Geen televisie
-“Wat?? Hebt u geen televisie?”
-“Néé, ik heb geen televisie.”
-“Maar, ik bedoel zo’n kastje waar bewegende beelden over verschijnen, hé?”
-“Já, dat bedoel ik ook.”
-“En die heeft u niet?”
-“Die heb ik niet, nee.”
-“Tjonge, ik wist niet dat er nog mensen waren die géén televisie hadden.”
-“Ja, zo ziet u maar weer.”
-“Maar, u wilt toch niet beweren, dat u, zo’n ontwikkeld man, geen televisie in huis hebt.”
-“Ja, dat wil ik wél beweren.”
-“Maar hoe houdt u dan bijvoorbeeld het nieuws bij?”
-“Ik lees kranten.”
-“En hebt u wel een computer?”
-“Ja ik heb wel een computer. Ik wérk zelfs in de computers.”
-“U wérkt er zelfs in?”
-“Ja, dat doe ik.”
-“Dus wel een computer en geen televisie?”
-“Wel een computer en geen televisie, dat heeft u helemaal goed.”
-“Maar bekijkt u wel eens een film?”
-“Ja, soms doe ik dat wel eens, ja. Maar liever pak ik een boek.”
-“En uw kinderen dan, kijken die ook nooit TV?”
-“Dat heeft u helemaal goed, die kijken nagenoeg nooit TV.”
-“Nagenoeg….?”
-“Soms kijken wij TV als wij op vakantie zijn.”
-“Op vakantie…?”
-“In zo’n huisje staat meestal een TV en daar kijken wij dan de hele week naar.”
-“De héle week?”
-“Ja, vaak wel, ja.”
-“En als u dan weer thuis komt, dan kijkt u helemáál niet meer.”
-“Inderdaad.”
-“Maar waaróm hebt u dan geen TV?”
-“Waarom hebt u wél een TV?”
-“Ja, wél een TV, wél een TV? Iedereen heeft toch een TV.”
-“U hebt net gehoord, van niet.”
-“Ja, maar de mééste toch wel.”
-“Dat zal best, maar ík niet.”
-“Maar hébt u dan iets tegen een televisie dan?”
-“Nee hoor, ik heb niets tegen een televisie, ’t is een mooi brokje techniek.”
-“Maar u hebt toch wel een reden, waaróm u geen TV heeft?”
-“Die heb ik zeker.”
-“En die luidt?”
-“Ik wil geen TV, omdat ik er geen behoefte aan heb om iedere avond je tijd te verdoen achter zo stom kastje, waar vaak niets anders dan stompzinnige onzin, nodeloze bloederigheden en andere kwalijke beelden over verschijnen.”
-“Zo, zo, u komt nogal door hoor.”
-“Nee, zo ís het.”
-“Maar het heeft niet te maken met uw kerk ofzo?”
-“Niet in de eerste plaats.”
-“Maar vindt u het niet leuk, om es een keer een lachfilm te bekijken, ofzo?”
-“Oh, ik zou wel mee lachen hoor, en hard ook.”
-“Maar tóch neemt u geen televisie?”
-“Nee, tóch neem ik geen televisie. Hoe kun je nu genieten als er iemand in mekaar getrimd wordt?”
-“Ja, maar da’s niet écht.”
-“Waarom kijkt u er dan naar, als het niet echt is?”
-“Sorry meneer, maar ik begrijp u niet, dat u zonder TV kan. Ik, in mijn plaats, zou er niet aan moeten dénken zonder TV te zijn. Wat is er nou heerlijker om een avondje erachter te hangen en kijken naar een goeie film? Nee, pakt u maar lekker een boek, ik doe het wel met mijn teeveetje. De groeten hoor.”
En zo verloopt dan een gesprek met iemand die wél een TV heeft. Ík heb er geen en ik wíl er ook geen. Niet dat ik er niet graag naar kijk hoor. Want als wij dus inderdaad op vakantie zijn, hangen wij ’s avonds de hele week achter dat ding, kijken naar alles wat leuk vinden, zappen als echte Tv-kijkers, alsof wij het al jaren doen.
Soms bekruipt het gevoel me dat ik bést zo’n ding in huis zou willen hebben. Voor ’t nieuws enzo. Écht, meer zou ik niet kijken. Ik ben zélf baas over die knop. En trouwens het kwaad zit in mij, niet in zo’n ding. En hij is allang achterhaald, want een computer hebben wij allemaal wél. En daar kun je toch óók DVD-s op draaien? Nou, wat voor verschil zit er dan nog in? Bedenk inderdaad eens één reden waarom wij nou geen TV zouden nemen? ‘k Zou er geen weten.
Dus tóch nog maar es een keertje langsgaan bij die audio-video winkel op de hoek.
Maar als wij dan weer zo’n weekje vakantie achter de rug hebben, ben ik dat gevoel hélemaal kwijt en ben ik weer blij, verschrikkelijk blij dat wíj er geen hebben.
“Sorry meneer, maar ik begrijp ú niet, dat u zonder boeken kan. Ik, in mijn plaats, zou er niet aan moeten dénken geen boeken te hebben. Wat is er nou heerlijker om een avondje achter een boek te hangen en het lezen van een mooi verhaal? Nee, hangt u maar lekker achter uw
TV, ik doe het wel met mijn boekje. De groeten hoor.”
JM (had ik nog ergens staan

)