gedaan kan worden, tenzij wij door het geloof hemelwaarts klimmen, de wereld verlatende, dat wil zeggen ons geenszins vermakende in hulpmiddelen die wij ons in het hoofd zouden kunnen halen.
Wij zien dit dan klaarlijk in de persoon van onze Heere Jezus Christus, als verhaald wordt dat Zijn moeder, de maagd Maria, in Bethlehem gekomen is zonder erbij te denken, en dat God haar zo bij de hand heeft geleid en dat het zelfs door dwang zover gekomen is.

Dan is er ook nog op te letten, dat hoewel Jozef en Maria arm waren en met grote moeite hun levensonderhoud vonden (zoals wij dat nog breder zullen nagaan), dit koninklijke geslacht toch zo gehaat was, dat men hen met groter smaad belaadde dan alle anderen, zodat deze arme man zijn vrouw, die na op haar dagen gekomen was, moest meebrengen. De onderwerping was wel algemeen voor voornamen en geringen, maar verreweg de meeste strengheid werd gebruikt jegens Jozef, aangezien hij afstamde van het koninklijk geslacht, al was hij intussen een arme handwerksman. Hierin zien wij dat onze Heere Jezus Christus van het begin af niet gekomen is met grote praal, maar uit die wortel en uit die tronk gesproten is waarvan de profeet Jesaja spreekt, als het ware uit een afgezaagde boom, waar men boven overheen liep. Het is dus een rijsje geweest.

Zo moest het evenwel, opdat wij leren zouden onze zinnen helemaal omhoog te heffen en altijd te zien op die wonderlijke raad Gods, waardoor wij behouden zijn en dat Hij ons uit die afgrond van verderf, waarin wij gestort waren, uitgetrokken heeft, niet op een manier die door ons kan begrepen worden, maar met een kracht die onbegrijpelijk en oneindig is. Wij moeten dan ook aanbidden wat wij niet in staat zijn te begrijpen en te beoordelen. En evenzo wanneer wij zien dat de Zoon van God veracht en in onderworpenheid gesteld heeft willen worden, verstaan wij dan dat het geweest is tot onze bevrijding. Want vanwaar komt die vrijheid om losgemaakt te worden uit de banden der zonden en uit de dienstbaarheid van satan en van de dood? Het is omdat de Zone Gods zo vernederd is, dat zelfs de ongelovigen over Hem geheerst hebben en evenzo over Zijn ouders.

Dit moeten wij wel in Zijn geboorte opmerken, want anders zullen wij dit geloofsartikel niet kunnen verstaan, dat wij namelijk door middel van Hem een koninklijk priesterdom of een priesterlijk koningschap zijn, om priesters en koningen te zijn, gelijk de Schrift dit aantoont. Onze Heere Jezus Christus moest Zich dus vernederen tot die diepte, dat Hij onze staat van dienstbaarheid aannam en dat Hij, zoals de heilige Paulus daarvan ook spreekt, dienstknechtsgestalte aangenomen heeft, en dat niet alleen tegenover God, maar ook in betrekking tot de mensen, dat Hij onderdanig en meer dan onderdanig geweest is. En waarom? Het was om ons te bevrijden, en niet alleen om ons die vrijheid te geven waarvan we reeds het een en ander gezegd hebben, maar ook om ons koningen te maken en om ons erfgenamen te maken van het hemels Koninkrijk. Ziet hier dan, wat wij wel hebben te onthouden.

Tot zover dit onderwijs van de grote kerkhervormer, waarin helder te zien is hoe Calvijn, zoals steeds in zijn geschriften, het wonder van het soevereine Goddelijke welbehagen, zonder enig toedoen van de mens, heeft gepredikt.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23811
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Het Kerstwonder

Bericht door refo »

(..)
Gelukkig weten we dat er op de plaats van de (..) nog meer staat, want in het weggelaten deel wordt toch wel 'toedoen van de mens' gepreekt.
Mannetje
Berichten: 7692
Lid geworden op: 23 mei 2014, 09:54
Locatie: Tholen

Re: Het Kerstwonder

Bericht door Mannetje »

refo schreef:(..)
Gelukkig weten we dat er op de plaats van de (..) nog meer staat, want in het weggelaten deel wordt toch wel 'toedoen van de mens' gepreekt.
Wat staat daar dan?
-
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Het Kerstwonder

Bericht door -DIA- »

Mannetje schreef:
refo schreef:(..)
Gelukkig weten we dat er op de plaats van de (..) nog meer staat, want in het weggelaten deel wordt toch wel 'toedoen van de mens' gepreekt.
Wat staat daar dan?
Dat vraag ik me dus ook af. Blijkbaar is dat bekend, en heeft men dat met opzet weggelaten?
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Luther
Berichten: 15857
Lid geworden op: 25 jun 2008, 20:16
Contacteer:

Re: Het Kerstwonder

Bericht door Luther »

Bedankt voor het plaatsen, DIA!

Ik kom net terug van een bijzonder mooie, en rijke evangelisatiedienst (kerstnachtdienst). Het was mooi om te zien hoeveel mensen uit de buurt van de kerk ook gekomen waren.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Het Kerstwonder

Bericht door -DIA- »

-DIA- schreef:In het laatste nummer van De Wachter Sions las ik vanmorgen over een kerstpreek van Johannes Calvijn.
Misschien goed om weer eens stil te staan bij het Kerstwonder.
Daarom dacht ik het hele artikeltje waarin een deel van een kerstpreek van Calvijn is opgenomen hier te plaatsen.

Calvijn over het Kerstwonder
Waarom zijn Maria en Jozef niet uit eigen wil naar Bethlehem gegaan? Zij wisten toch wat er stond te gebeuren, en zij kenden toch het woord der profetie? Hierop is Johannes Calvijn eens bijzonder ingegaan in een Kerstpredicatie, waaruit wij hier twee gedeelten laten volgen.

Wanneer hij de woorden der Schrift verklaart, dat er een gebod uitging van de keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden, zegt Calvijn:

De hoofdzaak is, dat door deze aangelegenheid Jozef gehaald is uit de stad Nazareth waar hij woonde, in Galilea, naar de stad Bethlehem. Het was hem niet tevoren gezegd (zoals wij hierna nog zien zullen), dat de Verlosser in Bethlehem moest geboren worden, maar het was alzo wel geprofeteerd. Ook de schriftgeleerden wisten die tekst uit Micha wel aan te halen, toen Herodes hen ondervraagde over de geboren Koning. Onze Heere Jezus Christus moest dus om te vervullen wat de Heilige Geest had voorzegd, in Bethlehem geboren worden. Maar Zijn moeder woonde in Galilea en had er nooit aan gedacht daar te komen. Hoewel zij er zeker van was, zwanger te zijn van de Zone Gods, de Zaligmaker der wereld, toch was haar de plaats van Zijn geboorte niet bekend; daar het haar niet geopenbaard was, heeft zij al de tijd van haar leven nog geleerd. Hoe dat ook zij, zij blijft daar, zonder te denken aan wat moest komen. En Jozef heeft er ook niet aan gedacht naar Bethlehem te gaan, zodat de tijd waarop Maria, zijn ondertrouwde vrouw, baren zou, al dichtbij kwam. Zo zou, voor zover het aan hen lag, deze profetie teniet zijn gegaan, en wij hadden geen getuigenis gehad, dat Jezus Christus de Zaligmaker der wereld was. Maar zij zijn er als met geweld toe gebracht.

Jozef en Maria komen dan in de stad Bethlehem, en God volvoert daar Zijn werk, en dat niet zo door toedoen van mensen dat sommigen er zich op zouden kunnen beroemen, gehoorzaamd te hebben aan hetgeen door de profeet voorzegd was. Van dat alles is geen sprake. Maar, zoals ik al gezegd heb, voor zover de mensen erbij te pas kwamen, leek het, dat deze profetie ijdel en nietig moest worden, iets om ons geloof teniet te doen, aangezien wij het herkenningsteken hadden gemist dat aan onze Heere Jezus Christus was gegeven.

Alzo verstaan wij het, dat God Zijn werken op wonderbaarlijke wijze leidt. Weliswaar zal Hij Zich naar Zijn welbehagen van mensen bedienen. Maar dit gaat niet altijd naar de gewone gang van zaken. Hij moet het op Zijn wijze doen.
Dat wil zeggen zó dat wij erdoor verbaasd worden en dat de zaak onder ons vreemd geacht wordt. En waarom? Opdat wij zouden leren Zijn onbegrijpelijke wijsheid te verheerlijken, waarvan in de Schrift zo dikwijls sprake is.
En zelfs wanneer Jozef en Maria in Bethlehem gewoond hadden, zouden wij niet zo'n zekerheid hebben dat Jezus Christus de Zoon van God is, als wanneer wij zien dat de zaak is geschied buiten de gedachte der mensen om, en als het ware op onbegrijpelijke wijze. Want neem eens eerst de jonge vrouw, wier dagen bijna vervuld zijn, zodat zij bevalt als zij in Bethlehem gekomen is. Zij vindt geen plaats om te wonen; zij moet in een stal toeven. En wie heeft dat gedaan? Wie is er de oorzaak van geweest?

De keizer van Rome heeft er nooit aan gedacht. Want gelijk men het kan zien bij de heidenen van die dagen en zelfs bij hen die te Rome waren, er was een sterk gerucht dat in het oosten een Koning moest geboren worden. Die de heerschappij over de gehele wereld zou hebben. En satan had zo'n gerucht uitgestrooid om de majesteit van onze Heere Jezus Christus op zijn minst te verdonkeren, indien hij Hem niet helemaal uitroeien kon. Want zeker zou Augustus vertoornd zijn geweest, wanneer zo'n rijk was opgekomen, dat hem vleugellam zou maken, hem en heel het Romeinse volk. Hij had dan zijnerzijds niet gezorgd, dat Jezus in Bethlehem geboren werd, om Zich als Hoofd van mensen en engelen te openbaren. Met alle macht zou hij dat verhinderd hebben.
Jozef en Maria hebben er ook niet aan gedacht. Kortom, niemand was er die bevorderen wilde wat voorzegd was. Maar tegen alles in wat men waarschijnlijk kon achten, neemt God Jozef en Maria als blinden bij de hand. Hij leidt hen onder grote moeilijkheden naar Bethlehem, waar zij vrijwillig nooit gekomen zouden zijn. Maar zó moeten zij de raad en het besluit Gods uitvoeren, dat Hij door Zijn profeet reeds bekendgemaakt had. (...)

Laten wij dan, wanneer het gaat om onze zaligheid, bovenal leren dat God op een wijze werkt die helemaal niet gewoon is of ook met ons verstand en rede zal overeenkomen. Want God moet ons behouden tegen de orde der natuur in, aangezien wij verloren en verdoemd zijn. Hij moet hier niet enig natuurlijk geneesmiddel aanwenden, maar zo Zijn arm uitstrekken dat wij wat ontvangen om ons te verwonderen, en dat alle menselijke middelen buitengesloten zijn, opdat ook alle roem buitengesloten zij en wij leren de kracht van onze God groot te maken en haar de lof toe te brengen, welke zij waard is. Hetgeen niet gedaan kan worden, tenzij wij door het geloof hemelwaarts klimmen, de wereld verlatende, dat wil zeggen ons geenszins vermakende in hulpmiddelen die wij ons in het hoofd zouden kunnen halen.
Wij zien dit dan klaarlijk in de persoon van onze Heere Jezus Christus, als verhaald wordt dat Zijn moeder, de maagd Maria, in Bethlehem gekomen is zonder erbij te denken, en dat God haar zo bij de hand heeft geleid en dat het zelfs door dwang zover gekomen is.

Dan is er ook nog op te letten, dat hoewel Jozef en Maria arm waren en met grote moeite hun levensonderhoud vonden (zoals wij dat nog breder zullen nagaan), dit koninklijke geslacht toch zo gehaat was, dat men hen met groter smaad belaadde dan alle anderen, zodat deze arme man zijn vrouw, die na op haar dagen gekomen was, moest meebrengen. De onderwerping was wel algemeen voor voornamen en geringen, maar verreweg de meeste strengheid werd gebruikt jegens Jozef, aangezien hij afstamde van het koninklijk geslacht, al was hij intussen een arme handwerksman. Hierin zien wij dat onze Heere Jezus Christus van het begin af niet gekomen is met grote praal, maar uit die wortel en uit die tronk gesproten is waarvan de profeet Jesaja spreekt, als het ware uit een afgezaagde boom, waar men boven overheen liep. Het is dus een rijsje geweest.

Zo moest het evenwel, opdat wij leren zouden onze zinnen helemaal omhoog te heffen en altijd te zien op die wonderlijke raad Gods, waardoor wij behouden zijn en dat Hij ons uit die afgrond van verderf, waarin wij gestort waren, uitgetrokken heeft, niet op een manier die door ons kan begrepen worden, maar met een kracht die onbegrijpelijk en oneindig is. Wij moeten dan ook aanbidden wat wij niet in staat zijn te begrijpen en te beoordelen. En evenzo wanneer wij zien dat de Zoon van God veracht en in onderworpenheid gesteld heeft willen worden, verstaan wij dan dat het geweest is tot onze bevrijding. Want vanwaar komt die vrijheid om losgemaakt te worden uit de banden der zonden en uit de dienstbaarheid van satan en van de dood? Het is omdat de Zone Gods zo vernederd is, dat zelfs de ongelovigen over Hem geheerst hebben en evenzo over Zijn ouders.

Dit moeten wij wel in Zijn geboorte opmerken, want anders zullen wij dit geloofsartikel niet kunnen verstaan, dat wij namelijk door middel van Hem een koninklijk priesterdom of een priesterlijk koningschap zijn, om priesters en koningen te zijn, gelijk de Schrift dit aantoont. Onze Heere Jezus Christus moest Zich dus vernederen tot die diepte, dat Hij onze staat van dienstbaarheid aannam en dat Hij, zoals de heilige Paulus daarvan ook spreekt, dienstknechtsgestalte aangenomen heeft, en dat niet alleen tegenover God, maar ook in betrekking tot de mensen, dat Hij onderdanig en meer dan onderdanig geweest is. En waarom? Het was om ons te bevrijden, en niet alleen om ons die vrijheid te geven waarvan we reeds het een en ander gezegd hebben, maar ook om ons koningen te maken en om ons erfgenamen te maken van het hemels Koninkrijk. Ziet hier dan, wat wij wel hebben te onthouden.

Tot zover dit onderwijs van de grote kerkhervormer, waarin helder te zien is hoe Calvijn, zoals steeds in zijn geschriften, het wonder van het soevereine Goddelijke welbehagen, zonder enig toedoen van de mens, heeft gepredikt.
Intussen is het 2e en 3e deel van deze kerstpreek van Jean Calvin ook verschenen. Mochten er belangstellenden zijn dan wil ik deze wel uittypen, maar dan vraag vooraf wel een beetje geduld.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Het Kerstwonder

Bericht door -DIA- »

Geen belangstelling? komt mij anders wel goed uit, want die stukken tekst overtypen doe je ook niet zomaar in een paar minuutjes. Maar goed, de intentie was er, de belangstelling lijkt wat tegen te vallen. Beetje vreemd als ik soms zo lees hoe hier met Calvin geschermd wordt... Maar goed, zoals ik zei, het zou voor mij wel wat een belasting zijn geweest.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4763
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Het Kerstwonder

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Is deze preek nooit uitgegeven of op internet gepubliceerd?
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Het Kerstwonder

Bericht door -DIA- »

Johann Gottfried Walther schreef:Over welke tekst is deze preek? Is die nooit uitgegeven of op internet gepubliceerd?
Het is het vervolg van bovenstaande, dat in 3 afleveringen in De Wachter Sions is geplaatst.
Tekst staat er niet bij, wel gaat het over de historie van de geboorte van de Heere Jezus. Calvijn was niet een man die een voorstander was van het houden van bijzondere feestdagen. Hij preekte dan ook met kerst niet over Lukas 2, maar op een andere tijd kwam ook het wonder van de menswording van de Heere Jezus aan de orde.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4763
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Het Kerstwonder

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Volgens mij is het deze preek:
Lukas 2:1-8
En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een
gebod uitging van den keizer Augustus, dat
de geheele wereld beschreven zou worden...
Wij hebben hier in de herinnering terug te roepen, wat boven
aangestipt is, nl. dat de Zoon Gods Zich heeft willen vernietigen,
om ons op te voeren tot de glorie van het Koninkrijk der hemelen;
dat Hij arm is geworden, opdat Zijn rijkdommen ons zouden meegedeeld
worden; dat Hij gedragen en verdragen heeft onze zwakheden,
opdat wij met Zijn kracht zouden vervuld worden: kortom
dat Hij mensch geworden is, opdat wij medegenooten zouden worden
der engelen van het Paradijs. Want het zou een koude zaak zijn, de
geschiedenis te behandelen die wij pas hebben gelezen, als wij niet
wisten, tot welk einde onze Heere Jezus Christus ons is gezonden,
en wat de vrucht van Zijn geboorte is geweest.
Maar we zullen toch met de geschiedenis moeten beginnen, zooals
ze hier vervat is; en daarna zullen we opsommen het nut, dat ons
hiervan moet toekomen.
Allereerst wordt dan gezegd, dat Keizer Augustus een
gebod ultvaardigde, dat de geheele wereld beschreven
zou worden, zulks om te weten welke onderdanen
het Romeinsche rijk had en hoeveel in elk land en in elke streek, en
ook wat hunne bezittingen waren. rffant daartoe werd zoo'n
beschrijving gehouden. De I{. Lukas voegt er nog aan toe, dat deze
beschriiving voor de eerste maal geschiedde ten tijde van Cyrenius,
toen hij nl. stadhouder van Syrië was, dat naast Judea ligt.
Letten wij er wel op, dat wanneer hij spreekt over deze eerste
beschrijving, hij niet bedoelt, dat zij ook dadelijk uitgevoerd is,
maar dat er toen onbestreden onderwerping was. Want wij
weten, dat Cyrenius in dat land stadhouder geweest is langen

tijd na de geboorte van onzen Heere Jezus Christus. En zeker wist
de Evangelist wel, hoe alles zich toedroeg; en zelfs kon toén Cyrenius
weinig te voren uit de provincie vertrokken zijn. Maar, daar
wij weten, dat die landen eerst sedert kort veroverd waren, was het
onmogelijk, dat het gebod uitkwam zonder tegenspraak, zooals wanneer
men een land al sedert lang tot wingewest had gemaakt. Het
stond dus zoo met de Romeinen: zij beginnen èn de Joden èn al hun
buren te doen beschrijven, maar zij komen niet dadelijk aan het
eind, zoodat er geen murmureering ontstond. Dat heeft de Evangelist
bedoeld.
Maar, de hoofdzaak is, dat door deze aangelegenheid Jozef gehaald
is uit de stad Nazareth waar hij woonde, in Galilea, naar de
stad Bethlehem. Het was hem niet tevoren gezegd (zooals wij
hierna nog zien zullen), dat de Verlosser in Bethlehem moest ge'
boren worden, zij het ook, dat alzoo geprofeteerd was. Ook
de schriftgeleerden wisten wel dien tekst uit Micha aan te halen,
toen Herodes hen ondervraagde over den geboren Koning. Onze
Heere Jezus Christus moest dus, om te vervullen wat de H. Geest
had voorzegd, in Bethlehem geboren worden. Maar zijn moeder woonde
in Galilea en had er nooit aan gedacht daar te komen. Hoewel zij
er zeker van was zwanger te zijn van den Zoon Gods en Zaligmaker
der wereld, toch was haar de plaats van Zijn geboorte niet bekend;
daar het haar niet geopenbaard was, heeft zij al den tijd van haar
leven nog geleerd. Hoe dat ook zij, zd blijft daar, zonder te denken
aan wat moest komen. En Jozef heeft er evenmin aan gedacht naar
Bethlehem te gaan, zoodat de tijd waarop Maria, zijn vrouw, baren
zoude, al dichtbij kwam, Zoo zou, voor zoover het aan hen lag, deze
profetie teniet zijn gegaan, en wij hadden geen getuigenis gehad,
dat Jezus Christus de Zaligmaker der wereld was; maar zij zijn er
als met geweld toe gebracht. Jozef en Maria komen dan in de stad
Bethlehem, en God volvoert daar Zijn werk, en dat niet zóó door toedoen
van menschen, dat sommigen er zich op konden beroemen, ge'
hoorzaamd te hebben aan hetgeen door den profeet voorzegd was.
Van dat alles is geen sprake. Maar, zooals ik al gezegd heb, voor'
zoover de menschen er bij te pas kwamen, leek het, dat deze profetie
fidel en nietig moest worden, iets om ons geloof teniet te doen,
aangezien wij het herkenningsteeken hadden gemist, dat aan onzen
Heere Jezus Christus was gegeven. Alzoo dan, verstaan wij het, dat
God Zijn werken op wonderbaarijke wijze leidt. Weliswaar zal HiJ
Zich naar Zijn welbehagen vÍrn menschen bedienen, maar dit gaat

niet altijd naar den gewonen gang van zaken. Hij moet het op Zijn
wijze doen, d,w.z. zóó dat wij er door verbaasd worden en aàt Oe
zaak onder ons vreemd geacht wordt. En waarom? opdat wij zouden
leeren Zijn onbegrijpelijke wijsheid te verheerlijken, waavan in de SchriÍt zoo dikwijls sprake is.
En zelfs wanneer Jozef en Maria in Bethlehem gewoond hadden,
zouden wij niet zoo'n zekerheid hebben, dat Jezus christus de zoon
van God is, als wanneer wij zien, dat de zaak zich heeft toegedragen
buiten de gedachte der menschen om en als 't ware op onbegrijpelijke manier. Want neem eens eerst de jonge vrouw, wier dagen bijna vervuld zijn, zoodat zij bevalt als zij in Bethlehem gekomen-is:
zij vindt geen plaats om te wonen; zij moet in een stal toeven. En
wie heeft dat gedaan? W'ie is er de oorzaak van geweest? De keizer
van Rome heeft er nooit aan gedacht. want gelijk men het kan zien bij de heidenen van die dagen en zelfs bij hen die te Rome waren,
er was een sterk gerucht, dat in het Oosten een Koning moest geboren
worden, die de heerschappij over de geheele wereld zou hebben. En Satan had zoo'n gerucht uitgestrooid om de Majesteit van onzen
Heere Jezus christus op zijn minst te verdonkeren, als hij Hem niet
heelemaal kon uitroeien. want zeker was Augustus vertoornd geweest,
wanneer zoo'n rijk was opgekomen, dat hem vleugellam
zou maken, hem en heel het Romeinsche volk. Hij had dan zijnerzijds niet gezorgd, dat Jezus in Bethlehem geboren werd, om Zich als Hoofd van menschen en engeren te openbaren. Met alle macht zou hij dat verhinderd hebben. Jozef en Maria ook hebben er niet aan gedacht; kortom, niemand was er die bevorderen wilde, wat voorzegd
was. Maar tegen alles in wat men waarschijnlijk kon verwachten,
neemt God Jozef en Maria als blinden bij de hand, Hij leidt hen onder groote moeilijkheden naar Bethlehem, waar zij vrijwillig nooit ge.
komen waren. Maar zó6 moeten zij den raad en het besluit Gods
uitvoeren, dat Hij door Zijn profeet reeds bekend gemaakt had.
Wanneer God op zoo'n manier werkt, moeten wij dan niet te meer bekrachtigd worden om in vreeze onzen rreere Jezus christus
aan te nemen en met zulk een gehoorzaamheid als wij schuldig zijn,
wetend dat Hij waarlijk reeds van Zijn geboorte aan het merkteeken gedragen heeft, waarvan we al lezen bij den profeet? Daar mogen
wiJ nog wel eens over nadenken,
Er staat dan, dat Jozef en Maria gekomen zijn te Bethlehem, de stad Davids, om te bewijzen dat Hij van koninklljke bloede was,
en om de profetieën te bevestigen, waarvan ook al boven melding
gemaakt is. Maar letten we er op, dat hier dingen zijn, die op 't
eerste gezicht tegenstrijdig zijn. Ziet onzen Heere Jezus Christus,
Die geboren wordt in Bethlehem en daaruit bewezen wordt te zijn
uit het geslacht van David; maar Hij is in een stal, dáár is Hij
uitgeworpen, als ware Hij niet waard een plekje in het gezelschap
der menschen te vinden. Hier hebben wij ons volstrekt te onderwerpen
aan wat God gedaan heeft. Want als wij naar onze inbeelding
wilden oordeelen, ho maar, zeker zou de stal waarin onze Heere Jezus
geboren is, ons verachting of afschuw inboezemen. Wij zouden ons
niet verwaardigen den Zoon van God tot onzen souvereinen Koning
aan te nemen. Want waar leek het op? Dat Hij, Die ons de deur
der hemelen moet openen, ook zelfs geen plekje vindt voor huisvesting
en ver van de plaats der menschen in een stal wordt opgesloten?
Dat is een ding, dat ten zeerste strijdt met het menschelijk
gevoel. Maar, zooals ik al gezegd heb, wij moeten Gods wonderlijken
raad dáárin aanbidden, dat Hij wilde, dat Zijn Zoon zoo ten zeerste
vernederd zou worden, dat Hij geen waardigheid noch staat volgens
de menschen had, maar dat Hij heelemaal venworpen werd. En waarom?
Ik heb al gezegd, dat Hij al onze armoede en ellende op Zicle
heeft moeten nemen, om ons daarvan te ontheffen en ons deelgenoot
van al Zijn goederen te maken. Want deze smaad, welken wij zien
in den stal, is onze heerlijkheid, aangezien wij in de erfenis der
hemelen weer worden ingezet; wanneer de Zoon van God als 't ware
verschoven is buiten de menschelijke samenleving en zoo ontbloot
is, dan is dit, opdat wij opgeheven zouden worden hoog ten hemel;
wanneer Hij beroofd wordt van alle levensgemakken, het is opdat
wij verrijkt zouden worden met de geestelijke goederen, waarvan de
volkomenheid in Hem ligt. Zietdaar, wat de stal ons heeft te leeren.
En eindelijk, om deze ergernis weg te nemen en om er niet door verontrust
te worden, moeten wij altijd te Bethlehem komen. Want
dat moet terugdringen al wat de duivel ons zou kunnen voorhouden
om ons er toe te brengen, dat wij ons afkeerden van onzen Heere
Jezus Christus. Wij zien dus in den stal aanleiding tot ergernis,
als wij oordeelen willen naar onze fantasie, Maar wanneer wij verstaan,
waarom en met welk doel de Zoon van God zoo arm is ge
worden en ontbloot van alle goed en alle gemak, dan dient dat, om
ons te meer in het geloof des Evangelies te bevestigen. Want wij
gaan in Hem zoeken wat Hij ons heeft aangebracht, wetend dat Hij
zich heeft willen uitkleeden om ons te bekleeden. Maar, zooals ik al
aanstipte, wij zouden zoo'n hindernis niet te boven komen, het zou

ons een hinderpaal zijn die ons zou beletten tot onzen Heere Jezus
te komen om ons bij Hem te voegen, ware het niet, dat wij zagen,
dat Hij toch in Bethlehem geboren is, volgens hetgeen wij reeds
van den profeet hebben aangehaald. Dáár staat het: En gij
Bethlehem land van Juda, gij zijt wel zóó klein dat gij niet waardig
geacht kunt worden als zetel van schout of baljuw of weet-ik-wien
in aanmerking te komen, maar desniettemin zal uit u de Zaligmaker
van Mijn volk voortkomen. Ziet dan God, Die de plaats der geboorte
van Zijn eenigen Zoon heeft uitverkoren en tot onderrichting
van ons geloof heeft bekend gemaakt, opdat wij te beter verzekerd
zouden worden, dat Jezus Christus Degene is, Die beloofd is van
alle tijden en verwacht door de vaderen. Alzoo dan, letten wij er op,
dat het stedeke Bethlehem en al wat er hier mee samenhangt, ons
moet voeren tot onzen Heere Jezus Christus, opdat wij niet zouden
aarzelen Hem aan te nemen als den Verlosser, Die van alle tijden
beloofd is. Eindelijk, zooals ik al uitgesproken heb, laten wij, wanneer
het gaat om onze zaligheid, bovenal leeren, dat God op een
wijze werkt, die heelemaal niet gewoon is of ook met ons
verstand en rede zal overeenkomen. Want God moet ons behouden
tegen de orde der natuur in, aangezien wij verloren en verdoemd
zrjn; Hij moet hier niet eenig natuurlijk geneesmiddel aanwenden,
maar zóó Zijn arm uitstrekken, dat wij wat ontvangen om ons te
verwonderen, en dat alle menschelijke middelen buitengesloten zijn,
opdat ook alle roem buitengesloten zij en wij leeren de kracht van
onzen God groot te maken en haar den lof toe te brengen, welken
zij waard is. Hetgeen niet kan gedaan worden, tenzij wij door het
geloof hemelwaarts klimmen, de wereld verlatend, d.w.z. ons geenszins
vermakend in hulpmiddelen, die wij ons in het hoofd zouden
kunnen halen.
Wij zien dit dan klaarlijk in den persoon van onzen Heere Jezus
Christus, als verhaald wordt, dat Zijn moeder, de maagd Maria,
in Bethlehem gekomen is zonder er bij te denken en dat
God haar zoo bij de hand heeft geleid en dat het zelfs door dwang
zoo ver gekomen is. Dau is er ook nog op te letten, dat hoewel
Jozef en Maria arm waren en met groote moeite hun levensonderhoud
vonden, (zooals wij dat nog breeder zullen nagaan), desniette.
óin Oit koninklijk geslacht zóó gehaat was, dat men hen met grooter
smaad belaadde dan alle anderen, zóó dat deze arme man zijn vrouw,
die na op haar dagen gekomen was, moet meebrengen. De onderwerping
was wel algemeen voor voornamen en voor geringen, maar

verreweg de grootste strengheid werd gebruikt jegens Jozef' aanguienh!
afstamde van het koninklijk geslacht, al was hij intusschen
à"r, "t*" handwerksman. Hierin zien wij, dat onze Heere Jezus
Christus van het begin af niet gekomen is met groote praal' maar
uit dien wortel en. uit dien tronk gesproten is, waarvan de
profeet Jesaja spreekt, als 't ware uit een afgezaagden boom
*aa" mer, boven over heen liep. Het is dus een rijsje geweest.
Zoo moest het evenwel,opdat wij leeren zouden onze zinnen heel
maal omhoog te heffen en altijd te zien op dien wonderlijken raad
Gods, waardoor wij behouden zijn en dat Hii ons uit dien afgrond
van verderf, waarin ingestort waren' uitgetrokken heeft: nietop
een manier die door ons kan begrepen worden, maar met een
kracht die onbegrijpelijk en oneindig is' Wij moeten dan ook aan'
bidden,wat wij niet instaat zijn te begrijpen en te beoordeelen. En
evenzoo wanneer wij zien, dat de Zoon van God veracht heeft willen
worden en in onderworpenheid gesteld, verstaan wij dan' dat het
geweest is tot onze bewijding. Want vanwaar komt die wijsheid om
losgemaakt te worden uit de banden der zonden en uit de dienstbaar'
heid van Satan en van den dood? Het is, omdat de Zoon van God
zoo vernederd is, dat zelfs de ongeloovigen over Hem geheerscht
hebben en evenzoo over Zijn ouders. Dit moeten wij wel in Zijn
geboorte opmerken, want andels zullen wij niet klaar kunnen komen
áet dit gèloofsartikel, dat wij nl. door middel van Hem zijn een
koninklijk priesterdom of een priesterliJk koningschap, om priesters
en koningen te zijn, gelijk de Schrift dat aantoont' Onze Heere
Jezus christus moest zich dus vernederen tot die diepte, dat Hij
onzen staat van dienstbaarheid aannam en dat Hij, zooals de heilige
paulus daarvan ook spreekt, dienstknechtsgestalte aangenomen
heeft, en dat niet alleen tegenover God maar ook in betrekking tot
de menschen, dat Hij onderdanig en meer dan onderdanig geweest
is.En waarom? Het was om ons te bevrijden, en niet alleen om ons
die vrijheid te geven waarvan we reeds het een en ander gezegd
hebben, maar ook om ons koningen te maken en om ons erfgenamen
te maken van het hemelsch Koninkriik. ziet hier dan, wat
wij wel hebben te onthouden.
'Wanneer hier dan verder staat, d a t e r g e e n p I aa t s
voor hen was in de herberg en dat onze
Heere Jezus Christus door de Maagd Maria
Zijn moeder in de kribbe gelegd is, daarin
zien wiJ onmiddellijk, wat gezegd is, t.w. dat de Zoon van God niet

waard geacht is geweest ook maar een klein hoekje te hebben om
daar te worden neergelegd, al was het op den grond, maar Hij is
naar een stal gestuurd. Dat zou ons in de war kunnen brengen,
wanneer wij naar onze fantasie te werk zouden gaan, Want wij verlangen
altijd een of ander mooi schouwspel en kunnen niet aannemen
wat God ons onderwijst, als het niet aan ons vleeschelijk begeeren
beantwoordt. Maar ons geloof moet stijden tegen dergelijke
beschouwingen, die ons zouden kunnen verleiden. En dat ?Àl gebeuren,
wanneer wij er goed op gelet hebben, hoedanigen wij zijn, en
wat onze toestand zou zijn, als wij niet geholpen waren door den
Zoon van God. Want het is zeker, dat wij niet waard zijn, dat de
aarde ons draagt, aangezien het beeld Gods, dat ons ingeprent
was, in ons als 't ware is uitgewischt, en dat er slechts enkel
bezoedeling is en dat de goederen, die Hij ons heeft gegeven, zóó
door ons ontwijd zijn, dat er boven noch beneden iets is, dat niet uit
oorzaak van onze boosheid vervloekt is. Wanneer wij hierover goed
nagedacht hebben, zullen we zeker tot de conclusie moeten komen,
dat wij niet verdienen, dat de aarde ons draagt, en dat wij onder de
stomme beesten terecht zijn gekomen. Want de ossen en de ezels
en de honden behouden nog hun oorsprong, zooals God hun dien
gegeven heeft; op hen ligt geen andere vloek dan die, welke over
alles gekomen is vanwege onze zonden, want alles is met onze vuiligheid
besmet. Alzoo dan, waar we zien, dat wij verdienden weggedaan
te worden van de wereld en uit de orde van Gods schepselen,
bedenken wij dan, dat hierom onze Heere Jezus Christus in een
stal neergelegd is. En waartoe? Opdat wij niet alleen hersteld worden
in onzen eersten staat, nl, dat wij hierbeneden heerschen, dat
wij heerschappij hebben over het vee en over de vogels en visschen,
maar dat we metgezellen der engelen worden gemaakt, erfgenamen
des eeuwigen levens, zelfs deelgenooten van de glorie Gods en van
Zijn onsterfelijkheid. Ziet daar dan, aan welken kant wij moeten
beginnen, als wij terugdringen willen de ergernis, die ons zov. afkeeren
van onzen Heere Jezus Christus.
Ziet daar ook, waarom er zoo weinigen in de wereld zijn, die den
Zoon van God aannemen en zich aan Hem onderwerpen, zooals zd
dat schuldig zijn. Want de menschen zijn vol trots en hoogmoed.
Weliswaar is daar heelemaal geen reden voor, maar toch laten ziJ
niet af van opgeblazenheid, en zij denken er niet aan zich te verootmoedigen.
Alwie dan ook niet getroffen is door de waarneming
van zijn eigen armoede, hij zal zeker onzen Heere Jezus Christus
148
verachten. Maar wanneer wij wèl onderzocht hebben hoedanigen wij
zijn, en welk geneesmiddel wij noodig hebben, dan zal juist, wat
den wijzen der wereld die in hun verstand verduisterd zijn tot ergernis
is, ons helpen om in het geloof verder te komen, en ons dienen
tot versterking. Ziet de wijzen der wereld, die onzen Heere Jezus
Christus verwerpen. En waarom? Omdat zij niet denken aan alles
wat Hij gedaan heeft, en hoe Hij ons tot wijsheid van God den Vader
geschonken is. Wat is hier dan noodig? Dat wij dwazen bij ons zelf
zijn, opdat wij ons verheugen over het goed, dat Hij ons aangebracht
heeft. Ziet eens de Farizeërs en al degenen, die op hen lijken,
die opgeblazen zijn door de dwaze gedachten aan hun eigen gerechtigheid;
zij meenen zelf alles te hebben. Maar intusschen is onze
Heere Jezus Christus ons tot gerechtigheid gegeven, zooals de
H. Paulus in denzelfden tekst zegt. Wij moeten dus onze zonden
kennen en daaruit besluiten, dat wij in zoo'n toestand verfoeilijk
zijn voor God, totdat Hij ons heeft bekleed met Zijn gerechtigheid
en gereinigd heeft van onze smetten; dat God ons verafschuwen
moet, tot Hij ons daarheen geleid heeft. Ziet dan, hoe de ootmoed
ons leiden moet tot onzen Heere Jezus, niet een geveinsde ootmoed
maar een zulke, die voortkomt uit een levende kennis onzer armoede.
De rijken dezer wereld, die zich wonderveel plegen te verbeelden, en
die hun aanzien misbruiken, die willen heerschen uit kracht van hun
bezit, ziJ zullen geen rekening houden met onzen Heere Jezus
Christus, en zelfs spotten met onzen eenvoud, wanneer wd al onzen
rijkdom in Hem zoeken, Die zóó arm geworden is. Maar dat komt,
omdat zulke lieden geblinddoekte oogen hebben, zichzelf. niet kennen
en door ijdele vleierij zichzelf bedriegen. Maar wanneer wij, zooals ik aI gezegd heb, zien op onze ellenden, dan zullen wij het niet
vreemd vinden, dat de Zoon van God in een stal geboren is, dat Hij
als 't ware uit de wereld uitgebannen is, om ons weer in te zetten
in de erfenis, waarvan wij voor altijd zouden uitgesloten zijn geweest,
als Hij ons niet de hand toegestoken had om ons er binnen te leiden.
Hierboven is al gezegd, dat deze boodschap aan de herders gebracht
is, opdat zij den Zoon van God zouden komen aanbidden. Dat
zal ook weer niet overeenkomen met de fantasie der menschen, die
altijd prachtige en hooge dingen zoeken, en alles wat hun te gering
lijkt, of wat hun vleeschelijk inzicht niet kan begrijpen, veroordeelen.
Maar, zooals ik reeds gezegd heb, w$ moeten aan dezen kant beginnen,
dat wij Gods ondoorgrondelijken Raad aanbidden, afziende
van alles, wat wij aan schijnrede in ons kunnen hebben. Zoo zouden
149
wij hier kunnen vragen, waarom God niet overal heeft bekend laten
maken, dat de Zaligmaker geboren was, zooals het ook van over.
lang aan dit volk beloofd was. Geringen en voornamen moesten toch
met Zijn komst in kennis worden gesteld en dat Hij in de wereld
verschenen was. En zelfs zou het kunnen lijken alsof God niet een
passende orde gehouden had, toen Hij dit niet in den T e m p e I liet
bekend maken, welken Hij toch verkoren had om daar verheerlijkt te
worden. Het was Zijn woning, zooals H$ het noemt, en zelfs een
afschaduwing van onzen Heere Jezus Christus, want Hij moest daar
komen om Zich God voor te stellen. Aangezien dan de Tempel niet ge
bouwd was naar willekeur van menschen, maar God gewild heeft, dat
het Zijn aardsche woning was en Hij daar de aanwezigheid van Zijn
kracht en Zijn genade heeft willen toonen, waarom werd dan deze
boodschap der verlossing dáár niet bekend gemaakt? Er staat, dat
de Wet uit Slon zal uitgaan, d.w.z. dat de openbaring Gods, de
leer des heils, moet voortkomen uit dien Tempel, en de scepter van
onzen Heere Jezus Christus over heel de wereld moet worden
uitgebreid juist vanuit die plaats. En toch, men weet in den Tempel
niets aÍ van de geboorte des Zoons van God. Neemt eens de priesters, die opdracht hebben het volk te leiden; God heeft hun
deze eer bewezen, dat Hij het geslacht van Levi wilde verkiezen, en
toch, zij wisten geen van allen er iets van. Er zijn slechts herders, die
in het veld zijn, die daar zijn als wilden, buiten de menschelijke
samenleving; ziet men hen, wakend over de kudden, en dat
bij nacht. Want dat is algemeen gebruik in die warme landen,
dat de herders hun vee heel den nacht buiten legeren en houden.
En zelfs al is het in gindsche landen kouder, toch is het in
sommige streken gebruikelijk, dat de herders buiten toeven om het
vee te bewaken, dat daar heel den nacht blijft, tenminste de schapen.
Hoe dat dan ook zij, zie de herders, arme, onwetende lieden en
van geen beteekenis ln de wereld, afgescheiden van het gezelschap
der menschen, en toch, zij alleen vernemen de geboorte van Gods
Zoon. Daarin zien wij weer, hoe God alle hoogte heeft willen
vernietigen, opdat de menschen zich niet meer aanmatigen zouden
te roemen noch in zichzelf noch in al wat rondom hen is, opdat
ziJ niet verder een welgevallen in het schepsel zouden hebben om
daarop hun vertrouwen te stellen. Kortom, wanneer God op die
manier handelt, nl. dat Hij de voornamen en hen die geprezen en
geëerd worden links laat liggen, en de geringen verkiest, en noch
op wereldsch goed noch op heerschappij noch op wijsheid noch op

al dergeliJke dingen let, maar begint bij hen die gebrek hebben en
behoefte aan alles, en die niet een enkelen druppel deugd, waarvoor
lof zou kunnen zijn, in zich zelf hebben, zoo is het, alsof Hij juist
in dien weg ons uit deze wereld trok en ons een toegang ontsloot
om rechtuit naar Hem te gaan en daar al ons geloof te stellen. Want
wij zouden ook niet nóg zoo weinig middelen in deze wereld
kunnen bedenken, of het zouden als 't ware voorhangsels zijn,
uitgespannen om ons te beletten rechtuit naar God te gaan' Wanneer
er maar een enkel gordijn was, wij zouden er reeds dezen last van
hebben, dat de klaarheid slechts ten halve zou doorlichten. En wanneer
er dan honderd gordijnen voor onze geestelijke oogen hangen,
wat zal het dan worden? Hoe zullen wij vatten de klaarte, die veel
grooter is dan die der zon en welke onze zintuigen verre te boven
gaat? Wij hebben dus noodig, dat God ons, als met geweld, uit deze
wereld trekt om ons bij Zich te houden, en dat wij daar dan blijven,
zooals ik al aangestipt heb. Wat we dan ook zien in deze ge'
schiedenis. \Mant als wii discipelen van onzen Heere Jezus Christus
willen zijn en deelgenooten verlangen te zijn van het heil, dat ons
door Zijn toedoen gegeven is, dan moeten wij de herders der velden
volgen. Ik zeg dit ook van de grootste geleerden en de meest scherp'
zinnigen onder de menschen; op die voorwaarde moet men komen.
'Want hij, die geen gezel der herders wil zijn om hen na te volgen,
sluit zeker voor zichzelf de deur toe, zó dat hij zich nooit zal kunnen
verblijden in de leer van onzen Heere Jezus Christus en nooit een
plaats zal kunnen krijgen onder Zijn discipelen.
Naardien het dan zoo is, verstaan wij het dan, dat in alles en
overal God ons een spiegel van ootmoed heeft willen geven in de
geboorte van Zijn eenigen Zoon, omdat, wanneer het er om gaat tot
Hem te komen, wij ontbloot moeten worden van alles wat ons hoogmoedig
zou kunnen maken; en dat wij totaal ledig moeten komen
en verstaan, dat wij in Hem moeten zoeken wat ons ontbreekt, d.w,z.
alles wat tot onze zaligheid van noode is. Want wij zullen niet een
enkelen druppel in ons zelf vinden, totdat wij dien hebben ontvangen
uit Zijn volheid.
En eindelijk, wij hebben ons intusschen ook over iets te verbliiden,
waar we zien, dat God deze boodschap aan de herders heeft laten
toekomen. Want er zijn velen, die denken, dat de H. Schrift zóó
duister en zóó diep is, dat zij slechts wat is voor geleerden en voor
een klein getal menschen. Dat is dan ook de oorzaak geworden van
een zoo botte domheid, als wij ze tegenwoordig nog onder het paus.
151
dom vinden. Want zij, die Christenen heeten, blijven nog altiid even
stomp, en zelfs zeggen ze, om arme lieden te doen gelooven dat het
hun niet geoorloofd is de H. Schrift te onderzoeken, dat zij dan in
een diepte zullen intreden, waar zij nooit meer uit zullen kunnen op'
komen. En intusschen zien wij, dat herders de eersten zijn geweest,
die God heeft willen onderwijzen en aan wie deze eer bewezen is,
dat hun meegedeeld werd de geboorte van den Zaligmaker der
wereld, opdat zij den overigen tot gids zouden zijn. En toch zijn het
maar herders.
Naardien het dan zoo is, merken wij dan eerst op, dat er geen
zóó botte onkunde is, dat zij ons zou verhinderen verlicht te worden
met de leer des levens, mits een iegelijk zich aan God onderwerpt,
en (zooals ik al gezegd heb) de voornamen alles vergeten wat
zij meenen te weten, opdat zij niet door eenige verwaandheid voor'
ingenomen zijn, wat beletten zou, dat God hen zóó leidde als Hij
de herders gedaan heeft. Ook moeten zij verstaan, dat ziJ nooit toegang
tot Hem hebben dan door ootmoed, zooals ik al gezegd heb.
En verder, dat de geringen hunnerzijds moed vatten en be'
grijpen, dat de boodschap des Evangelies zich richt tot hen en hun
in de personen der herders wordt bekend gemaakt. Dit is wel een
stellige waarborg, dat God hen niet wil buiten sluiten, maar hen
gaarne erkent en aanneemt, opdat zij door Zijn Zoon onderwezen
worden om te komen in Zijn hemelsch Rijk.
En dat wij ook nog dit verstaan, t.w. dat God heelemaal niet let
op eenige waardigheid, die zijn mocht in onze personen, wanneer Hij
ons tot Zich roept, gelijk heel het Evangelie verklaart; dat Hij verkiest
wat niets is, om daaraan wezen te geven; en, gelijk Hij de
wereld uit niets geschapen heeft, zoo ook ons neemt, die niets zijn'
d.w.z. van geen waarde, en niets naar voren kunnen brengen of
bijbrengen, dat ons genade of gunst bij Hem zou kunnen verwerven'
Wij moeten dus verstaan, wanneer de boodschap door den Engel
aan deze hoeders en herders gebracht is, dat dit is om ons te toonen,
dat God ons tot Zich brengt, wanneer w:i als 't ware bij het domme
vee terecht gekomen zijn, en de wereld met ons geen rekening houdt
en wij kortweg zoo geringschat worden, dat wij lijken niet verder
hier beneden onder de menschen te moeten wonen, en dat God toch
niet aflaat ons tot Zich te vergaderen. En waarom? Hij let slechts op
onze ellenden, opdat Hij Zijn barmhartigheid doe gelden, en verder
sluit Hij Zijn oogen voor alles, wat Hem zou kunnen beletten ge
negen te zijn om ons in genade aan te nemen.

'Wanneer dan God ons zoo goedgunstig is, dat Hij ons tot Zie}].
roept, en ons vóórhoudt en voor oogen stelt onzen Heere Jezus
Christus, Die ons daarheen geleide, en dat wij in dezen weg al Zijn
goederen deelaehtig mogen worden, laten wij dan zoo groote weldaad
niet verachten, en leeren ons altijd te verootmoedigen, aangezien
God, om ons een zoodanig goed te doen toekomen, geen
andere aanleiding heeft dan dat Hij ziet, hoedanigen wij zijn, nl.
zoo ellendig als iets. Dat hebben wij ook nog bij deze schriftuurplaats
te onthouden.
Eindelijk, letten wij er ook op, dat de geboorte van onzen Heere
Jezus Christus ons totaal ongelooflijk zou zijn, tenzij wij daarover
een onderrichting hadden, zooals de herders hebben gehad, nl. dat
het Evangelie ons werd gepredikt, en zoo ook wij kunnen
weten, hoe het staat met den Zoon van God en welke Zijn kracht is
en waartoe Hij ons is gegeven. Weliswaar kan alles nu niet ten
volle worden behandeld, maar dit moeten wij toch onthouden, opdat
wij daarmee dan besluiten en komen tot het H. Avondmaal, dat wij
nu mogen ontvangen. Letten wij er dan op, dat onze Heere Jezus
Christus tevergeefs zou geboren zijn en wij er geen vrucht van
zouden hebben zond,er de prediking des Evangelies. Want
neemt eens de ongeloovigen, die zich van alle tijden aÍ daaraan onttrokken
hebben. Hoewel Jezus Christus menschelijk vleesch heeft
aangenomen en met hen vereenigd is wat onze natuur aangaat, die
Hij aangedaan heeft, dat alles baat hun hoegenaamd niet, zelfs is
hunne verdoemenis er des te zwaarder om, En waarom? Aangezien
zij niet de prediking des Evangelies hebben. Want het beteekent
niets, dat Jezus Christus persoonlijk in de wereld verschenen is,
tenzij wij verlicht werden, door de leer, die ons in Zijn Naam en op
Zijn gezag gepredikt wordt, opdat wij tot Hem komen. Jezus Christus
en heel de leer des Evangelies zijn dus onafscheidelijke dingen. Wij
hebben dit wel op te merken, zullen wij komen te gevoelen de uitwerking
en de voleinding der weldaden, welke God in Hem gelegd
heeft om ze ons mee te deelen. Want hoevelen zijn er niet, die als
't ware de oogen sluiten en willens en wetens de ooren toestoppen
en zich indompelen in zoo grote onbeschaamdheid, dat men ze nooit
tot eenige kennis van Gods goedheid en van de deugden van Jezus
Christus kan trekken? Leeren wij dan, dat Gods Zoon, gelijk Hij
voor eenmaal voor de menschheid geboren en toen als Verlosser
verschenen is en hier beneden verkeerend alles volbracht heeft wat
vereischt werd tot onze zaligheid, ons nu nabij is door middel

van Zijn Evangelie. En niet alleen zien wÍj Hem, gelijk ons
aangezicht in een spiegel, maar wij worden naar Zijn beeld veranderd
tot Zijne heerlijkheid, gelijk de heilige Paulus zegt. Ziet dan,
hoe Jezus Christus ons heden wordt geschonken; gelijk Hij eenmaal
ter verlossing van het menschelijk geslacht geboren is, zoo biedt Hij
Zich bestendig aan ons aan, opdat wij Hem zullen bezitten, en Hem
bezittend verrijkt worden met Zijne goederen, en genieten van wat
Hem is geschonken. Want aangezien Hij de onze is, zoo is het zeker,
dat Hij ons niets onthouden zal van alles wat ons noodig is. En
wat Hemzelf betreft, wij weten, dat Hij geens dings gebrek heeft,
maar dat alles geschied is om ons in onze armoede en ellende te hulp
te komen. Naardien dan door de prediking des Evangelies Gods Zoon
ons elken dag verschijnt en ons voorhoudt, dat Hij ons tot Zich wil
nemen, laten wij dan onzerzijds niet zoo ondankbaar zijn, zulk een
goed af te wijzen, wanneer het ons wordt aangeboden.
En verder, laten wij nog verstaan, dat God ons in onze grovigheid
overvloedig wil geven, wanneer Hij het Avondmaal er voor ons
nog aan toegevoegd heeft, tot een d u b b e I getuigenis, dat de Heere
de onze is. Weliswaar zullen wij vandaag geen klein kind in den stal
zien, wij zullen Hem niet zien in doeken gewonden; maar hier is
het brood en de wijn des Avondmaals, die ons zekere onderpanden
zijn, dat Hij ons vandaag spijs en drank wil zijn en dat Hij het is,
van Wien wij ontvangen het leven onzer ziel. En dat geschiedt overeenkomstig
onze draagkracht en zwakheid, aangezien wij niet oogenblikkelijk
tot Zijn hooge Majesteit kunnen geraken. Hij leidt ons
door middelen, die ons geëigend zijn, t.w dat Hij ons, onder vergankelijke
teekenen, voor oogen stelt, dat wij in Zijn Zoon zullen
vinden al wat ons ontbreekt.
Ziedaar dan, hoe wij, na verstaan te hebben dat wij onzen lfeere
Jezus Christus bezitten door Hem te kennen gelijk Hij is, nl. volgens
het getuigenis dat wij van Hem hebben uit het Evangelie, nog te beter
moeten bevestigd worden, wanneer het teeken er bij gevoegd wordt,
en dat het Woord ons te geloofwaardiger moet zijn, wanneer God
het alzoo door de zichtbare sacramenten komt verzegelen. Laten wij
echter niet alleen op het brood en den wijn letten, maar er op zien,
waarom onze Heere ons zoo wil leiden. De herders hebben dit teeken
gehad, dat Jezus Christus als een arm schepsel in doeken gewonden
was. Dit teeken moest hen wel venvarren, het was iets om hen onzen
Heere Jezus Christus te doen verwerpen. Maar hoe ging het? Hun
werd gaandeweg maar lngegeven, dat de Zoon van God alzoo moest

vernietigd worden, om hen, die in de diepten der hel gestort waren,
op te voeren. Laten wij zoo vandaag verstaan, dat Jezus Christus,
Die nu in Zijn hemelsche heerlijkheid is en souverein gezag over alle
schepselen heeft, desniettemin hier tot ons nederdaalt, niet op een
zichtbare wijze noch in persoon, zooals men zegt, maar Hij bewerkt
door de verborgen kracht Zijns Heiligen Geestes, dat wij waarlijk
met Zijn vleesch en bloed worden gevoed, telkens en zoo vaak wij
de teekenen nemen, waardoor Hij ons Zijn genade wil verzekeren.
Anders zouden wij er verlegen bij worden; want wij doen hier niets
dan op de aarde kruipen. Maar het is zooveel, alsof Hij hierbeneden
neerdaalde en ons als kleine kinderen leidde. Wanneer wij dan ten
Avondmaal komen, verstaan wij dan, dat het is om onzen Heere
Jezus Christus te bezitten, en om zóó met Hem verbonden te worden,
dat, wat Hij heeft, ons wordt geschonken en wij ons daarin verblijden;
en dat Hij intusschen den last van al onze armoede en zelfs
van onze zonden overneemt en ons et zóó van ontheft, dat niets ons
verhindert deelgenooten te zijn der hemelsche erfenis en zelÍs Zijner
heerlijkheid, waarop wij hopen en welke ons ten laatsten dage zal
geopenbaard worden.
Laatst gewijzigd door Johann Gottfried Walther op 14 jan 2016, 11:15, 2 keer totaal gewijzigd.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
Posthoorn
Berichten: 6464
Lid geworden op: 04 dec 2008, 11:22

Re: Het Kerstwonder

Bericht door Posthoorn »

Johann Gottfried Walther schreef:Is deze preek nooit uitgegeven of op internet gepubliceerd?
Is ook opgenomen in de serie 'Het gepredikte Woord'.
ejvl
Berichten: 5726
Lid geworden op: 06 jun 2011, 11:15

Re: Het Kerstwonder

Bericht door ejvl »

-DIA- schreef:PS Mag de link trouwens wel geplaatst worden? Ik heb daar persoonlijk nogal wat moeilijkheden bij ondervonden.
Voor de liefhebbers.
https://www.dropbox.com/sh/farbt642xrss ... noAca?dl=0

Staat in het mapje Calvijn.
Plaats reactie