Diogenes schreef:In hoeverre zijn onze morele maatstaven - en dan bedoel ik morele maatstaven die geijkt zijn aan het woord van God - hier (niet) inbrengbaar? Abraham bracht in nota bene ten overstaan van God: "het zij verre van u aldus te handelen, de rechtvaardige te doden met de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen? (Gen 18:25). Uit zo'n uitspraak valt ondubbelzinnig de conclusie te trekken dat mensen zoals Abraham wel degelijk begrip kunnen hebben van rechtvaardigheid zoals dat bij God geldt. Is het dan niet op zijn minst een te voorbarige conclusie als gesteld wordt dat een mens niet zou kunnen komen tot een begrip van wat bij God rechtvaardig heet?
Misschien mag je deze conclusie trekken. Al zijn er ook velen geweest (ook in de Bijbel) die God ten onrechte tot verantwoording hebben geroepen, ook dat heeft iets te zeggen. Even kort door de bocht gezegd, maar wel logisch geredeneerd: dat Abraham hier 'goed zit', kan ook een toevalligheid zijn. In dit geval sluit zijn vraag inderdaad aan bij Gods werkelijke rechtvaardigheid. Dit terwijl anderen (zoals Jona) God niet terecht ter verantwoording roepen op basis van hun rechtvaardigheidsgevoel.
Bovendien sluit zeker het kruis niet aan bij ons rechtvaardigheidsgevoel. Het is voor de Joden dwaasheid, voor de Grieken ergernis. Ik denk dat degenen die het kruis 'zomaar' als gegeven aannemen en accepteren het niet werkelijk doorgronden ( al vraag je je af: wie kan het wel?).
Maar los daarvan, het zou inderdaad zo kunnen zijn. Voor mij telt dan echter eerst de openbaring van God in Zijn Woord, die we serieus moeten nemen. Voor mij is onderstaande in deze discussie dan inderdaad zo'n tekst waar Sola Scriptura het over had:
Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil.
Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengenen, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere?
En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid;
En opdat Hij zou bekend maken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid?
Ik ben me bewust van verschillende visies die op dit gedeelte kunnen leven. Heb er elders op het forum heel uitgebreid over gediscussieerd. Verwijs ook graag naar John Piper's boek over dit hoofdstuk (Romeinen 9):
The Justification of God. Ik vind dit zeer indringende verzen, waar ik niet zomaar omheen kan. Om ze te accepteren lijk je er ook haast 'doorheen' te moeten. Maar als bijv. Piper in zijn uitleg gelijk heeft, drukken "zelfs" de Dordtse Leerregels zich te zwak uit.