Christelijke kijk op kunst en kitsch

Gebruikersavatar
Hendrikus
Berichten: 16724
Lid geworden op: 10 apr 2004, 09:37

Christelijke kijk op kunst en kitsch

Bericht door Hendrikus »

een voortreffelijk artikel uit het RD van vandaag!

Christelijke kijk op kunst en kitsch

Subcultuur van gereformeerde gezindte leent zich niet voor gesprek
met andersdenkenden

Enny de Bruijn Geplaatst: 14-05-2007 | 07:50

Vanouds staat de gereformeerde gezindte argwanend tegenover allerlei vormen van cultuur. Afstand nemen van films, of de confrontatie aangaan? Boeken en muziek voor eigen kring ontwikkelen, of proberen in gesprek te blijven met de wereld? Bij alle geworstel met dergelijke vragen kan het helpen om onderscheid te maken tussen hoge en lage cultuur. Daarmee komt het debat tussen cultuurmijders en cultuurwijders minder op scherp te staan.

Vroeger was het beeld heel duidelijk: je had twee soorten mensen. De ene soort hield van smartlappen en Bouquetreeksromans, van kitscherige beeldjes in de vensterbank en het zigeunermeisje met traan aan de wand. De andere -veel zeldzamer- soort trok daar zijn neus voor op, las de Russische klassieken, deed zijn kinderen op vioolles, nam een abonnement bij de Koninklijke Schouwburg en keek met een geleerd gezicht naar abstracte kunst.
Vandaag is het echter niet zo simpel meer. Intellectuelen bekennen met een gerust hart dat ze verslaafd zijn aan thrillers, aan soapseries, aan voetbalwedstrijden of aan Frans Bauer - allemaal uitingen van lage cultuur, die vroeger ”not done” waren. Maar het is tegenwoordig juist ouderwets en achterhaald om zo’n scherpe scheiding aan te brengen: je ontleent geen status meer aan een elitaire houding ten opzichte van kunst, maar juist aan het zo veel mogelijk ”jezelf zijn” - en dat betekent dat je op z’n tijd zowel van elitaire kunstwerken als van massacultuur kunt genieten. Of niet.

Subcultuur

Dat laatste besef is in de gereformeerde gezindte nog niet zo doorgedrongen, lijkt het wel. Daar liggen de zaken anders. Als het over hoge kunst gaat, is er onder orthodoxe christenen geen afzonderlijke traditie: Sweelinck en Huygens en Rembrandt -graag geannexeerd- passen in een veel bredere cultuurstroom dan die van de smalle gereformeerde gezindte, die horen gewoon thuis in de canon van heel Nederland.

Daartegenover is er, op het veel bredere terrein van de lage kunst, sprake van een geheel eigen subcultuur: romans van Francine Rivers en Lynn Austin, muziek van Martin Mans en Karel Bogerd, gedichten van Nel Benschop, dvd’s van ”Heidi” en ”Het kleine huis”, cursussen aquarelleren, kleding van Rosedale of College Style, en -al naargelang de ’ligging’- psalmzangdagen, opwekkingsliederen of liedjes van Elly & Rikkert. Allemaal verschijnselen die totaal onbekend zijn buiten de wereld van de gereformeerde gezindte, maar waaraan de buitenwereld soms even komt snuffelen op de Wegwijsbeurs.

Intussen durft de kleine intellectuele voorhoede niet goed toe te geven dat het best leuk kan zijn om een boek van Bodie Thoene te lezen of een concert van een refokoor te bezoeken. Kunstzinnig onderlegde christenen lijken zich daarvoor een beetje te schamen, die schermen liever met Helmantel, met Achterberg, met Bach of Revius of Pascal. Of, als het dan echt moet, die lage cultuur, dan toch liever die van buiten de eigen kring - een detective van Baantjer of een cd’tje van André Hazes, want kneuterig willen we niet zijn.

Soms vraag je je af hoe dat komt. Waarom ervaren veel mensen uit de gereformeerde gezindte nog altijd een spanningsveld tussen hoge en lage cultuur? Heeft dat iets te maken met een achterstand op het gebied van kunstzinnige ontwikkeling? Komt het doordat in een gereformeerd wereldbeeld alles een morele lading heeft en ”zomaar genieten” eigenlijk niet kan? Of komt het doordat lage cultuur in christelijke kring per definitie gekoppeld is aan een subcultuur die bij de buitenwereld de nodige bevreemding wekt? Hoe dan ook, het blijft een interessante vraag welke aanknopingspunten beide soorten van cultuur voor het christendom te bieden hebben.

Kritische houding

Maar misschien is het niet handig om uit te gaan van het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, gezien het feit dat de grenzen tussen die twee steeds meer vervagen. Misschien is het veel beter om onderscheid te maken in verschillende soorten lezers, kijkers en luisteraars. Aan de ene kant heb je de gemakzuchtige consument, die alles klakkeloos slikt wat hem voorgezet wordt, aan de andere kant de kritische beschouwer die nooit genoegen neemt met de oppervlakte alleen, die wil doorgronden en beoordelen en afzetten tegen de eigen levensbeschouwing.

Daarmee wordt het cruciale punt niet de kwaliteit van boek, schilderij of muziekstuk op zichzelf, maar de houding van de gebruiker. Een kritiekloze lezer kan zelfs van de hoogliteraire Vondel klakkeloos allerlei vrouwvijandige ideeën overnemen. En andersom kan een kritische lezer zelfs via de feel-good-romannetjes van Leni Saris allerlei wezenlijke vragen aan de orde stellen: waarom vinden zo veel vrouwen het leuk om dit soort boeken te lezen, aan welke behoeften en verlangens komen ze tegemoet, welke patronen vallen erin te ontdekken?

Toch is daarmee niet elk onderscheid weggevallen. De verhalen van Leni Saris geven op zichzelf weinig aanleiding tot bezinning, die leiden eerder tot gezwijmel bij ideaalbeelden: ze roepen een simpele wereld op waarin alle mannen machtig en sterk zijn, en alle meisjes mooi. Terwijl Vondel zijn lezers gewoon niet de kans geeft om er simpele ideaalbeelden op na te houden: „Dus sleept de wellust van een ogenblik, een uur, een lange keten na van rampen en verdrieten…”
Conclusie: hoge cultuur -waarvoor je kennis nodig hebt, waarvoor je moeite moet doen- is op zichzelf genomen bruikbaarder dan lage cultuur, wanneer je wilt nadenken over de mens, de wereld en de tijd waarin we leven.

Doordenken

De vraag is natuurlijk: moet dat dan per se, piekeren over levensvragen? Waarom niet gewoon genieten van schilderijen, boeken en muziek, zonder al te veel te hoeven nadenken? Waarom geen ruimte voor simpele verstrooiing, onschuldig vermaak?
Natuurlijk is dat precies de reden waarom de gereformeerde gezindte een eigen subcultuur heeft ontwikkeld. Wie vanuit de amusementshouding met cultuuruitingen wil omgaan, kan als christen niet deelnemen aan alles wat er op dit gebied in de ’buitenwereld’ gebeurt. Dus schept hij zijn eigen, verantwoorde teksten, beelden, klanken - en dat daarmee het gesprek met andersdenkenden onmogelijk wordt, neemt hij voor lief.
Op zichzelf is dat natuurlijk heel legitiem. Maar het probleem lijkt me dat cultuuruitingen altijd, zichtbaar of onzichtbaar, iets willen zeggen over het leven zelf, en dat een christen dat gewoon niet kán zonder de dingen echt te doordenken. Het probleem zit eigenlijk al in het christelijk geloof op zichzelf, waaraan je geen recht kunt doen met al te oppervlakkige teksten en beelden. Natuurlijk is dat laatste niet erg als je gewoon niet meer in je hebt, maar het is wél erg als het voortkomt uit gemakzucht, en nog erger als je het dan ook nog kunst noemt. Misschien is het in zulke gevallen dus beter om het geloof er maar helemaal buiten te houden. Maar of dat kan, als je bedenkt dat geen enkel terrein van het leven neutraal is?

Bij cultuuruitingen van seculiere aard ligt de zaak duidelijker: een christen kan zich de houding van klakkeloos amusement daarbij eenvoudig niet veroorloven. Tegelijkertijd moeten we nuchter beseffen dat niet elke christen qua karakter en ontwikkeling in staat is tot die andere, kritische houding. Heel pragmatisch geredeneerd: wie een atheneumdiploma op zak heeft, een wetenschappelijke studie volgt of jongeren begeleidt, wordt geacht op een wat abstracter levensbeschouwelijk niveau te kunnen kijken en discussiëren dan de gemiddelde bouwvakker of bejaardenverzorgster.
Daarom is het heel goed als in de bovenbouw van havo en atheneum allerlei eigentijdse cultuuruitingen -muziek, kunst, film, toneel, literatuur- behandeld worden. Op die manier kunnen christelijke docenten hun leerlingen laten zien hoe je daar kritisch over kunt nadenken, en hoe je de discussie met andersdenkenden kunt aangaan. Maar voor vmbo-leerlingen werkt een andere benadering waarschijnlijk veel beter: wijzen op het onchristelijke karakter van veel films en muziek, en desnoods volledig afstand nemen van dergelijke seculiere cultuuruitingen.

Onderwijs

Dat is overigens precies wat alle grote denkers uit de christelijke traditie doen: de confrontatie met cultuuruitingen nadrukkelijk koppelen aan het onderwijs. Het werkt al zo in de tijd van de kerkvaders -vanaf het begin heeft de kerk de (heidense) klassieken aanvaard als grondslag voor het onderwijs- en het blijft zo bij de vertegenwoordigers van Reformatie en Nadere Reformatie. Veel predikanten uit de zeventiende eeuw verzetten zich heftig tegen allerlei vormen van toneelspel, maar één vorm staan ze oogluikend toe: het toneelspel van studenten op de Latijnse School.

Voetius waarschuwt de eenvoudige gemeenteleden tegen kermis en dans, en tegen het lezen van allerlei avonturen- en liefdesverhalen. Maar tegelijkertijd stimuleert hij zijn theologiestudenten tot het lezen van de komedies van Aristophanes, niet zozeer vanwege de erotische passages daarin, maar vanwege taalelementen die bij de studie van het nieuwtestamentische Grieks van pas zouden kunnen komen. Met een beroep op de kerkvaders -„zij laakten het misbruik van de kunsten en wetenschappen, maar prezen de zaak zelf”- verdedigt hij zelfs de waarde van de voorchristelijke poëzie, de klassieke mythologie en de heidense welsprekendheid en geschiedschrijving.

Daarmee komt meteen het debat tussen cultuurmijders en cultuurwijders veel minder op scherp te staan. Je kunt niet spreken over ’de’ houding van ’de’ christen ten opzichte van ’de’ film of ’de’ literatuur. Die houding is immers voor een deel afhankelijk van je situatie. Cultuurmijding werkt het best op het terrein van de consumptie van vooral de lage cultuur. Cultuurwijding wordt mogelijk bij het omgaan met, doordenken van en reageren op vooral de hoge cultuur. Het hangt er maar van af waar je roeping ligt.

Amerikaanse romans

Veel romans in de christelijke boekhandel zijn van Amerikaanse snit. Vaak naar een vast patroon gesneden –hét kenmerk van lage cultuur– maar toch ook met een duidelijke christelijke boodschap. Daarmee vormen ze een mooi voorbeeld van het feit dat die twee elkaar niet goed verdragen.
Als je deze romans gewoon als fictie beschouwt –man en vrouw krijgen elkaar na de nodige verwikkelingen– is er niets aan de hand. Je herkent het patroon, en je piekert er niet over om te denken dat het echte leven zo in elkaar zit. Maar wat doe je wanneer zo’n nogal sprookjesachtig patroon ineens gepresenteerd wordt als een soort blauwdruk van ”Gods plan” in het leven van heel gewone mensen? Van het christelijk geloof kun je toch niet zeggen dat het niets met het echte leven te maken heeft?
Aan de ene kant hebben deze verhalen dus geen enkele pretentie, passen ze gewoon in het stramien van ”onschuldig vermaak voor de doorsneelezer”. Maar aan de andere kant pretenderen ze juist niets minder dan houvast te bieden voor het leven zelf. En dat gaat niet goed samen.

Psalmen of opwekkingsliederen

Veel liturgische discussies zijn te herleiden tot het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Dat wordt bijvoorbeeld heel mooi zichtbaar in het debat over het nieuwe Liedboek: de liturgische stroming gaat voor traditie en artistieke kwaliteit, andere stromingen zoeken juist aansluiting bij „wat de mensen graag zingen.” Dat laatste past natuurlijk het meest bij het idee dat het huidige klimaat beheerst: datgene is goed of mooi wat de meeste mensen goed of mooi vinden.
Daarom is het maar goed dat de gereformeerde gezindte zo hecht aan de psalmen – zij het dan misschien vooral uit traditionalisme, en minder vanuit overwegingen van smaak. Het probleem met „wat de mensen mooi vinden” is immers dat het zo snel veroudert. Lage cultuur doorstaat de tijd niet – terwijl het christelijk geloof toch juist bij uitstek een zekere tijdloosheid zou moeten uitstralen. Lage cultuur heeft ook geen diepere lagen, en is dus snel uitgeput. Vergelijk dat met de rijkdom van de Bijbel zelf, waarin altijd weer nieuwe betekenissen zichtbaar worden. Niet voor niets heeft God Zijn eigen Woord laten optekenen in de vorm van de allerhoogste literatuur.

Onderwijs en traditie

Onderwijs moet leerlingen oefenen in het omgaan met cultuurverschijnselen. En het is een feit dat hoge cultuur zich beter leent voor een gesprek over tijdgeest en levensbeschouwing dan lage cultuur. Bovendien is hoge cultuur geschikter om een brug te slaan over de grenzen van de eigen kring heen.
De moeilijkheid is alleen dat je, om hoge cultuur te kunnen begrijpen en waarderen, kennis en ervaring nodig hebt. Je moet iets weten van de traditie, anders zegt het je allemaal niets. Maar die kennis en ervaring krijg je niet vanzelf, daar moet op gestudeerd worden. Daarom is het –juist vanuit christelijk perspectief– jammer dat er de laatste jaren zo gesnoeid is in de literatuurlessen, het geschiedenisonderwijs en het ”lezen voor de lijst”.
Tegelijkertijd zijn er ook hoopgevende signalen: de canon is terug in de geschiedenislessen, de vakken ckv en kcv bieden extra mogelijkheden tot kennismaking met kunst en traditie, en algemeen klinkt de roep om meer feitenkennis. Laten we hopen dat die trend doorzet, zodat de hoge cultuur zo toegankelijk mogelijk blijft.
Mona Lisa
Berichten: 602
Lid geworden op: 03 feb 2007, 14:15

Re: Christelijke kijk op kunst en kitsch

Bericht door Mona Lisa »

Hendrikus schreef:een voortreffelijk artikel uit het RD van vandaag!
. . .
het onderscheid tussen hoge en lage cultuur en hoge en lage kunst lijkt me nogal subjectief
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 11945
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Volgens mij staat dat ook al in het artikel.

Overigens is het mij worst wat ik wel of niet lees. Heb ik zin in een Bob Evers, dan lees ik dat, heb ik zin in Karamazov, dan bestudeer ik dat.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

... en ik luister naar Peter Wildeman. :mrgreen: :mrgreen: :mrgreen:
bazz
Berichten: 182
Lid geworden op: 06 mei 2002, 10:48
Locatie: Leiden

Bericht door bazz »

Maar ik vind het wel zinvol dat vermeld wordt dat het kijken naar films, luisteren naar muziek, of lezen van romans/literatuur niet alleen maar amusement hoeft te zijn (en in mijn geval ook zelden is). Ik heb bij het RD al langer het idee dat dit meer naar voren gaat komen (i.i.g. het laatste halfjaar), i.i.g. met betrekking tot films.
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18661
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Bericht door helma »

Herman schreef:Volgens mij staat dat ook al in het artikel.

Overigens is het mij worst wat ik wel of niet lees. Heb ik zin in een Bob Evers, dan lees ik dat, heb ik zin in Karamazov, dan bestudeer ik dat.
leuk hè! Ik vind die Arie zo'n leukerd
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 11945
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Inderdaad, wij lezen dan ook nooit 'een Bob Evers' maar 'een Arie Roos'.
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23811
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

helma schreef:
Herman schreef:Volgens mij staat dat ook al in het artikel.

Overigens is het mij worst wat ik wel of niet lees. Heb ik zin in een Bob Evers, dan lees ik dat, heb ik zin in Karamazov, dan bestudeer ik dat.
leuk hè! Ik vind die Arie zo'n leukerd
Hij kan inderdaad geweldig liegen.
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 33198
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Bericht door Tiberius »

De serie heeft al jarenlang een eigen website ( http://www.bobevers.nl ) en een actieve fanclub, die allerlei uitstapjes organiseert, een Bob Evers encyclopedie bijhoudt, etc.
Ik meen zelfs dat alle boeken en uitgaven van Van den Hout (de eigenlijke naam van de schrijver) ergens op internet gedigitaliseerd staan.
Gebruikersavatar
Josephus
Berichten: 2935
Lid geworden op: 04 dec 2006, 16:28
Locatie: Randstad

Re: Christelijke kijk op kunst en kitsch

Bericht door Josephus »

Mona Lisa schreef:
Hendrikus schreef:een voortreffelijk artikel uit het RD van vandaag!
. . .
het onderscheid tussen hoge en lage cultuur en hoge en lage kunst lijkt me nogal subjectief
Het onderscheid in waardering daarvan is inderdaad vrij subjectief. Maar kwaliteit van kunst is wel degelijk ook via objectieve maatstaven te beoordelen.
Adorote

Bericht door Adorote »

De vraag is wat is kunst--------------------- en over welke kunsten heeft men het,daarna zou er een goede discussie over kunst plaats kunnen vinden , alhoewel goede discussie op een forum is een gotspe, het zal dan er op neer komen spreken over de kunsten met de enige forumleden met kennis van zaken .
Gebruikersavatar
jakobmarin
Berichten: 3523
Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42

Re:

Bericht door jakobmarin »

Adorote schreef:... het zal dan er op neer komen spreken over de kunsten met de enige forumleden met kennis van zaken .
Iedereen heeft verstand van kunst. Het is maar net wat je mooi vindt en waar je je in interesseert. Over smaak valt niet te twisten.
De een zal alles weten van Feike Asma, de ander van M.C. Escher en weer een ander van Theo van Gogh of bijv. Michelangelo.

Maar dit vind ik bijv. kunst:
Afbeelding
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Gebruikersavatar
jvdg
Berichten: 12063
Lid geworden op: 12 okt 2006, 14:07

Re: Re:

Bericht door jvdg »

jakobmarin schreef:
Adorote schreef:... het zal dan er op neer komen spreken over de kunsten met de enige forumleden met kennis van zaken .
Iedereen heeft verstand van kunst. Het is maar net wat je mooi vindt en waar je je in interesseert. Over smaak valt niet te twisten.
De een zal alles weten van Feike Asma, de ander van M.C. Escher en weer een ander van Theo van Gogh of bijv. Michelangelo.

Maar dit vind ik bijv. kunst:.....
Het is ook m.i. kunst, maar vooral kunstig.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Re:

Bericht door Afgewezen »

jvdg schreef:
jakobmarin schreef:
Adorote schreef:... het zal dan er op neer komen spreken over de kunsten met de enige forumleden met kennis van zaken .
Iedereen heeft verstand van kunst. Het is maar net wat je mooi vindt en waar je je in interesseert. Over smaak valt niet te twisten.
De een zal alles weten van Feike Asma, de ander van M.C. Escher en weer een ander van Theo van Gogh of bijv. Michelangelo.

Maar dit vind ik bijv. kunst:.....
Het is ook m.i. kunst, maar vooral kunstig.
:haha
Gebruikersavatar
Hendrikus
Berichten: 16724
Lid geworden op: 10 apr 2004, 09:37

Re: Christelijke kijk op kunst en kitsch

Bericht door Hendrikus »

RD schreef:Roomse rook uit protestantse pijpen

Prof. dr. Fred van Lieburg

Het is duidelijk dat bij Jan Zwart de historische oorsprong ligt van de koppeling van een rooms-romantische muziekstijl en een orthodox-protestantse geloofsbeleving.

Hoe komt het dat Frans-romantische orgelmuziek geliefd is bij veel orthodoxe protestanten? Is er een verband tussen de roomse muziekstijl en de bevindelijk gereformeerde geloofsbeleving?

Aan de Vrije Universiteit promoveerde eind vorig jaar René Verwer op een studie over de invloed van de Franse orgelbouwer Cavaillé-Coll in Nederland. In zijn slotbeschouwing pleit Verwer voor een diepgaand onderzoek naar „de delicate relatie tussen de Franse orgelcultuur enerzijds en de Nederlandse orgelliefhebber anderzijds.” Het intrigeert hem dat de gemiddelde rooms-katholieke organist „heden ten dage” een sterke voorkeur toont voor barokmuziek, terwijl in het (orthodox) protestantisme „nog steeds” een sterke interesse leeft voor de Franse, rooms-katholiek geïnspireerde orgelkunst.

Verwer stelt een herkenbaar verschijnsel aan de orde, waarvoor een verklaring niet zo gemakkelijk is te geven. Als we een poging willen wagen, moeten we onze gedachtevorming bij voorbaat vrijwaren van voorbarig gelegde verbanden met geloofsrichtingen (rooms, protestant, gereformeerd), nationaliteiten (Nederlands, Frans), stijlconcepten (romantiek) en muziekinstrumenten (orgel). Net als taal is muziek een fundamentele menselijke uiting. Basisvormen van klank, ritme en toonhoogte kunnen in talloze combinaties en met allerlei technische hulpmiddelen tot herkenbare stijlvormen komen.

Voor het geloof geldt hetzelfde. Zonder er meteen theologisch over te spreken, kunnen we antropologisch vaststellen dat de mens op de een of andere manier contact zoekt met God of een bovennatuurlijke wereld. Binnen religieuze tradities geven mensen daaraan gezamenlijk vorm in de eredienst. Behalve de woorden helpen rituelen en klanken mee om Gods aanwezigheid in de geloofsgemeenschap te ervaren. Maar ook buiten de eredienst kan bijvoorbeeld muziek dienen om uitdrukking te geven aan schoonheid, zuiverheid, rationaliteit, spanning, emotie, toewijding, vroomheid.

Eenvoudige eredienst
Het is boeiend om te zien hoeveel vormen en variaties in de geschiedenis van het christendom zijn ontwikkeld om geloof te verbinden met muziek. De Vroege Kerk onderscheidde zich sterk van de rijkelijk opgetuigde tempeldienst van het oude Israël door haar eenvoudige eredienst zonder instrumentale muziek.

De protestantse Reformatie leidde enerzijds tot een lutherse liturgie met veel ruimte voor vocale en instrumentale muziek en anderzijds tot een calvinistische liturgie die zich concentreerde op prediking en psalmgezang, waarbij de inschakeling van het orgel schoorvoetend werd geaccepteerd.

Zelfs de melodieën van het Geneefse psalter kunnen niet calvinistisch heten. Ze vertonen motieven uit joodse, katholieke (gregoriaanse) en wereldlijke bronnen. Voor organisten in de 17e-eeuwse Nederlandse Republiek (zoals Jan Pietersz. Sweelinck, Henderick Speuy en Anthonie van Noordt) was het een uitdaging om in de stijl van hun tijd –renaissance of vroege barok– iets kunstzinnigs te doen met deze melodieën, die toen in de publieke, Gereformeerde Kerk normatief waren. Hun religieuze richting speelde daarbij geen rol.

Bach
Ook in andere confessionele richtingen gingen componisten volgens de regels van hún kunst om met het muzikale materiaal dat in hun land of kerk gangbaar was. Van Bach, een hoogst begenadigd musicus en een theologisch onderlegd christen, kennen we geen psalmbewerkingen, maar zo veel te meer koralen over lutherse liederen. Hij volgde een barokstijl die Franse rooms-katholieke organisten evengoed hanteerden.

Ook maakte Bach gebruik van zowel de muzikale retorica als de orthodox-lutherse theologie om tekst en toon, evenals ratio en gevoel, zo zuiver mogelijk op elkaar af te stemmen. Noch het een, noch het ander maakt zijn muziek echter specifiek luthers.

In het rooms-katholicisme van de 19e eeuw wilde men de klanken van het kerkorgel tot voertuig maken van mystieke ervaringen. Dit ”cecilianisme”, waarin gregoriaanse kerkmuziek tot hemelse muziek werd verheven, richtte zich uiteindelijk op de beleving van het wonder van de eucharistie. Roomse organisten en componisten speelden hierop in met muziek in de stijl van hun tijd, de op gevoelsvertolking gerichte romantiek.

In de eredienst leidde dat tot zacht en rustig orgelspel, daarbuiten tot symfonische muziek in –overwegend Franse– kathedralen en concertzalen.

Jan Zwart
En toen kwam Jan Zwart. Als organist van de hersteld evangelisch-lutherse kerk in Amsterdam begon hij tijdens de Eerste Wereldoorlog met concertseries waarin hij de moderne Europese orgelliteratuur op het programma zette. Terwijl de concerten op het symfonische Cavaillé-Collorgel in het Paleis van Volksvlijt weinig protestantse bezoekers trokken –al was het maar omdat ze op zondagmiddag plaatsvonden– kweekte Jan Zwart vanuit de ”Kloof” en andere kerken, later ook via de radio, brede belangstelling voor orgelmuziek. Inderdaad, vooral onder (orthodoxe) protestanten, en vooral voor (Franse) romantiek, maar zeker niet alleen.

Jan Zwart volbracht de missie om deze originele romantische orgelkunst in te voeren in de brave muziekcultuur binnen het Nederlandse protestantisme. Aansluitend op de vooral op Duitsland gerichte conservatoriumpraktijk ontplooide hij een compositie- en uitvoeringstraditie rond niet-ritmische psalmmelodieën en allerlei populare geestelijke liederen. Zijn vaderlandsliefde en zijn historisch besef dreven hem tot serieuze interesse voor de koraalmuziek van de eerdergenoemde ‘calvinisten’ uit de gouden eeuw.

Zelf experimenteerde hij in zijn ”Nederlandsche Orgelmuziek” (de serie die hij in 1917 opende met een Lutherfantasie) duidelijk met minder strakke, romantische compositietechnieken.

In 1920 begon Jan Zwart de serie ”Musyck over de voysen der Psalmen Davids”. In zijn voorwoord haalde hij uit naar de „onorgelmatige stemmingsmuziek” die in vele kerken klonk (zoals Chopins Treurmars tijdens rouwdiensten voor Abraham Kuyper). Hij bepleitte een koraalkunst „méér sprekend tot het hoofd en hart onzer Nederlandsche Protestantsche Kerken, méér in haar kader passend en tot haar karakter van godsdienstoefening behoorend dan welke andere ook, voortgesproten uit Kerkmuzieken van vreemden bodem en uit liturgieën van anderen aard.” Als proeve leverde hij een marsachtig stuk ”sombere muziek” over het kortstondig leven zoals verwoord in Psalm 103.

Innerlijke relatie
Het is duidelijk dat hier de historische oorsprong ligt van de koppeling van een rooms-romantische muziekstijl en een orthodox-protestantse geloofsbeleving. Een verklaring voor een intrinsieke relatie tussen beide vormen van muziek en religie is hiermee echter nog niet gegeven. Dat geldt eens temeer voor de toevoeging van het nationale aspect, al past het helemaal in die periode om mysterieuze verbanden te leggen tussen religieuze, emotionele en culturele, nationale waarden (denk aan de drieslag God, Nederland en Oranje).

Zeker is dat zo niet Jan Zwart zelf, dan wel zijn publiek geloofde in de mogelijkheid van typisch orthodox-protestantse orgelmuziek voor „hoofd en hart.” Een huldigingscomité schreef in 1933 dat Zwarts koraalbewerkingen getuigden van „zijn diep geestelijk aanvoelen van Gods Openbaring in Jezus Christus.”

Maar niet alleen tijdgenoten of volgelingen, ook een eigentijds hymnoloog als dr. Jan Smelik suggereerde een innig verband tussen bepaalde harmonieën en geloofsgestalten, toen hij in 2002 (in het organistenblad Kerk en Muziek) schreef over de voorkeur van bevindelijke protestanten voor romantische orgelmuziek. Volgens hem sluit die muziek naadloos aan bij de sterk persoonlijk, emotioneel en subjectief gekleurde geloofsbeleving. Bepaalde akkoorden, modulaties en registraties zouden inwerken op het gemoed op een manier die past bij deze gereformeerde spiritualiteit.

Smelik gaf in feite reeds antwoord op de vraag van Verwer, die ongetwijfeld ook in het bijzonder doelde op de bevindelijk gereformeerden of reformatorische gezindte. Maar juist de toespitsing op dit orthodox-protestantse smaldeel maakt de verklaring niet aannemelijk, nog afgezien van het feit dat ”bevindelijkheid” naast gevoel en emotie ook veel rationaliteit en (groeps)ritueel kent. De Frans-romantische muziek, zeg maar de stijl van Jan Zwart, was immers al populair onder protestanten en neocalvinisten die allerminst nadruk legden op bevinding, mystiek of geloofservaring.

Collectieve norm
Zonder het algemene effect van muziek op religieuze beleving te ontkennen (evenmin als de oprechtheid van spelers of hoorders die langs deze lijnen hun smaak motiveren) wil ik een verklaring zoeken in historische, sociaal-culturele omstandigheden die een bepaalde muziekstijl kenmerkend maken voor een religieuze bevolkingsgroep.

Tussen ongeveer 1915 en 1965 fungeerde de met succes door Zwart en zijn zonen en leerlingen gepropageerde ‘geestelijke’ orgelmuziek als collectieve norm voor traditionele protestanten in Nederland. Die laatsten varieerden van gereformeerdebonders, die vertrouwd waren met klassieke orgels in hervormde kerkgebouwen, tot ledeboerianen, die –met een beroep op het Nieuwe Testament– tegen kerkorgels waren. Binnen deze bandbreedte gold de eenvoudige, rustige, ‘warme’ en herkenbare koraalmuziek uit de school van Jan Zwart als aanvaardbare opluistering van de sterk op prediking en prediker gerichte eredienst.

Diversiteit
Na 1965 nam binnen deze groep niet alleen de theologische maar ook de kerkmuzikale diversiteit toe, zonder dat er een directe relatie tussen beide factoren was. Organisten ontdekten, ongeacht hun kerkelijke ligging en liturgische opvattingen, de oude orgelmeesters uit renaissance en barok en waardeerden tevens de naoorlogse vernieuwingen in de protestantse orgelkunst (zoals Ars Nova rond George Stam, Adriaan Kousemaker en Adriaan Engels).

Deze ‘tegenbeweging’ bereikte zelfs de bevindelijke rechterflank van het orthodox-protestantisme, getuige de heftige discussies binnen de Vereniging van Organisten der Gereformeerde Gemeenten (VOGG). Deze vereniging was op zich al een uiting van professionalisering en muzikale bewustwording binnen een kerkverband dat als emancipatiebeweging een generatie of twee achterliep op het neocalvinisme, inclusief de Gereformeerde Organisten Vereniging (GOV).

Curieus is dat deze vooruitstrevende organisten hun voorkeur zowel muzikaal als theologisch probeerden te verankeren. Behalve over ”stijlbesef” spraken zij over „een gezonde reformatorische basis” van verantwoord orgelspel.

De behoudende collega’s beriepen zich op hun beurt niet op zoiets als de Nadere Reformatie (wat kerk- en kunsthistorisch onmogelijk is), maar op de beproefde stichtelijkheid voor Gods volk. Zij geloofden in muziek ‘naar het hart van Jeruzalem’.

Op den duur verloor deze polarisatie haar scherpte. Onder jonge beroepsorganisten ontstond herwaardering voor het romantisch repertoire. Ewald Kooiman kwam in 1977 zelfs met een eigen Jan Zwartinterpretatie. Klaas Bolt verraste de orthodox-protestanten met zijn historisch geïnspireerd pleidooi voor langzame, robuuste gemeentezang. Onder zijn inspiratie ontdekten sommigen al improviserend en componerend een 18e-eeuwse, galante stijl die een compromis bood tussen voldoende muzikale kwaliteit en het liturgisch-culturele verwachtingspatroon van de bevindelijk gereformeerden.

Evangelische beweging
Tegelijkertijd ontwikkelde zich in de brede refowereld een op nostalgisch-romantische leest geschoeide muziekcultuur die in feite aansloot op eigentijdse, populaire en lichte stijlen van Angelsaksische herkomst.

Hier openbaarde zich een parallel met de opbloeiende evangelische beweging, met de rol van het orgel als cruciaal verschil. Evangelischen ruilden het orgel als icoon van achterhaalde kerkliturgie (ongeschikt voor opwekkingsliederen) in voor piano, gitaar of drumstel. Onder refo’s vormde zich juist een commercieel gefaciliteerde cultus rond het elektronische of monumentale orgel, soms vergezeld van trompet en panfluit.

Fijnproevers verfoeien de bijbehorende muziek als goedkoop effectbejag, banale behoeftebevrediging of ‘bevindelijk Wegwijsgebrei’. Cultureel-antropologisch gebeurt hier echter hetzelfde als steeds in de religieuze muziekgeschiedenis: gelovigen vinden elkaar in een stijl die als communicatiemiddel met hogere sferen wordt ervaren.

Intussen kan men qua theologische oriëntatie heel orthodox-protestant zijn en toch zeer afkerig staan tegenover het romantisch repertoire dat in de vorige eeuw met dit segment van godsdienstig Nederland werd geassocieerd. Je kunt heel bevindelijk zijn en tegelijk het oor lenen aan klassieke of moderne stijlen. Ook barokmuziek of minimale muziek, nog afgezien van het orgelgebruik, kan de ziel diep raken.

Speculatief
Kortom: er bestaat geen christelijke, protestantse, roomse, bevindelijke of evangelische muziek. Wel kunnen bepaalde stijlen in tijdsbepaalde, voorbijgaande omstandigheden typerend zijn voor de cultuur en identiteit van religieuze groepen.

Het „diepgaand onderzoek” dat Verwer voorstelt naar roomse wierook uit protestantse orgelpijpen kan volgens mij geen betrekking hebben op speculatieve verbanden tussen confessies en composities. Het is al moeilijk maar boeiend genoeg om na te gaan hoe en waarom in de orthodox-protestantse orgelcultuur steeds weer andere relaties tussen religieuze (kerkelijke, theologische, liturgische) en muzikale (kunstzinnige, esthetische, culturele) factoren zijn gelegd en gepraktiseerd.

De auteur is hoogleraar geschiedenis van het Nederlands protestantisme aan de VU en kerkorganist in Dordrecht.
Dinsdag reageert dr. Jan Smelik in een opiniebijdrage op het artikel van Van Lieburg.
~~Soli Deo Gloria~~
Plaats reactie