Even een paar mooie citaten tussendoor, al is het wat off-topic:
ds. J.T. Doornenbal schreef:Immers is Dunfermline de gemeente geweest van Ralph Erskine, en er is nauwelijks een schrijver, die vanaf mijn jonge jaren meer mijn achting heeft gehad dan hij. Voller, rijker, zuiverder Evangeliebediening dan de zijne, is mij niet bekend. Het was hem gegeven de waarheid Gods en daarin vooral de rijkdom en dierbaarheid van Christus zó voor te stellen, dat hij elk van zijn hoorders nabijgebracht wordt. Daarbij is er zulk een ruimte van aanbieding voor ieder, die het Woord maar hoort, dat het eigenlijk niet zo'n groot wonder is, dat hij vandaag in sommige kringen voor half of helemaal remonstrants doorgaat of in elk geval een leer van algemene verzoening heeft, wat dat laatste ook moge betekenen. Niemand wordt bij hem van het heil in Christus uitgesloten dan alleen die zichzelf uitsluit. Tegen alle bezwaren en bekommeringen van het hart, stelt hij wel een belofte van het Evangelie. Het lijkt of hij al zijn hoorders wel wil meenemen en tot Christus brengen. Hij predikte met een hart vol van Christus en van de begeerte om zielen voor Hem te winnen. Toch schrijft hij ergens dat terwijl hij niets liever wilde dan de weg naar de hemel te prediken, maar zoveel mensen zag wandelen op die weg naar de hel, hij wel genoodzaakt was ze te waarschuwen voor hun naderend verderf. Maar voor alle dingen was hij Evangelieprediker in de volste zin van het woord. Hij heeft Christus verkondigd als de eeuwige en volkomen weg der zaligheid. Dat deed hij vanuit de vastigheid van het genadeverbond en de deugden van God Drieënig. Hij mocht inblikken in de verborgenheden des heils en in de diepten van het Vaderhart Gods, en de rijkdom der genade voorstellen als geen ander. Daarbij had hij ook een bijzonder inzicht in het geestelijk leven, wist hij leiding en richting eraan te geven, en zuiver het snode van het kostelijke te onderscheiden. Ik weet niet of er één prediker is, die ik vanaf mijn jeugd zo hoog geacht en werkelijk liefgehad heb als Ralph Erskine, behalve dan Wulfert Floor, maar dat is iets anders.
ds. J.T. Doornebal schreef:Wie zijn die dorstigen? Niet alle mensen. Wij dorsten wel alle van nature, maar we dorsten niet naar God. Een mens van nature heeft geen behoefte aan God nocht aan Christus. Hij is rijk en verrijkt in zichzelf en heeft aan geen ding gebrek. (...)
En nu worden zulke dorstigen geroepen in onze tekst: 'O, alle gij dorstigen, komt!' Ze worden genodigd. Hartelijk, dringend en welgemeend. Allen, wie ze ook zijn, zo ellendig en verdorven en verkeerd; maar die waarlijk dorsten, die mogen komen.
En komen, dat is in het geestelijke een nader werk des geloofs. In komen ligt opgesloten Gods stem en nodiging te horen, het diepe besef van zijn ellende en zielennood buiten de Heere gewaar te worden. Zoals de verloren zoon, die tot zichzelf kwam en zei: 'Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van de honger! Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor u'.
Dat is een komen met een gezicht op de volheid van genade en de rijkdom in God, die Hij wil schenken in Christus, in Wie al de volheid woont; op Zijn gewilligheid, dat in Zijn bloed en wonden schuiling is, dat men op Zijn Woord mag aangaan: 'Gewisselijk, in de HEERE zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen.'
Dat maakt nu het verlangen zo sterk, om deel aan Hem te krijgen, waar de ziel zichzelf zo ongelukkig ziet en de Heere zo vol, zo rijk, zo gewillig en beminnelijk. Dat doet schreien naar die volheid.
Dan ziet ze wel eigen onmacht en onwil om tot Christus te gaan, maar ze wordt toch naar Hem heengetrokken, en ze verlangt om Zijn eis in te willigen. Ze smeekt met de bruidsgemeente: 'Trek mij, en ik zal u nalopen.' En dan komt ze en gaat met al haar noden en gebreken tot Hem, om zich aan Hem over te geven en aan Hem kwijt te raken.
Daarvan zegt nu de Heere: 'Komt.' Komt zoals ge zijt. Al zijn uw zonden ook nog zo groot, langdurig en hemeltergend geweest. Komt, en laat ons samen rechten.
Wie zo komt, die zal de Heere geenszins uitwerpen. (...)
ds. J.T. Doornenbal schreef:Comrie is ontegenzeggelijk een theoloog van groot formaat geweest, al was hij misschien iets teveel filosoof, en al zijn sommigen van onze oudvaders -o.a. van der Groe- het niet op alle punten met hem eens geweest, en zelfs al hebben zijn inzichten de theologische ontwikkeling in ons vaderland, vooral in de afgescheiden kerken, op een minder gunstige manier beïnvloed.
Maar vooral als prediker spreekt hij nog voort, en is hij door zijn geschriften een van de meest geliefde oudvaders van ons volk gebleven.