Onbegrepen wegen
Onbegrepen wegen
Onderstaande van OneWay gekopierd:
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van zes jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af en ze vertelde, dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis. Dat ik later met dit meisje nog zo veel te doen zou krijgen, wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. Wij reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik stopte met de auto bij haar. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest. Ik heb haar meegenomen en thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat wij verder moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was. Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon. Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden. Was het het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid. Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk.
Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van de zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar, wat van God is, zal ook naar God uitdrijven. Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen. Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en de ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder de diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden. Men dacht buiten mijn medeweten om de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen.
Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest en niet kon missen. In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg. Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar. Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar. Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers. Haastig spoedden wij ons naar buiten en net buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder had ze de kerk verlaten en was ze, van de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten wij met de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden. U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen. Op de zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van de brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht van zielsworsteling volgde. 's Morgens, aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen." Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: "Ik heb de boodschap van Janny's heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?" Ik moest zeggen dat ik het niet wist. Ze zei: "Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken", nu moet jij maar weten wat je daarmee doet." U kunt begrijpen hoe zeer het aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny's bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept. Ik nam Janny's bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte. "De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten" (Jesaja 41 vers 17). Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van de rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik werd innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17. De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan. Er kwam een ouderling naar mij toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw gezegd had: "Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: "De ellendige en nooddruftige zoeken water" (Jesaja 41 vers 17). Met een grote stoet gingen wij lopend naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de Heere om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. "Het is Gods eer een zaak te verbergen.â€
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van zes jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af en ze vertelde, dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis. Dat ik later met dit meisje nog zo veel te doen zou krijgen, wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. Wij reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik stopte met de auto bij haar. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest. Ik heb haar meegenomen en thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat wij verder moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was. Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon. Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden. Was het het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid. Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk.
Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van de zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar, wat van God is, zal ook naar God uitdrijven. Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen. Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en de ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder de diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden. Men dacht buiten mijn medeweten om de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen.
Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest en niet kon missen. In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg. Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar. Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar. Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers. Haastig spoedden wij ons naar buiten en net buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder had ze de kerk verlaten en was ze, van de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten wij met de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden. U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen. Op de zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van de brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht van zielsworsteling volgde. 's Morgens, aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen." Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: "Ik heb de boodschap van Janny's heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?" Ik moest zeggen dat ik het niet wist. Ze zei: "Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: "Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken", nu moet jij maar weten wat je daarmee doet." U kunt begrijpen hoe zeer het aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny's bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept. Ik nam Janny's bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte. "De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten" (Jesaja 41 vers 17). Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van de rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik werd innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17. De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan. Er kwam een ouderling naar mij toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw gezegd had: "Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: "De ellendige en nooddruftige zoeken water" (Jesaja 41 vers 17). Met een grote stoet gingen wij lopend naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de Heere om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. "Het is Gods eer een zaak te verbergen.â€
Tja het is ook mooi maar jullie moeten niet denken dat je alleen zo tot geloof kan komen. Door dagen lang te ''wenen'' over je zonden. Het kan ook heel anders.
Ik weet ook wel dat het ellende verlossing en dankbaarheid is maar dat moet je wel in de juiste verhoudingen zien. Ik geloof ook terwijl ik ook niet dagen lang heb ''geweend''.
Het kan ook geleidelijk gaan, wat je ook in de bijbel leest.
Je kiest zelf voor Jezus!!! Hij steekt zijn hand uit maar dan moet je die wel pakken!!! :mad2::mad2::mad2::mad2::mad2:
Ik weet ook wel dat het ellende verlossing en dankbaarheid is maar dat moet je wel in de juiste verhoudingen zien. Ik geloof ook terwijl ik ook niet dagen lang heb ''geweend''.
Het kan ook geleidelijk gaan, wat je ook in de bijbel leest.
Je kiest zelf voor Jezus!!! Hij steekt zijn hand uit maar dan moet je die wel pakken!!! :mad2::mad2::mad2::mad2::mad2:
Ben het ietsjepietsje met Madelief eens. Eigenlijk alleen met het eerste gedeelte. Inderdaad is dit niet een standaardweg, lijkt me! Gelukkig niet, anders zouden we weer in het 'systeemdenken' vervallen. Wel denk ik dat het goed is om te realiseren wat zonde is, en wie God is. En de een zal dat op een andere manier uiten dan de ander, de een met meer tranen en openbaar geklag dan de ander, maar ik denk dat als we inzien, door Gods Geest wat ons leven is, dan begrijp je misschien de reactie van Janny wel...
Aan de andere kant ben ik wel altijd een klein beetje huiverig voor dit soort ontroerende verhalen. Ooit was het al gezegd in een van de forums dat dit soort verhalen vaak een copying tot gevolg heeft... Mensen die menen dat het alleen maar op deze manier kan en moet, en zich dus ook allerlei gevoelens ingaan beelden...
Interessant vraagje: Stel dat iemand schijnbaar zwaar gebukt gaat onder zonde kennis, loopt dag en nacht in het zwart, etc etc. Maar zo iemand heeft nooit beleden in Christus een rustplaats te hebben gevonden. Als zo iemand nou komt te overlijden, mogen we dan aannemen dat zo'n iemand zalig is? Ik hoor dat heel erg regelmatig, dus wil graag wat ideeen daarover.
Dus iemand houdt er een zeer nauw leven op na, maar spreekt nooit, of zegt nooit iets over de verlossing in Christus: is zo'n iemand dan toch behouden, hij/zij schijnt immers op de juiste weg te zijn met alle bijbehorende kenmerken?
Als dit topic te veel overlapt ofzo dan hoor ik het wel...
Aan de andere kant ben ik wel altijd een klein beetje huiverig voor dit soort ontroerende verhalen. Ooit was het al gezegd in een van de forums dat dit soort verhalen vaak een copying tot gevolg heeft... Mensen die menen dat het alleen maar op deze manier kan en moet, en zich dus ook allerlei gevoelens ingaan beelden...
Interessant vraagje: Stel dat iemand schijnbaar zwaar gebukt gaat onder zonde kennis, loopt dag en nacht in het zwart, etc etc. Maar zo iemand heeft nooit beleden in Christus een rustplaats te hebben gevonden. Als zo iemand nou komt te overlijden, mogen we dan aannemen dat zo'n iemand zalig is? Ik hoor dat heel erg regelmatig, dus wil graag wat ideeen daarover.
Dus iemand houdt er een zeer nauw leven op na, maar spreekt nooit, of zegt nooit iets over de verlossing in Christus: is zo'n iemand dan toch behouden, hij/zij schijnt immers op de juiste weg te zijn met alle bijbehorende kenmerken?
Als dit topic te veel overlapt ofzo dan hoor ik het wel...
Hallo allemaal,
Ik zal even de achtergrond schetsen waarom ik dit verhaal heb geplaatst. Bij het lezen van het boek "uit de opperzaal" werd ik o.a. door dit verhaal erg geraakt. Op het forum Oneway, waar ik ook heel af en toe wat post, worden regelmatig (zogenaamde) getuigenissen neergezet van mensen die voor Jezus gekozen hebben etc. Om ook eens de andere kant te laten zien heb ik daarom dat verhaal geplaatst (en daar positieve reacties opgekregen). Wie mijn postings een beetje volgt zal wel weten dat ik geen voorstander ben van één weg, en van een systeembekering. Dus om die reden heb ik het zeker niet geplaats.
Omdat ik het op OneWay had neergezet dacht ik: nu ik het toch digitaal heb kan ik het net zo goed ook op OSW neerzetten. Gewoon zoals orthodoxer al zei: laat het op je inwerken.
Onderstaande heb ik vanochtend ook op OneWay geplaatst (en laat weer een heel andere 'weg' zien!).
Jong rijp voor de eeuwigheid
De Heere haalt zijn huisraad naar huis. De een jong, de ander oud. Dat is nooit te vroeg of te laat. Allen moeten Gods Raad uitdienen. De hel grijpt altijd mis, want Gods gemeente is in de handen van de Drie-enige God veilig. Toch kan de Heere bij het inzamelen van Zijn kerk op bijzondere wijze de heerlijkheid van Zijn deugden en handelingen openbaren. In de opperzaal zat ik daaraan te denken. Het is onuitwisbaar in mijn leven gegrift. Tegen de bediening van vrije genade is veel verzet. Vooral als de Heere deze dienstbaar stelt tot toebrenging van de Zijnen. De vijandschap kan benauwen, ze kan neerdrukken, maar ze kan ook uitdrijven tot de troon der genade. Zo wil en kan de Heere op bijzondere wijze getuigenis geven van Zijn Goddelijke vrijmacht en almacht.
Het ambtelijk werk vraagt op vele plaatsen de aandacht en daaronder zijn toch wel de bezoeken in de ziekenhuizen te rekenen. Zo vroeg op een morgen ook het ziekenbezoek de aandacht. In de hal van het ziekenhuis, voor de kinderafdeling, zag ik een moeder zitten. Ze zat bedrukt voor zich uit te staren. Ik herkende haar vanuit de burgerlijke gemeente. Een van de diakenen had van de nood in haar gezin gesproken. Een van haar kinderen, een jongen van twaalf jaar, verbleef al enkele weken in het ziekenhuis. Hij was met een dodelijke kwaal bezet. Hoop op herstel was uitgesloten. Innerlijk gedrongen nam ik plaats aan het tafeltje waar ze zat. Uit belangstelling vroeg ik naar haar jongen. Ze vertelde van het ziekteverloop, waar ik in bewogenheid naar luisterde. Bij het afscheid nemen stelde ze voor haar jongen op te zoeken. Ik was beducht om mij in te laten met het ambtelijk werk van anderen, maar ze vertelde dat er geen ambtelijk bezoek kwam. Dat gaf vrijmoedigheid om met haar de kinderafdeling in te gaan.
Bij het kamertje gekomen waar haar jongen werd verpleegd, zag ik Adrie zitten. Hij was ernstig ziek, en vanwege de pijn kon hij bijna geen kleding verdragen. Zo nam ik plaats bij zijn bed. Hoe moest ik daarmee omgaan? Hoe arm en ellendig voelde ik mij. Wat moest ik zeggen tegen een jongen van twaalf jaar, die nog kort had te leven. Algemene gezegden doen geen nut. Hier ontmoette ik een kind, voor de poorten van de eeuwigheid. Mijn ziel schreeuwde naar God om wijsheid en waarheid. De Heere gaf wijsheid om eerlijk te handelen, zonder iets af te doen van Gods vrijmacht en almacht. In het gesprek opende de Heere Zijn Woord. Ik vroeg: "Adrie, weet je hoe ziek dat je bent? Als je niet meer beter wordt, hoe zal het dan zijn?" Er is een leven na dit leven en dan is het binnen of buiten." Met vrijmoedigheid mocht ik wijzen op de mogelijkheid van zalig worden vanuit God. Daarna mocht ik het kind in God kwijtraken. De Heere nam in het gebed de zaak over. Hoe het vallen zou was voor mij verborgen, toch mocht ik het voor God laten liggen. De Heere gaf het wel mee in de gedachten en in het gebed.
Het was enkele dagen later. Het was vroeg in de morgen, toen ik de vader van Adrie naar de pastorie zag komen. Tegen mijn gezin zei ik: "Ik doe de deur wel open, want ik denk dat er een moeilijke boodschap komt." Ik meende dat hij kwam zeggen dat zijn kind overleden was. Bij het openen van de deur verwelkomde ik hem en dacht het hem gemakkelijk maken door te zeggen: “Zo, ik denk dat u geen gemakkelijk boodschap komt brengen.â€
Ik zal even de achtergrond schetsen waarom ik dit verhaal heb geplaatst. Bij het lezen van het boek "uit de opperzaal" werd ik o.a. door dit verhaal erg geraakt. Op het forum Oneway, waar ik ook heel af en toe wat post, worden regelmatig (zogenaamde) getuigenissen neergezet van mensen die voor Jezus gekozen hebben etc. Om ook eens de andere kant te laten zien heb ik daarom dat verhaal geplaatst (en daar positieve reacties opgekregen). Wie mijn postings een beetje volgt zal wel weten dat ik geen voorstander ben van één weg, en van een systeembekering. Dus om die reden heb ik het zeker niet geplaats.
Omdat ik het op OneWay had neergezet dacht ik: nu ik het toch digitaal heb kan ik het net zo goed ook op OSW neerzetten. Gewoon zoals orthodoxer al zei: laat het op je inwerken.
Onderstaande heb ik vanochtend ook op OneWay geplaatst (en laat weer een heel andere 'weg' zien!).
Jong rijp voor de eeuwigheid
De Heere haalt zijn huisraad naar huis. De een jong, de ander oud. Dat is nooit te vroeg of te laat. Allen moeten Gods Raad uitdienen. De hel grijpt altijd mis, want Gods gemeente is in de handen van de Drie-enige God veilig. Toch kan de Heere bij het inzamelen van Zijn kerk op bijzondere wijze de heerlijkheid van Zijn deugden en handelingen openbaren. In de opperzaal zat ik daaraan te denken. Het is onuitwisbaar in mijn leven gegrift. Tegen de bediening van vrije genade is veel verzet. Vooral als de Heere deze dienstbaar stelt tot toebrenging van de Zijnen. De vijandschap kan benauwen, ze kan neerdrukken, maar ze kan ook uitdrijven tot de troon der genade. Zo wil en kan de Heere op bijzondere wijze getuigenis geven van Zijn Goddelijke vrijmacht en almacht.
Het ambtelijk werk vraagt op vele plaatsen de aandacht en daaronder zijn toch wel de bezoeken in de ziekenhuizen te rekenen. Zo vroeg op een morgen ook het ziekenbezoek de aandacht. In de hal van het ziekenhuis, voor de kinderafdeling, zag ik een moeder zitten. Ze zat bedrukt voor zich uit te staren. Ik herkende haar vanuit de burgerlijke gemeente. Een van de diakenen had van de nood in haar gezin gesproken. Een van haar kinderen, een jongen van twaalf jaar, verbleef al enkele weken in het ziekenhuis. Hij was met een dodelijke kwaal bezet. Hoop op herstel was uitgesloten. Innerlijk gedrongen nam ik plaats aan het tafeltje waar ze zat. Uit belangstelling vroeg ik naar haar jongen. Ze vertelde van het ziekteverloop, waar ik in bewogenheid naar luisterde. Bij het afscheid nemen stelde ze voor haar jongen op te zoeken. Ik was beducht om mij in te laten met het ambtelijk werk van anderen, maar ze vertelde dat er geen ambtelijk bezoek kwam. Dat gaf vrijmoedigheid om met haar de kinderafdeling in te gaan.
Bij het kamertje gekomen waar haar jongen werd verpleegd, zag ik Adrie zitten. Hij was ernstig ziek, en vanwege de pijn kon hij bijna geen kleding verdragen. Zo nam ik plaats bij zijn bed. Hoe moest ik daarmee omgaan? Hoe arm en ellendig voelde ik mij. Wat moest ik zeggen tegen een jongen van twaalf jaar, die nog kort had te leven. Algemene gezegden doen geen nut. Hier ontmoette ik een kind, voor de poorten van de eeuwigheid. Mijn ziel schreeuwde naar God om wijsheid en waarheid. De Heere gaf wijsheid om eerlijk te handelen, zonder iets af te doen van Gods vrijmacht en almacht. In het gesprek opende de Heere Zijn Woord. Ik vroeg: "Adrie, weet je hoe ziek dat je bent? Als je niet meer beter wordt, hoe zal het dan zijn?" Er is een leven na dit leven en dan is het binnen of buiten." Met vrijmoedigheid mocht ik wijzen op de mogelijkheid van zalig worden vanuit God. Daarna mocht ik het kind in God kwijtraken. De Heere nam in het gebed de zaak over. Hoe het vallen zou was voor mij verborgen, toch mocht ik het voor God laten liggen. De Heere gaf het wel mee in de gedachten en in het gebed.
Het was enkele dagen later. Het was vroeg in de morgen, toen ik de vader van Adrie naar de pastorie zag komen. Tegen mijn gezin zei ik: "Ik doe de deur wel open, want ik denk dat er een moeilijke boodschap komt." Ik meende dat hij kwam zeggen dat zijn kind overleden was. Bij het openen van de deur verwelkomde ik hem en dacht het hem gemakkelijk maken door te zeggen: “Zo, ik denk dat u geen gemakkelijk boodschap komt brengen.â€
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Er boven staat 'onbegrepen wegen'
Zo is het nou voor ieder mens die God trekt met Zijn koorden van eeuwige liefde. Onbegrepen! Mij de allergrootste der zondaren, getrokken met Zijn liefde.
Daarom schrijft Salomo 'ik ben zwart doch lieflijk' Zwart en stinkend in in zichzelf doch rijk en lieflijk in Christus.
We moeten echter niet aan copying doen, want dan kunnen we onnodig in duistere wegen terecht komen.
Dan het geval wat England beschreef. Heel moeilijk, kijk dat kan veroorzaakt worden door het genoemde 'copying'. Niet durven te vertellen omdat het niet in het schema past van sommige mensen. Echter diegene die zo ijverig met de meetlat lopen zijn dikwijls zelf onwetend van het ware werk.
Toch is dat het antwoord op je vraag niet. Tja England, als de persoon in kwestie zelf moet zeggen dat Christus totaal onbekend voor hem is en bedoel ik als Middelaar, ja dan moeten we vrezen dat zo iemand nog zonder genade is. Dan is eigenlijk onze opdracht om ze te wijzen op Christus. Echter we moeten zeer voorzichtig omgaan met zulke mensen, het kan zijn dat wat ik al aanhaalde, nl. dat ze door onwetendheid in duisternis verkeren en dat ze bv. wachten op een extra-ordinaire beleving, dit moet dan de bevestiging/toepassing zijn. Als dat zo is, wijs ze dan aan de hand van Gods Woord op Christus en doe dat zoals iemand op het forum al zei, zachtjes en begin bij het begin.
Zo is het nou voor ieder mens die God trekt met Zijn koorden van eeuwige liefde. Onbegrepen! Mij de allergrootste der zondaren, getrokken met Zijn liefde.
Daarom schrijft Salomo 'ik ben zwart doch lieflijk' Zwart en stinkend in in zichzelf doch rijk en lieflijk in Christus.
We moeten echter niet aan copying doen, want dan kunnen we onnodig in duistere wegen terecht komen.
Dan het geval wat England beschreef. Heel moeilijk, kijk dat kan veroorzaakt worden door het genoemde 'copying'. Niet durven te vertellen omdat het niet in het schema past van sommige mensen. Echter diegene die zo ijverig met de meetlat lopen zijn dikwijls zelf onwetend van het ware werk.
Toch is dat het antwoord op je vraag niet. Tja England, als de persoon in kwestie zelf moet zeggen dat Christus totaal onbekend voor hem is en bedoel ik als Middelaar, ja dan moeten we vrezen dat zo iemand nog zonder genade is. Dan is eigenlijk onze opdracht om ze te wijzen op Christus. Echter we moeten zeer voorzichtig omgaan met zulke mensen, het kan zijn dat wat ik al aanhaalde, nl. dat ze door onwetendheid in duisternis verkeren en dat ze bv. wachten op een extra-ordinaire beleving, dit moet dan de bevestiging/toepassing zijn. Als dat zo is, wijs ze dan aan de hand van Gods Woord op Christus en doe dat zoals iemand op het forum al zei, zachtjes en begin bij het begin.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Even een reactie op het eerst geplaatste verhaal:
Op welke manier is het tot onderwijs om bekeringsgeschiedenissen te lezen?
Als ik deze geschiedenis lees en de daarop volgende reacties, dan schrik ik. Is het van belang te onderzoeken waar de onrust van iemand vandaan komt? Zou het niet beter te zijn om te wijzen op Christus?
Wat een voorwaarden in dit verhaal! Ook ben ik bang voor iemand die overleden is 'de hemel in te praten' op grond van teksten die in ons opkomen. Hoe gevaarlijk is ons gevoel! (als het een te belangrijke plaats inneemt)
Een bekeringsgeschiedenis wordt door een ongelovige alleen gebruikt om bij Christus weg te blijven.
Wij worden allen opgeroepen om te geloven in de Zaligmaker der wereld, opdat wij niet verloren zouden gaan.
Op welke manier is het tot onderwijs om bekeringsgeschiedenissen te lezen?
Als ik deze geschiedenis lees en de daarop volgende reacties, dan schrik ik. Is het van belang te onderzoeken waar de onrust van iemand vandaan komt? Zou het niet beter te zijn om te wijzen op Christus?
Wat een voorwaarden in dit verhaal! Ook ben ik bang voor iemand die overleden is 'de hemel in te praten' op grond van teksten die in ons opkomen. Hoe gevaarlijk is ons gevoel! (als het een te belangrijke plaats inneemt)
Een bekeringsgeschiedenis wordt door een ongelovige alleen gebruikt om bij Christus weg te blijven.
Wij worden allen opgeroepen om te geloven in de Zaligmaker der wereld, opdat wij niet verloren zouden gaan.
In de reacties op vooral het aandoenlijke verhaal van Janny merk ik de een scheidslijn onder de forummers tussen deze 2 uiterste standpunten:
1) Eigenlijk wordt een mens zalig omdat hij uitverkoren is. Vroeg of laat begint de Heilige Geest in een uitverkorene te werken door hem ongelukkig te maken. Als dat maar echt werk is, volgt de rest ook wel, en al sterft iemand voordat hij de Heere Jezus Christus als zijn Zaligmaker kent maakt het niet uit voor de eeuwigheid.
2) De zaligheid wordt niet in ons hart uitgewerkt, maar is 2000 jaar geleden door het offer van Christus aan het kruis en door Zijn opstanding uitgewerkt. Deze zaligheid wordt uit genade gegeven aan een ieder die in Hem gelooft. Dat sommigen geloven en anderen niet heeft te maken met het mysterie van de uitverkezing.
Hoe het met Janny afgelopen is? Misschien was ze net als Koning Agrippa "bijna bewogen", en misschien geloofde ze al lang met haar hele hart in de Grote Borg maar was het geestelijk klimaat om haar heen zo dat ze het niet durfde te zeggen. Dat denk en hoop ik maar.
Waar ik me meer zorgen om maak is de verteller van dit verhaal. Door het hele verhaal heen klinkt zijn ingenomenheid met de manier waarop hij dit "geval" behandeld heeft. Het komt blijkbaar geen ogenblijk bij hem op dat hij misschien wel stenen voor brood gegeven had! Stenen van een aanzet tot psychologische introspectie i.p.v. het wijzen op het Levende Brood uit de hemel!
Toen Paulus en Silas de stokbewaarder van zijn zelf-moord poging redden, gaven ze hem toen ook de raad om eerst maar eens goed te onderzoeken waarom hij het zo benauwd had? Ik ben bang dat deze "verteller" de nood van de stokbewaarder niet echt genoeg zou gevonden hebben. Hij was immers in de problemen omdat zijn gevangenen door de aardbeving ontsnapt waren en daar stond toen de doodstraf op. Maar daar zaten Paulus en Silas niet mee. Voor alle nood hadden ze DE oplossing: Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult zalig worden. En, wonder boven wonder van God's genade: dat deed hij terstond.
Zo bekeert God Zijn volk! In de Bijbel kom ik nooit iemand tegen die tijden lang worstelt voordat hij tot het geloof komt...zouden wij het tegenwoordig beter weten?
1) Eigenlijk wordt een mens zalig omdat hij uitverkoren is. Vroeg of laat begint de Heilige Geest in een uitverkorene te werken door hem ongelukkig te maken. Als dat maar echt werk is, volgt de rest ook wel, en al sterft iemand voordat hij de Heere Jezus Christus als zijn Zaligmaker kent maakt het niet uit voor de eeuwigheid.
2) De zaligheid wordt niet in ons hart uitgewerkt, maar is 2000 jaar geleden door het offer van Christus aan het kruis en door Zijn opstanding uitgewerkt. Deze zaligheid wordt uit genade gegeven aan een ieder die in Hem gelooft. Dat sommigen geloven en anderen niet heeft te maken met het mysterie van de uitverkezing.
Hoe het met Janny afgelopen is? Misschien was ze net als Koning Agrippa "bijna bewogen", en misschien geloofde ze al lang met haar hele hart in de Grote Borg maar was het geestelijk klimaat om haar heen zo dat ze het niet durfde te zeggen. Dat denk en hoop ik maar.
Waar ik me meer zorgen om maak is de verteller van dit verhaal. Door het hele verhaal heen klinkt zijn ingenomenheid met de manier waarop hij dit "geval" behandeld heeft. Het komt blijkbaar geen ogenblijk bij hem op dat hij misschien wel stenen voor brood gegeven had! Stenen van een aanzet tot psychologische introspectie i.p.v. het wijzen op het Levende Brood uit de hemel!
Toen Paulus en Silas de stokbewaarder van zijn zelf-moord poging redden, gaven ze hem toen ook de raad om eerst maar eens goed te onderzoeken waarom hij het zo benauwd had? Ik ben bang dat deze "verteller" de nood van de stokbewaarder niet echt genoeg zou gevonden hebben. Hij was immers in de problemen omdat zijn gevangenen door de aardbeving ontsnapt waren en daar stond toen de doodstraf op. Maar daar zaten Paulus en Silas niet mee. Voor alle nood hadden ze DE oplossing: Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult zalig worden. En, wonder boven wonder van God's genade: dat deed hij terstond.
Zo bekeert God Zijn volk! In de Bijbel kom ik nooit iemand tegen die tijden lang worstelt voordat hij tot het geloof komt...zouden wij het tegenwoordig beter weten?
Helemaal met je eens, Christina! Ook ik voelde mezelf een beetje zuchten onder de manier waarop deze 'pastor' met zijn schapen omging... Hij heeft een duidelijk taak van God gekregen, waarom dan Altijd dat wrotene naar: is het wel echt? Zou het wel van God zijn? Zou het wel echt zijn? Alsof dat de taak van de dominee is om te beoordelen of iemadn het wel helemaal echt meent of niet! Zei de Heere Jezus dat tegen Judas toen hij gekozen was? En wij hadden iemand als Petrus ook allang als een hopeloos geval opgegeven, of niet? Ik wel hoor! Typerend tijdgeloof! Dat blijkt wel, als er moeilijkheden komen...laat het eerst maar eens overwinteren, uiteindelijk was hij nog aar drie jaar met de Heere geweest...zucht...
waarom dat gezoek? Om iemadn net zo lang naar binnen te laten kijken totdat men iets ziet wat het aannemen waard is voor God? Zie topic: toeleidende weg...
waarom dat gezoek? Om iemadn net zo lang naar binnen te laten kijken totdat men iets ziet wat het aannemen waard is voor God? Zie topic: toeleidende weg...
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Iets gelijkend trof ik aan in het boek van Pl. Kleijn - de vijf zalen van Bethesda oftewel de 'onderscheidene gangen des geestelijken levens van des Heeren volk'
Hoewel ik gelijk zeg dat ik ook al lijken ze soms te dwalen door onkunde ik ze niet minacht!
We lezen dat hij Pl. Kleijn een leerling wordt in dat ziekenhuis. Hij onderscheidt dat ziekenhuis in vijf zalen, de gewondenzaal, de zaal des gerichts, de bruiloftszaal, de operatiezaal en ten laatste de zaal van onverbeterlijk.
Dan mag hij een dokter in de theologie assisteren bij de bezoeken aan de zalen. Ze komen in de eerste zaal en zien daar Jan liggen en de dokter vraagt:
'Wel Jan hoe maakt u het? Wat ziet uw aangezicht droevig en wat zijn uw ogen nat van wenen'
Dan gaat die man belijden dat hij tegen God gezondigd heeft en tevens dat hij tegen alle deugden Gods gezondigd heeft. Hij verhaalt van zijn lust om naar Gods geboden te leven, ook van het verlangen om zijn vrouw hiervan te laten weten. Zo gaat hij maar verder. We zouden toch denken dat hij, dokter, de patient zal wijzen naar Dien waar verlossing te verkrijgen is? Ja dat het hart van deze dokter brandt om deze ziel te brengen aan het Vaderhart. Welnee, weet je wat deze dokter zegt? Dit:
Nu Jan, zegt hij glimlachend, ik moet nog meer bezoeken afleggen. U moet maar veel uit het wetboek lezen, want uit de Wet is de kennis der zonde. Daar de zonde geoefend mag worden onder zaligmakend licht, werkt zij verootmoediging, leedwezen en droefheid. (...) Nu ik hoop u binnenkort nog een bezoek te brengen.
Je mag gerust weten, toen ik dit las, heb ik het boek meteen dicht gedaan en niet meer verder gelezen, hierin mis ik elke bewogenheid om zielen onmiddellijk tot Christus te leiden, want zegt Gods Woord ons niet 'wij dan wetende de schrik des Heeren, het is alsof Christus door ons bade, laat u met God verzoenen.'
Hoewel ik gelijk zeg dat ik ook al lijken ze soms te dwalen door onkunde ik ze niet minacht!
We lezen dat hij Pl. Kleijn een leerling wordt in dat ziekenhuis. Hij onderscheidt dat ziekenhuis in vijf zalen, de gewondenzaal, de zaal des gerichts, de bruiloftszaal, de operatiezaal en ten laatste de zaal van onverbeterlijk.
Dan mag hij een dokter in de theologie assisteren bij de bezoeken aan de zalen. Ze komen in de eerste zaal en zien daar Jan liggen en de dokter vraagt:
'Wel Jan hoe maakt u het? Wat ziet uw aangezicht droevig en wat zijn uw ogen nat van wenen'
Dan gaat die man belijden dat hij tegen God gezondigd heeft en tevens dat hij tegen alle deugden Gods gezondigd heeft. Hij verhaalt van zijn lust om naar Gods geboden te leven, ook van het verlangen om zijn vrouw hiervan te laten weten. Zo gaat hij maar verder. We zouden toch denken dat hij, dokter, de patient zal wijzen naar Dien waar verlossing te verkrijgen is? Ja dat het hart van deze dokter brandt om deze ziel te brengen aan het Vaderhart. Welnee, weet je wat deze dokter zegt? Dit:
Nu Jan, zegt hij glimlachend, ik moet nog meer bezoeken afleggen. U moet maar veel uit het wetboek lezen, want uit de Wet is de kennis der zonde. Daar de zonde geoefend mag worden onder zaligmakend licht, werkt zij verootmoediging, leedwezen en droefheid. (...) Nu ik hoop u binnenkort nog een bezoek te brengen.
Je mag gerust weten, toen ik dit las, heb ik het boek meteen dicht gedaan en niet meer verder gelezen, hierin mis ik elke bewogenheid om zielen onmiddellijk tot Christus te leiden, want zegt Gods Woord ons niet 'wij dan wetende de schrik des Heeren, het is alsof Christus door ons bade, laat u met God verzoenen.'
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Ndonselaar, england en Christina,
Ik ben het eens met jullie 'kritiek'. Zelf vertelde mijn predikant tijdens catechisatie eens dat hij in een ziekenhuis een gemeentelid had bezocht. Hij liep toen door de gangen richting de uitgang. En kwam toen ook over de afdeling van de mensen die niet meer te genezen zijn en eigenlijk op de dood liggen te wachten.
Terwijl hij zo door de gang loopt staat hij opeens stil. Hij realiseerde zich dat hij zojuist voorbij een openstaande deur was gelopen en daar een vrouwtje van ruim in de tachtig zag liggen die zichzelf lag op te maken. Onze ds. liep toen terug en liep naar het bed van die vrouw en zei: "mevrouw, nou ligt u voor de poorten van de eeuwigheid en u ligt zichzelf op te maken." Waarop deze vrouw begon te huilen. Uit een gesprek met haar bleek dat ze als kind nog in Barneveld had gekerkt en daar ds. Fraanje diverse malen had gehoord maar dat ze op haar 16e met de kerk had gebroken en er nooit meer wat had meegedaan. De laatste tijd in het ziekenhuis was dat allemaal bij haar teruggekomen en plotseling staat er een onbekende man in driedelig zwart bij haar bed die haar aanspreekt op haar ziel.
M`n ds. had echter die vrouw niet gewezen op Christus en de ruimte die er bij Hem is!!!, maar was na dat gesprek weggegaan en zei tegen ons dat het maar aan de Heere moest overgelaten worden e.d. Hoe anders was Paulus: wij dan wetende de schrik des Heeren bewegen de mensen tot het geloof. Of Johannes de Doper: zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt.
Tevens vertelde hij een keer dat hij in de gemeente een vrouw had gesproken die in tranen vertelde dat ze al jaren lang bad, al jarenlang de bijbel las, maar dat ze nog steeds moest zeggen dat ze erbuiten stond. De ds. had toen gezegd dat ze maar veel moest blijven bidden en lezen want God zou geen bidder laten staan.
Hier heb ik de ds. later nog op aangesproken. Dat werd me uiteraard niet in dank afgenomen.
Een ouderling bij ons uit de kerk was eens in het ziekenhuis op bezoek bij een gemeentelid. De ouderling had toen in de gaten dat degene die ernaast lag, gespits lag te luisteren. Dus na afloop van het gesprek ging hij bij deze man (die -naar later bleek- niet meer lang had te leven) aan het bed zitten. De man vertelde een vroom Rooms-Katholiek te zijn geweest maar dat hij zojuist hele andere dingen had gehoord. Hij voelde dat maria en alle sacramenten hem niet konden redden. Toen sprak de ouderling over de kloof tussen God en de mens, over de wet e.d. maar niet dat Christus gewillig was om hem te zaligen. Ook hier werd gezegd dat het maar aan de Heere overgelaten moest worden.
Zucht, hier word ik oprecht droevig van.
De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.
Ik ben het eens met jullie 'kritiek'. Zelf vertelde mijn predikant tijdens catechisatie eens dat hij in een ziekenhuis een gemeentelid had bezocht. Hij liep toen door de gangen richting de uitgang. En kwam toen ook over de afdeling van de mensen die niet meer te genezen zijn en eigenlijk op de dood liggen te wachten.
Terwijl hij zo door de gang loopt staat hij opeens stil. Hij realiseerde zich dat hij zojuist voorbij een openstaande deur was gelopen en daar een vrouwtje van ruim in de tachtig zag liggen die zichzelf lag op te maken. Onze ds. liep toen terug en liep naar het bed van die vrouw en zei: "mevrouw, nou ligt u voor de poorten van de eeuwigheid en u ligt zichzelf op te maken." Waarop deze vrouw begon te huilen. Uit een gesprek met haar bleek dat ze als kind nog in Barneveld had gekerkt en daar ds. Fraanje diverse malen had gehoord maar dat ze op haar 16e met de kerk had gebroken en er nooit meer wat had meegedaan. De laatste tijd in het ziekenhuis was dat allemaal bij haar teruggekomen en plotseling staat er een onbekende man in driedelig zwart bij haar bed die haar aanspreekt op haar ziel.
M`n ds. had echter die vrouw niet gewezen op Christus en de ruimte die er bij Hem is!!!, maar was na dat gesprek weggegaan en zei tegen ons dat het maar aan de Heere moest overgelaten worden e.d. Hoe anders was Paulus: wij dan wetende de schrik des Heeren bewegen de mensen tot het geloof. Of Johannes de Doper: zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt.
Tevens vertelde hij een keer dat hij in de gemeente een vrouw had gesproken die in tranen vertelde dat ze al jaren lang bad, al jarenlang de bijbel las, maar dat ze nog steeds moest zeggen dat ze erbuiten stond. De ds. had toen gezegd dat ze maar veel moest blijven bidden en lezen want God zou geen bidder laten staan.
Hier heb ik de ds. later nog op aangesproken. Dat werd me uiteraard niet in dank afgenomen.
Een ouderling bij ons uit de kerk was eens in het ziekenhuis op bezoek bij een gemeentelid. De ouderling had toen in de gaten dat degene die ernaast lag, gespits lag te luisteren. Dus na afloop van het gesprek ging hij bij deze man (die -naar later bleek- niet meer lang had te leven) aan het bed zitten. De man vertelde een vroom Rooms-Katholiek te zijn geweest maar dat hij zojuist hele andere dingen had gehoord. Hij voelde dat maria en alle sacramenten hem niet konden redden. Toen sprak de ouderling over de kloof tussen God en de mens, over de wet e.d. maar niet dat Christus gewillig was om hem te zaligen. Ook hier werd gezegd dat het maar aan de Heere overgelaten moest worden.
Zucht, hier word ik oprecht droevig van.
De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.