Ik denk dat dit door Erasmiaan duidelijk beantwoord is.jakobmarin schreef:Of in de NGB hebben ze het niet eens over erfschuld, alleen erfzonde die 'Zelfs door de doop is zij niet geheel vernietigd of uitgeroeid, omdat de zonde altijd uit deze verdorvenheid ontspringt als opwellend water uit een giftige bron.'
Ook de DL zoekt een uitweg als ze zeggen dat 'de Godzalige ouders niet twijfelen aan de Verkiezing en zaligheid van hun kinderen, die God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt' en een sterk beroep doet op het Genadeverbond, dat blijkbaar dan samenvalt met de verkiezing. In hun besluit zeggen ze dat het onterecht is om over hun leer te spreken als was die 'dat vele onnozele kinderkens der gelovigen van de borsten der moeders worden afgerukt en tiranniglijk in het helse vuur geworpen, alzo dat hun noch het bloed van Christus baten kan, noch de doop, noch het gebed der Kerken bij hunnen doop'.
Daarnaast vinden we in onze belijdenis, de Heidelbergse Catechismus, dat Gods toorn ook gaat over de aangeboren zonde, die Hij ook straffen wil. Deze schuld vindt zijn oorzaak in de ongelijkvormigheid aan Gods beeld - waarnaar de mens geschapen was -, dat bestaat in gerechtigheid, heiligheid en kennis. Wie de erfschuld ontkent, ontkent ook de geestelijkheid van de wet der zeden. Erfsmet en erfschuld gaan onafscheidelijk samen.
En ook de Nederlandse geloofsbelijdenis spreekt wel degelijk van de erfschuld in artikel 14 ('schuldig' staat er). N.B. 'de mens' waar hierover gesproken wordt is niet 'Adam en Eva' alleen, wat wel heel duidelijk blijkt uit het gehele artikel.Heidelbergse Catechismus schreef:10. Vr. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
Antw. Neen Hij, geenszins; maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk (a) beide over de aangeboren en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen (b); gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen (c).
a Gen. 2:17. Rom. 5:12. b Ps. 50:21 en 5:6. Nah. 1:2. Ex. 20:5 en 34:7. Rom. 1:18. Ef. 5:6. c Deut. 27:26. Gal. 3:10.
En hetzelfde leren de D.L., zelfs in het allereerste artikel:NBG schreef:Wij geloven dat God den mens geschapen heeft van het stof der aarde, en heeft hem gemaakt en geformeerd naar Zijn beeld en gelijkenis, goed, rechtvaardig en heilig; kunnende met zijn wil in alles overeenkomen met den wil Gods. Maar als hij in eer was, zo heeft hij het niet verstaan, noch zijn uitnemendheid erkend; maar heeft zichzelven willens der zonde onderworpen, en overzulks den dood en vervloeking, het oor biedende aan het woord des duivels. Want het gebod des levens, dat hij ontvangen had, heeft hij overtreden, en heeft zich van God, Die zijn ware Leven was, door de zonde afgescheiden; hebbende zijn gehele natuur verdorven; waardoor hij zich schuldig gemaakt heeft des lichamelijken en geestelijken doods. En in al zijn wegen goddeloos, verkeerd en verdorven geworden zijnde, heeft hij verloren al zijn uitnemende gaven, die hij van God ontvangen had, en heeft niet anders overig behouden dan kleine overblijfselen daarvan, dewelke genoegzaam zijn om den mens alle onschuld te benemen; overmits al het licht dat in ons is, in duisternis veranderd is, gelijk de Schrift ons leert, zeggende: Het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft Hetzelve niet begrepen; alwaar de heilige Johannes de mensen duisternis noemt. Daarom verwerpen wij al wat men hiertegen leert van den vrijen wil des mensen, aangezien de mens niet dan een slaaf der zonde is, en geen ding kan aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven is...
Waaruit we zien dat JakobMarin de Gereformeerde belijdenis op een zeer merkwaardige wijze hanteert (en ik zou haast zeggen: verdraait).Dordtse Leerregels schreef:1 Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden, zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijk geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde verdoemen, volgens deze uitspraken van den apostel: De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:19, 23). En: De bezoldiging der zonde is de dood (Rom. 6:23).