Zondag 2
Geplaatst: 12 sep 2009, 23:17
Vanavond las ik het volgende over Zondag 2 van onze geliefde Heidelberger, speciaal voor jullie over getypt.
Deze drie vragen en antwoorden kunnen alleen dan elk afzonderlijk worden overdacht, wanneer eerst de ene grote waarheid, die ze samen tot uitdrukking brengen, is verstaan: Ik men mijn zonde en ellende uit de Wet Gods. Hier is niet aan de orde de vraag: Wie ontdekt u aan uw zonde, wie maakt bedroeft over uw ellende? Her verborgen werk des Geestes komt pas ter sprake in de zondagen 20, 25 en 33. Thans, in Zondag 2, is de vraag niet: “door wien”, maar “waaruit” kent gij uw ellende; welke is de toetssteen waaraan ge uzelf te toetsen hebt om tot kennis van uzelf te komen. En op die vraag luid het Schriftuurlijk antwoord: “uit de Wet Gods”. Paulus zegt in Rom. 3 vers 20: “Daarom zal uit de werken der Wet geen vlees gerechtvaardigd worden, want door de Wet is de kennis der zonde” En in Rom. 7 vers 7: “Ja, ik kende de zonde niet dan door de Wet; want ook had ik niet geweten dat de begeerlijkheid zonde is, indien de Wet niet zeide: gij zult niet begeren”. Menigeen zou, indien hij naar dit woord Gods geluisterd had, niet zo lang getobd hebben over zijn gering schuldbesef, over zijn tekort aan verbrijzeling. Hoevelen zijn jaren lang met bekommering vervuld daarover, dat hun droefheid over de zonde zo klein is, en dat ze niet zulk een verbrijzeling over zonde en schuld gevoelen, als waarvan vaders en moeders in Israel uit eigen levenservaring vertelden. Zij durven niet in Christus geloven als hun Borg, zolang ze niet meer smart over hun zonde en schuld voor God bij zichzelf bevinden. Ja, zij bidden om een hellevaart, opdat daaruit hun hemelvaart geboren worde. Laat dezulken toch Romeinen 10 vers 4-11 lezen. Zeker, het is Gods recht ons ter helle te verwijzen wegens onze zonde. En het betaamd ons wel zo bedroeft te zijn over de zonde, dat het een hellevaart werd. Maar dit behoort juist tot onzen dood in de zonden en misdaden, dat ons hart hard is, en dat wij o zo weinig bedroeft zijn over het kwaad. En ook als wij wezenlijk tot God bekeerd zijn, is de droefheid over de zonde nog maar zeer gering. De Heere onze God is duizendmaal zo bedroefd over de zonde, als Gods kinderen er bedroefd over zijn. En daarom, als het gaat om de vraag: “hoe groot onze zonde en ellende is”, moeten wij niet gaan onderzoeken, hoe erg wijzelf de zonde vinden, maar hoe erg God, en hoe erg de Heere Christus de zonde vind.
Wilt ge weten, hoe erg het met u gesteld is? God zegt het u in Zijn Wet. Want daarin zegt Hij u, hoe Hij u hebben wil. “Gij zult liefhebben den Heere uwen God, met geheel uw hart, met al uw kracht; en gij zult uwen naaste liefhebben als uzelf.: Met minder is de Heere niet tevreden. “Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der Wet, dat hij dat doe.” Nu proberen wij daarmee te schipperen, en het met God op een akkoordje te gooien, hetzij wij dat alleen praktisch doen, hetzij ook theoretisch. Wij denken, dat God tevreden zal zijn, als wij er naar streven, als wij er ons best er voor doen, zo te wezen als Hij in Zijn Wet eist. Maar God is absoluut+ daarom is Gods Woord en Wet absoluut: “Wees heilig, want de Heere uw God is heilig.” (O.T.)” Wees dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is” (N.T.). Met minder kan Gods heilig Wezen niet tevreden zijn. Gods heilige Wet veroordeelt ons. Want als we eerlijk willen zijn, moeten wij het immers erkennen, van die volkomen liefde Gods en des naasten komt bij ons niets terecht. O ja, wij geven God wel een kleinigheid om Hem tevreden te stellen; en wij geven de naaste wel eens een dubbeltje, als hij bedelt. Maar: “liefhebben” ? Wij zijn, in stede van God en de naaste lief te hebben, veeleer geneigd God en den naaste te haten, als ons maar een strootje in de weg gelegd wordt. Onderzoek uw hart eens nauwkeurig of dat hart niet tekens weer instemt met wat Achab zeide van Micha: “ ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteerd, maar kwaad” (1 Kon. 22 vers 8) En liefhebben! Dat doen wij onszelf en het onze en de zonde, vooral die eigen zonde, deze en die boezemzonde. En wij zijn er niet eens erg en echt bedroefd om. Er is maar Een geweest onder de mensenkinderen, die met Gods Wet, volkomen ernst gemaakt heeft, en dat is Christus, Die heeft Gods Wet vervuld. En Hij ook alleen is over onze zonde, die Hij tot de Zijne maakte, zo volkomen bedroefd geweest, dat Hij in smart en rouw ter hel nedergedaald, Gods toorn en vloek torsende. Hij deed dat in uw plaats. Probeer gij niet het Hem na te doen. “Dat is; Christus uit de doden opbrengen” ( Rom 10 vers 7) Wilt gij weten, hoe groot uw zonde en ellende is, ga dan niet te rade met uw gevoel ervan, maar met Gods gevoel ervan, met Gods Woord erover. Wilt gij weten hoe erg uw zonde en ellende is, zie dan Christus er onder gebukt gaan in Gethsemaneh, en hoor het Hem uitroepen: ‘ Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Zo groot is onze zonde en ellende. Geloof dat ze zo groot zij. Want gij gevoelt nimmer ten volle, hoe groot ze zijn. Ook zonde en ellende kunnen slechts in het geloof recht gekend worden, en niet voor het geloof.
Deze drie vragen en antwoorden kunnen alleen dan elk afzonderlijk worden overdacht, wanneer eerst de ene grote waarheid, die ze samen tot uitdrukking brengen, is verstaan: Ik men mijn zonde en ellende uit de Wet Gods. Hier is niet aan de orde de vraag: Wie ontdekt u aan uw zonde, wie maakt bedroeft over uw ellende? Her verborgen werk des Geestes komt pas ter sprake in de zondagen 20, 25 en 33. Thans, in Zondag 2, is de vraag niet: “door wien”, maar “waaruit” kent gij uw ellende; welke is de toetssteen waaraan ge uzelf te toetsen hebt om tot kennis van uzelf te komen. En op die vraag luid het Schriftuurlijk antwoord: “uit de Wet Gods”. Paulus zegt in Rom. 3 vers 20: “Daarom zal uit de werken der Wet geen vlees gerechtvaardigd worden, want door de Wet is de kennis der zonde” En in Rom. 7 vers 7: “Ja, ik kende de zonde niet dan door de Wet; want ook had ik niet geweten dat de begeerlijkheid zonde is, indien de Wet niet zeide: gij zult niet begeren”. Menigeen zou, indien hij naar dit woord Gods geluisterd had, niet zo lang getobd hebben over zijn gering schuldbesef, over zijn tekort aan verbrijzeling. Hoevelen zijn jaren lang met bekommering vervuld daarover, dat hun droefheid over de zonde zo klein is, en dat ze niet zulk een verbrijzeling over zonde en schuld gevoelen, als waarvan vaders en moeders in Israel uit eigen levenservaring vertelden. Zij durven niet in Christus geloven als hun Borg, zolang ze niet meer smart over hun zonde en schuld voor God bij zichzelf bevinden. Ja, zij bidden om een hellevaart, opdat daaruit hun hemelvaart geboren worde. Laat dezulken toch Romeinen 10 vers 4-11 lezen. Zeker, het is Gods recht ons ter helle te verwijzen wegens onze zonde. En het betaamd ons wel zo bedroeft te zijn over de zonde, dat het een hellevaart werd. Maar dit behoort juist tot onzen dood in de zonden en misdaden, dat ons hart hard is, en dat wij o zo weinig bedroeft zijn over het kwaad. En ook als wij wezenlijk tot God bekeerd zijn, is de droefheid over de zonde nog maar zeer gering. De Heere onze God is duizendmaal zo bedroefd over de zonde, als Gods kinderen er bedroefd over zijn. En daarom, als het gaat om de vraag: “hoe groot onze zonde en ellende is”, moeten wij niet gaan onderzoeken, hoe erg wijzelf de zonde vinden, maar hoe erg God, en hoe erg de Heere Christus de zonde vind.
Wilt ge weten, hoe erg het met u gesteld is? God zegt het u in Zijn Wet. Want daarin zegt Hij u, hoe Hij u hebben wil. “Gij zult liefhebben den Heere uwen God, met geheel uw hart, met al uw kracht; en gij zult uwen naaste liefhebben als uzelf.: Met minder is de Heere niet tevreden. “Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der Wet, dat hij dat doe.” Nu proberen wij daarmee te schipperen, en het met God op een akkoordje te gooien, hetzij wij dat alleen praktisch doen, hetzij ook theoretisch. Wij denken, dat God tevreden zal zijn, als wij er naar streven, als wij er ons best er voor doen, zo te wezen als Hij in Zijn Wet eist. Maar God is absoluut+ daarom is Gods Woord en Wet absoluut: “Wees heilig, want de Heere uw God is heilig.” (O.T.)” Wees dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is” (N.T.). Met minder kan Gods heilig Wezen niet tevreden zijn. Gods heilige Wet veroordeelt ons. Want als we eerlijk willen zijn, moeten wij het immers erkennen, van die volkomen liefde Gods en des naasten komt bij ons niets terecht. O ja, wij geven God wel een kleinigheid om Hem tevreden te stellen; en wij geven de naaste wel eens een dubbeltje, als hij bedelt. Maar: “liefhebben” ? Wij zijn, in stede van God en de naaste lief te hebben, veeleer geneigd God en den naaste te haten, als ons maar een strootje in de weg gelegd wordt. Onderzoek uw hart eens nauwkeurig of dat hart niet tekens weer instemt met wat Achab zeide van Micha: “ ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteerd, maar kwaad” (1 Kon. 22 vers 8) En liefhebben! Dat doen wij onszelf en het onze en de zonde, vooral die eigen zonde, deze en die boezemzonde. En wij zijn er niet eens erg en echt bedroefd om. Er is maar Een geweest onder de mensenkinderen, die met Gods Wet, volkomen ernst gemaakt heeft, en dat is Christus, Die heeft Gods Wet vervuld. En Hij ook alleen is over onze zonde, die Hij tot de Zijne maakte, zo volkomen bedroefd geweest, dat Hij in smart en rouw ter hel nedergedaald, Gods toorn en vloek torsende. Hij deed dat in uw plaats. Probeer gij niet het Hem na te doen. “Dat is; Christus uit de doden opbrengen” ( Rom 10 vers 7) Wilt gij weten, hoe groot uw zonde en ellende is, ga dan niet te rade met uw gevoel ervan, maar met Gods gevoel ervan, met Gods Woord erover. Wilt gij weten hoe erg uw zonde en ellende is, zie dan Christus er onder gebukt gaan in Gethsemaneh, en hoor het Hem uitroepen: ‘ Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Zo groot is onze zonde en ellende. Geloof dat ze zo groot zij. Want gij gevoelt nimmer ten volle, hoe groot ze zijn. Ook zonde en ellende kunnen slechts in het geloof recht gekend worden, en niet voor het geloof.