Het is denk ik de tragiek van de gereformeerde gezindte dat ze alles in de preek tot op de punt en komma genoemd wil horen. De zin 'niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke' zal ongetwijfeld waarheid bevatten. De Waarheid Zelf heeft hem gezegd. De vraag is: in welke kontekst staat het? Ik meen in een ruziegesprek met de Joden. Ik meen dat als de gemeente 's zondags opkomt er niemand is die er aan twijfelt dat Jezus het Brood is dat uit de hemel is nedergedaald (in de ruimste betekenis van dat woord). Bovengenoemde zin is evenwel antwoord van Jezus op de vraag: Is deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald?Jongere schreef:Toch is die manier van prediken wel de manier die ik bijvoorbeeld in de Handelingen terug zie komen.
En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.
Het is mogelijk om dingen wel te leren, maar niet te noemen in de prediking, toch? Volgens mij is de echte prediking de toepassing van die theorie, de biddende gezant zijn van Christus' wege.
Het gaat in het aangehaalde citaat door Jean er niet over wat een predikant moet leren, het gaat erover wat hij moet doen. En dat vanuit de rest van het artikel waarin wèl die leer wordt uitgewerkt. Waar ik overigens helemaal achter kan staan. Ik zie ook geen redenen om in de rechtzinnige zinsneden andere dingen te gaan leggen dan er simpelweg in staan.
Steeds maar hameren op de noodzaak om getrokken te worden gaat dan helemaal averechts werken. De gemeente raakt in een kramp. En gaat niet tot Jezus, maar wil voelen getrokken te zijn. Af en toe is er iemand die meent getrokken te zijn of het echt is, maar ook die gaan niet tot Jezus, want soms levenslang is er de vraag: ben ik begonnen of God? Zulke onbijbelse vragen krijg je dan.
En zo zijn er allerlei waarheden mogelijk heel erg waar, maar in de preekomgeving (die bediening der verzoening is en niet een verkondigen van waarheden) van geen enkel belang. Als later er wat meer theologische interesse is kan men eventueel zich gaan verdiepen in 'wedergeboorte, hoe gaat dat precies'. Dan kan er allerlei mening over aangevoerd worden, ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben. Ga je al die theologisch-politiek correcte zaken in een preek mengen, dan gebeuren er ongelukken.
De vraag is niet: heb je de Zaligmaker al nodig gekregen? Dat werpt de mens op zichzelf. Dat leidt tot een drie wegen leer: buiten is 'de wereld'. Binnen zijn de wedergeborenen en de nog-niet wedergeborenen.
Er moeten geen vragen gesteld worden. De opdracht is: kom tot de Zaligmaker, die heb je nodig.