Bijbelse onderbouwing bij het afwijzen van aanbod van genade
Geplaatst: 21 mei 2010, 10:32
Laten we de discussie over de Bijbelse onderbouwing van de leer van dr. Steenblok over het aanbod van genade in deze topic voeren.
Erskine in 'De zekerheid van het geloof' schreef:Het aannemen of nemen van iets is louter stelen of roven wanneer ons niet een recht geschonken is waardoor het ons gegeven of toegestaan is. Zo zou ons aannemen van Christus niet anders dan aanmatiging en een ontstellende vermetelheid zijn, als Hij niet door God gegeven was om aangenomen te worden. En dit geven van Christus in de openbaring en het aanbod van het Evangelie strekt zich tot iedereen zonder onderscheid uit en geeft iedereen het recht om Hem aan te nemen. Op Zichzelf wijzend zegt Christus in Joh 6:32 tot een verschillend samengestelde schare, waarvan verreweg het grootste deel uit ongelovigen bestond: "Mijn Vader", zegt Hij, "Geeft u het ware brood uit de hemel". We lezen in Ps 115:16 dat God de aarde aan de mensenkinderen heeft gegeven; dat wil zeggen, dat Hij hun het recht verleend heeft om haar te gebruiken en te bezitten. Krachtens deze gave of dit recht was het de mensen toegestaan er bezit van te nemen en haar als hun eigendom te gebruiken, al voor dat deze aarde in zijn geheel bevolkt was of vervuld was met bewoners. Op precies de zelfde wijze heeft God de wereld van de verloren mensheid zo lief gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder van de verloren mensheid die in Hem gelooft, of Hem aanneemt, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Johannes 3:16. Dit houdt geen algemene verzoening in, want ik spreek nu niet van de verwerving of van de toepassing van de velossing: Die heeft zonder twijfel alleen betrekking op de uitverkorenen. Maar nu gaat het alleen over het geven van Christus in het Woord, dat ons het recht geeft om Hem aan te nemen. Dat heeft, zonder enige twijfel, betrekking op de gehele zichtbare Kerk, ja zelfs op een ieder tot wie de openbaring van Christus komt. Als er niet zo'n schenking van Christus was die een ieder het recht gaf om Hem aan te nemen, zou de ongelovige wereld niet met recht veroordeeld kunnen worden omdat zij Hem verworpen heeft.
'Laat dan de berg Sion blijde zijn' en 'laat de dochters van Juda' (ik bedoel de zichtbare kerk) 'zich verheugen' [Psalm 48:12] en het aannemen 'als een getrouw Woord en alle aanneming waardig' [1 Timotheüs 1:15] dat 'ons een Kind is geboren en ons een Zoon is gegeven Wiens naam genoemd wordt Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst', want dit is 'de goede tijding van de grote blijdschap aan heel het volk', Jesaja 9:5, Lukas 2:10. Neem deze Zaligmaker, die u gegeven is, aan, en neem Hem aan met dank en lof, met hart en mond de lofprijzing aanheffend: 'Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave' [2 Korinthe 9:15]. Bedenk dat, als u het niet doet, u, zoals ik al zei, bedriegelijke ijdelheden navolgt en uw eigen weldadigheid veracht [Jona 2:8]
Dewijl de ongelovigen een schrikkelijk oordeel te verwachten hebben, zoo wordt het hun voorzeker aangeboden, en voorzeker zij waren geroepen. Ziet dit:
2. Thess. 1:8. Met vlammend vuur wrake doende over degenen...die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.
Joh. 15:22. Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden geene zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hunne zonde.
Indien allen, die onder de bediening des Evangelies zijn, niet geroepen waren, en Christus hun niet aangeboden werd, hoe kunnen ze dan daarom gestraft worden, en hoe kan dan hun verdoemenis zwaarder zijn? Maar dewijl zij om het Evangelie niet te gehoorzamen gestraft, en zwaarder dan anderen gestraft worden, zoo was het hun aangeboden. Hieruit rijst een andere vraag: Of God met het roepen van den zondaar tot Christus beoogt hunner aller zaligheid; of God met dat oogmerk allen, die onder de bediening zijn, roept, opdat zij de zaligheid zouden deelachtig worden? Ik antwoord: neen; want God kan van zijn oogmerk niet verstoken worden, zoodat ze allen moesten zalig worden, die geroepen worden.
Om deze zaak wel te verstaan, moet men aanmerken, dat de roeping eerst en hoofdzakelijk geschiedt om de uitverkorenen te vergaderen. Ziet: Ef. 4:11 en 12.
(...)
Men moet onderscheid maken tusschen het einde van God, den Werker, en het einde van het werk, het Evangelie. De geheele natuur van het Evangelie is bekwaam om den mensch tot zaligheid te leiden, 't openbaart genoegzaam den weg tot de zaligheid, en het wekt genoegzaam op, om den mensch te bewegen tot het geloof. Zodat het bij het Evangelie niet toekomt, dat allen die het hooren niet zalig worden, maar 't is de schuld van den mensch zelf, omdat hij zich niet wil laten leeren en leiden; dat is het einde van het Evangelie. het einde dat God voorheeft met den niet-uitverkorenen het Evangelie te laten verkondigen, is om den mensch den weg tot de zaligheid voor te stellen en bekend te maken, om den mensch te bevelen dien weg in te slaan; om zijne goedheid te betoonen, met hem alle beweegredenen voor te stellen en met hem de zaligheid te beloven, indien hij zich bekeert en in Christus waarlijk gelooft, 't welk Hij ook doen zou, indien de mensch die voorwaarde vervulde, waartoe hij gehouden is, en 't welk de menschelijke natuur heilig in Adam geschapen, heeft kunnen doen; volbrengt hij die niet, dat is niet, omdat God hem verhindert, of krachten beneemt, maar omdat de mensch niet wil, zodat het zijne eigen schuld is; immers de goedheid Gods moest hem tot bekeering leiden. En om den mensch te overtuigen, èn van zijn boosheid, dat hij op zulke vriendelijke uitnodiging niet wil komen, èn van de rechtvaardigheid Gods om zulke verstooters van de aangebodene zaligheid te straffen, Joh. 15:20. Dit zijn de einden, de oogmerken Gods, met het laten verkondigen van het Evangelie aan de onbekeerlijken, maar God had daar niet mede voor, God beoogde daarmede niet hun zijnen Heiligen Geest te geven, en alzoo hen zalig te maken. Dit blijkt:
1. 't Zou strijden tegen de alwetendheid Gods; God kent degenen, die Zijne zijn; Hij weet dat de niet-uitverkorenen niet zalig worden, zoo kan Hij dan ook niet voorhebben en beoogen, hen zalig te maken. Een mensch weet, dat een doode niet zal opstaan, daarom kan hij met roepen niet beoogen hem levend te maken; zoo weet God dit ook van de onbekeerlijken en geestelijk dooden, en daarom kan Hij dat niet beoogen.
2. 't Is tegen de eeuwige verkiezing; God heeft eenige particulieren, met name, van eeuwigheid verkoren, en gesteld tot verkrijging van de eeuwige zaligheid. In tegensteling van de anderen, die Hij niet heeft uitverkoren, maar die Hij in hunnen zonden wil laten liggen, en om hunne zonden wil verdoemen; dewijl Hij besloten heeft, hen om hunne zonden rechtvaardiglijk te verdoemen, zoo kan God, met het Evangelie hun te laten verkondigen, niet voorhebben hen zalig te maken, maar wel de andere einden, boven voorgesteld.
3. God kan in zijne beooging niet bedrogen worden. Hij moet noodzakelijk verkrijgen wat hij beoogt, dewijl Hij alwetend, alleen wijs, almachtig is: Jes. 46:10, Jes. 14:27.
Indien God beoogde hen zalig te maken, zoo moesten ze ook zeker zalig worden; maar zij worden niet zalig, zoo beoogde God hunne zaligheid niet.
Dank je voor dit citaat uit Brakel, AnderAnder schreef: Hieruit rijst een andere vraag: Of God met het roepen van den zondaar tot Christus beoogt hunner aller zaligheid; of God met dat oogmerk allen, die onder de bediening zijn, roept, opdat zij de zaligheid zouden deelachtig worden? Ik antwoord: neen; want God kan van zijn oogmerk niet verstoken worden, zoodat ze allen moesten zalig worden, die geroepen worden.
Om deze zaak wel te verstaan, moet men aanmerken, dat de roeping eerst en hoofdzakelijk geschiedt om de uitverkorenen te vergaderen. Ziet: Ef. 4:11 en 12.
(...)
Bert, zit jij ook bij die kerk die erop hamert dat het evangelie nooit in de imperatief maar altijd in de indicatief gegeven wordt?Bert Mulder schreef:Dank je voor dit citaat uit Brakel, AnderAnder schreef: Hieruit rijst een andere vraag: Of God met het roepen van den zondaar tot Christus beoogt hunner aller zaligheid; of God met dat oogmerk allen, die onder de bediening zijn, roept, opdat zij de zaligheid zouden deelachtig worden? Ik antwoord: neen; want God kan van zijn oogmerk niet verstoken worden, zoodat ze allen moesten zalig worden, die geroepen worden.
Om deze zaak wel te verstaan, moet men aanmerken, dat de roeping eerst en hoofdzakelijk geschiedt om de uitverkorenen te vergaderen. Ziet: Ef. 4:11 en 12.
(...)
Ik heb ook al heel veel woorden vuil gemaakt aan dit onderwerp. En ben op het ogenblik niet van plan er veel meer aan toe te voegen.
Zal ik het erbij laten, alleen dit te zeggen, dat de term 'aanbod van genade' een geladen term is, en daar het ook niet direct een Bijbelse term is, dat het beter is die terminologie niet te gebruiken, maar te spreken over uitwendige tegenover inwendige roeping, en over het bevel van geloof en bekering...
Verder is het natuurlijk zo, dat genade niet iets is dat aangeboden kan worden, om het aan ons over te laten of het wel of niet aangenomen wordt... Maar genade wordt ingestort, zoals ook de DL ons leren.
Dit soort logica heeft al veel ellende veroorzaakt.Bert Mulder schreef:
Verder is het natuurlijk zo, dat genade niet iets is dat aangeboden kan worden, om het aan ons over te laten of het wel of niet aangenomen wordt... Maar genade wordt ingestort, zoals ook de DL ons leren.
Ik denk inderdaad dat dat het probleem is. Wat is doorslaggevend: Onze logica, of de Schrift....Gian schreef:Dit soort logica heeft al veel ellende veroorzaakt.Bert Mulder schreef:
Verder is het natuurlijk zo, dat genade niet iets is dat aangeboden kan worden, om het aan ons over te laten of het wel of niet aangenomen wordt... Maar genade wordt ingestort, zoals ook de DL ons leren.
Weet niet wat je hiermee bedoeld...Fjodor schreef:
Bert, zit jij ook bij die kerk die erop hamert dat het evangelie nooit in de imperatief maar altijd in de indicatief gegeven wordt?
Want als God ons zou gebieden om ons door Christus te laten wassen dan zou Hij toch ook vrije wil veronderstellen?
Zo nee, welke kerk is dat dan?
Hier gaat het over de inwendige roeping. Daarover loopt het verschil niet. Weinig zinvol dus om dat er bij te betrekken.Ander schreef:Paulus baseert de roeping op de verkiezing, de verordinering. Allen die verkoren zijn worden in de tijd inwendig geroepen (kantt. 78). Het is niet alleen voor Paulus het uitgangspunt, ook voor de Heere Jezus, in Matt. 11. Ik dank U, Vader, Heere des Hemels en der aarde. (...) Want alzo is geweest het welbehagen voor U. Dat welbehagen wordt in Luk. 2 in de engelenzang genoemd: een mogelijkheid daar voor het woord welbehagen wordt door de kantt. genoemd: des welbehagens: dat is, in de mensen die God naar Zijn welbehagen heeft uitverkoren.
Zó staat het niet in de Bijbel, zie het stukje van Erskine, waarin deze aangeeft hoe de Bijbel er wél over spreekt.Ander schreef:Alle mensen worden echter opgeroepen om door de wet hun ellende te leren kennen. Ze worden gemaand om met een oprecht hart aan te nemen dat nergens anders dan alleen in Christus de zaligheid te vinden is.
Ontdekte zondaren kunnen geen enkel recht ontlenen aan hun verbrijzeld, verslagen, hongerig en dorstig zijn. Ook voor hén ligt de enige grond waarop zij 'gerechtigd' zijn het Evangelie te geloven, in (de volmacht van) het Evangelie zélf. Er is niets in ons, ook niet iets wat door de Heilige Geest gewerkt is, dat ons geschikt zou maken voor Gods genade en ons op die wijze een 'recht' zou geven op de vervulling van de belofte.Ander schreef:De beloften echter zijn in Christus aan de uitverkorenen vermaakt. Niet op grond van de nodiging, maar op grond van Gods eeuwig welbehagen wordt het volle heil aan hen, die waar verbrijzeld, verslagen, hongerig, dorstig zijn aangeboden. Zij worden gepredikt de zekerheid dat hun de beloften Gods toekomen.
Dát is het recht van bezit. Maar dan gaat het niet over mensen die onbewust in Christus ingelijfd zouden zijn, maar om mensen die daadwerkelijk in Christus geloven, "die het van de Vader gehoord en geleerd" hebben. Dát zijn de ware bondelingen.Ander schreef:Recht op de beloften is er immers wanneer ze in Christus ingelijfd zijn door de wedergeboorte.
Ik herinnerde dat citaat. Het boekje waaruit Jongere citeert is meer dan dit citaat. V.d. Groe heeft ooit een inleiding op preken van de Erskines geschreven. Hij schrijft daar:Afgewezen schreef:Wat vinden Ander en Bert van het stukje van Erskine?
Citaten kunnen wat eenzijdig overkomen. Wanneer de Erskines goed gebruikt worden herken je het evenwicht zoals van der Groe dat schrijft. Ik weet dat m.n. de Erskines ruim zijn in hun aanbod. Zoals Jongere zich aangesproken voelt door zijn citaat, voel ik me aangesproken door bovenstaand citaat.Indien wij letten op de gelegenheid en predikwijze van deze twee Schotsche leeraars, zoo zullen wij bevinden, dat zij den geheelen inhoud van hun leer en onderwijs, alsmede van al haar vermaningen, opwekkingen, overtuigingen, bestieringen, vertroostingen, enz., doorgaans alleszins schoeien op den leest van Wet en Evangelie; arbeidende langs dezelve, met grooten ernst en met geen minder kunst, bekwaamheid, aangenaamheid en met een overvloedige verscheidenheid en kracht van zaken en redenen, om den menschen eerst te brengen tot een grondige kennis en gevoelen van zijn geestelijke ellende, en vervolgens van de rijke genade van onzen Heere Jezus Christus, geopenbaard door het evangelie. En voorwaar is dit alzoo de rechte trant of methode, om een gekruisten Christus, onder des Hemels zegen, met vrucht te prediken: als men aan de eene zijde het met allen ernst daarop toelegt, om de menschen, uit de Wet, grondig te overtuigen van hun zonden, vloek en verdoemenis, en van hun blindheid, onmacht en dodelijke vijandschap tegen Christus, totdat zij, door de krachtdadige werking des H. Geestes, de last van hun rampzalige zielsellende gevoelen, daaronder geheel voor God vernederd, en aan hun harten diep gewond en verslagen worden. En als men daarop dan, aan de andere zijde, die gewonde en verslagen harten wederom krachtig zoekt te bewerken met de heilzame beloften des evangelies, en die beloften, als kostelijke zielsgenezende pleisters, met een kunstige hand tracht te appliceren, en ze wel terdege vast te leggen op de bloedende wonden der arme verslagen zondaren. En op een dergelijke manier zijn Gods kinderen mede nog doorgaans te behandelen; beide de wet en het evangelie moeten gedurig met ernst voor hen gepredikt worden, elk in zijn eigen orde en op zijn eigen wijze. Waneer dan nu maar de Geest, die het alles in allen werkt, deze prediking genadiglijk belieft te vergezellen, dan is er een wijde weg voor Christus geopend, om voorspoedig te rijden in Zijn Heerlijkheid, op het woord der waarheid, Ps. 45:5. De gansche kracht en wijsheid van de prediking zal hier dan voornamelijk leggen in de rechte samenvoeging van die twee groote middelen der zaligheid, de wet en het evangelie.
Nogmaals, wat vind je van het stukje van Erskine? Dus dát citaat. En voor mijn part is het niet geschreven door Erskine maar door Pietje Puk. Maar kun je het er inhoudelijk mee eens zijn of niet? Zo niet, waarom dan niet?Ander schreef:Citaten kunnen wat eenzijdig overkomen. Wanneer de Erskines goed gebruikt worden herken je het evenwicht zoals van der Groe dat schrijft. Ik weet dat m.n. de Erskines ruim zijn in hun aanbod. Zoals Jongere zich aangesproken voelt door zijn citaat, voel ik me aangesproken door bovenstaand citaat.
Ik zie dit gelijk als een reactie op de opmerkingen van Afgewezen in haar laatste posting.
Wat ik me nu afvraag is waar in de Schrift ik afleiden kan dat de genade niet aangeboden wordt, maar ingestort.Waar baseren de DL-auteurs dit op?memento schreef:Ik denk inderdaad dat dat het probleem is. Wat is doorslaggevend: Onze logica, of de Schrift....Gian schreef:Dit soort logica heeft al veel ellende veroorzaakt.Bert Mulder schreef:
Verder is het natuurlijk zo, dat genade niet iets is dat aangeboden kan worden, om het aan ons over te laten of het wel of niet aangenomen wordt... Maar genade wordt ingestort, zoals ook de DL ons leren.
@Jongere: Mooi stukje van Erskine