Onbegrepen wegen
Geplaatst: 08 aug 2002, 14:09
Onderstaande van OneWay gekopierd:
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van zes jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af en ze vertelde, dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis. Dat ik later met dit meisje nog zo veel te doen zou krijgen, wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. Wij reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik stopte met de auto bij haar. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest. Ik heb haar meegenomen en thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat wij verder moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was. Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon. Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden. Was het het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid. Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk.
Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van de zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar, wat van God is, zal ook naar God uitdrijven. Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen. Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en de ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder de diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden. Men dacht buiten mijn medeweten om de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen.
Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest en niet kon missen. In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg. Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar. Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar. Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers. Haastig spoedden wij ons naar buiten en net buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder had ze de kerk verlaten en was ze, van de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten wij met de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden. U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen. Op de zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van de brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht van zielsworsteling volgde. 's Morgens, aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen." Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: "Ik heb de boodschap van Janny's heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?" Ik moest zeggen dat ik het niet wist. Ze zei: "Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken", nu moet jij maar weten wat je daarmee doet." U kunt begrijpen hoe zeer het aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny's bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept. Ik nam Janny's bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte. "De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten" (Jesaja 41 vers 17). Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van de rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik werd innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17. De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan. Er kwam een ouderling naar mij toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw gezegd had: "Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: "De ellendige en nooddruftige zoeken water" (Jesaja 41 vers 17). Met een grote stoet gingen wij lopend naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de Heere om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. "Het is Gods eer een zaak te verbergen.â€
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van zes jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af en ze vertelde, dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis. Dat ik later met dit meisje nog zo veel te doen zou krijgen, wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. Wij reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik stopte met de auto bij haar. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest. Ik heb haar meegenomen en thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat wij verder moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was. Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon. Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden. Was het het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid. Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk.
Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van de zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar, wat van God is, zal ook naar God uitdrijven. Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen. Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en de ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder de diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden. Men dacht buiten mijn medeweten om de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen.
Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest en niet kon missen. In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg. Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar. Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar. Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers. Haastig spoedden wij ons naar buiten en net buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder had ze de kerk verlaten en was ze, van de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten wij met de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden. U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen. Op de zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van de brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht van zielsworsteling volgde. 's Morgens, aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen." Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: "Ik heb de boodschap van Janny's heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?" Ik moest zeggen dat ik het niet wist. Ze zei: "Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken", nu moet jij maar weten wat je daarmee doet." U kunt begrijpen hoe zeer het aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny's bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept. Ik nam Janny's bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte. "De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten" (Jesaja 41 vers 17). Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van de rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik werd innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17. De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan. Er kwam een ouderling naar mij toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw gezegd had: "Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: "De ellendige en nooddruftige zoeken water" (Jesaja 41 vers 17). Met een grote stoet gingen wij lopend naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de Heere om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. "Het is Gods eer een zaak te verbergen.â€