Unionist schreef:Bert Mulder schreef:memento schreef:Maar in de praktijk gaan we er in ons gebed meestal niet vanuit dat de kinderen wederomgeboren zouden kunnen zijn.
We bidden om vernieuwing er vanuit gaande dat er niets geestelijks in de kinderharten leeft.
Dit geldt niet alleen aangaande kinderen, maar aangaande iedereen. We zijn er in onze gezindte helaas aan gewend geraakt dat per definitie ieder kerkmens onbekeerd is. Bekeerd zijn wordt als uitzondering gezien.
Terwijl toch per definitie elk kerkmens bekeert moet zijn. Oh, maar u bent dat niet? Oei, dan is het toch wel erg met u gesteld. U hoort elke zondag dat u bekering nodig hebt, u hoort elke zondag dat er een gewillige Zaligmaker is, en u bent nog steeds onbekeerd?
Dát zou onze insteek moeten zijn. Onbekeerd zijn is raar.
Terwijl dat bij ons juist ongekeerd is. Zodat, tenzij anders getoond wordt, aangenomen is dat men deel heeft in Christus.
Deze zin begrijp ik niet helemaal. Sta jij nu een veronderstelde wedergeboorte voor? Als je wat anders bedoelt, wil je het dan in andere woorden nog een keer zeggen?
Nee, veronderstelde wedergeboorte wijs ik beslist af. Wat ik bedoel is dat, als men belijd een Christen te zijn, en als een Christen leeft, er dan geen vragen komen om dat te bewijzen (behalve de vragen door de kerkeraad op het belijdenis doen dan).
Zoals we ook belijden met de Dordtse Leerregels:
3/4-15. Deze genade is God aan niemand schuldig; want wat zou Hij schuldig zijn dengenen, die Hem niets eerst geven kan, opdat het hem vergolden worde? Ja, wat zou God dien schuldig zijn, die van zichzelven niet anders heeft dan zonde en leugen? Diegene dan, die deze genade ontvangt, die is Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig, en dankt Hem ook daarvoor; diegene, die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gans niet en behaagt zichzelven in het zijne; of, zorgeloos zijnde, roemt hij ijdellijk dat hij heeft hetgeen hij niet heeft. Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend. En wat aangaat anderen, die nog niet geroepen zijn, voor dezulken moet men God bidden, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren; en wij moeten ons geenszins tegenover hen verhovaardigen, alsof wij onszelven uitgezonderd hadden.
Verder wordt de gemeente, in zijn geheel, als een organisme, aangesproken als een gemeente der gelovigen. Hoewel we allen weten dat er altijd kaf onder het koren zit.
Citaat uit "Gelovigen en hun zaad", waar Ds. Hoeksema dit vraagstuk behandeld:
Nemen we nu dit alles tezamen, dan komen we tot deze slotsom. God heeft een volk in deze wereld, dat Israel heet, dat met de naam van Gods kinderen genoemd wordt. Dat volk bestaat organisch en ontwikkelt zich in de lijn der geslachten der gelovigen. Het moet met de naam van Gods volk worden genoemd. Zij worden met hun kinderen genoemd de kerk, de gemeente van Jezus Christus, Gods verbondsvolk, Israel. Zij worden genoemd heiligen in Christus Jezus, geliefden in de Heere. Als zodanig moeten ze ook worden behandeld, naar des Heeren wil. Ze moeten worden besneden in het oude, gedoopt in het nieuwe verbond. Als het volk des verbonds moeten ze worden behandeld in prediking en onderwijs. Zo leert ons de Schrift. Zo spreekt God zelf altijd het volk Israel aan. Zo schrijven de apostelen aan de gemeente van de nieuwe dag. Niemand heeft dan ook het recht, dat volk, zoals het in het zichtbare be staat anders te noemen of te behandelen. Het mag niet genoemd worden naar den naam der takken, die afgebroken worden. Het mag ook niet worden behandeld als een gemengde hoop. Zo doet ge ook niet in de natuur. Als ge een wijnstok hebt, dan zijn er aan die wijnstok ook ranken, die toch nimmer vrucht dragen, die uitgesnoeid worden en straks verbrand. Zo hebt ge met vele planten. Doch nu komt het niemand in de zin, om het organisme van zulk een plant te noemen naar de naam van zulke onvruchtbare takken. Nee, het geheel van den wingerd heet wijnstok. Zo heet ook het geheel van de gemeente Israel. Ze heten geheiligden in Christus Jezus. Doch nu trekke niemand daaruit de conclusie, dat allen in de kring dezer kerk, zooals ze historisch bestaat, ook werkelijk geestelijk kinderen der belofte zijn. Er is een Israel naar het vlees en een Israel naar de Geest. En die zijn niet allen Israel, die uit Israel zijn. Er is een verkoren kern en een verworpen bolster. En God zal barmhartig zijn, dien Hij barmhartig is, ook binnen de kring van het historisch verbond in de wereld. In deze zin genomen nu, hebben wij dan ook niet het allerminst bezwaar om te spreken van een uit- en inwendig verbond der genade. Als slechts de organische idee wordt vastgehouden. En als slechts gehandhaafd blijft, dat het geheel van Gods kerk op aarde, van de gelovigen met hun zaad, niet mag worden genoemd en behandeld overeenkomstig de aard van de verworpen bolster, maar moet worden genoemd met de naam van Israel. Zij dwalen dan ook zeer, die de kerk niet willen toespreken als geliefden in de Heere Jezus Christus, en die menen, dat de gemeente moet worden behandeld als een gemengde hoop, omdat de beloften Gods niet allen hoofd voor hoofd gelden. Maar ook zij dwalen, die menen van allen te mogen veronderstellen, dat ze wedergeboren kinderen des verbonds zijn, Zo min als een tuinier van alle takken, die er aan den wingerd groeien, veronderstellen mag, dat het vruchtdragende takken zijn zo min mag iemand van alle gedoopten veronderstellen dat ze geestelijke kinderen des verbonds zijn. Doch nog eens zij het gezegd, het is naar de Heilige Schrift, om geheel het organisme van de gemeente te noemen naar de verkoren kern, van het overblijfsel naar de verkiezing der genade. En waar dan ook voor de kerk op aarde zekerheid is, dat sommige takken nooit vrucht zullen dragen, daar moet het snoeimes der tucht worden gebruikt om zulke takken uit te snijden.
Pas dit nu toe op het Doopsformulier en alle moeilijkheid valt eenvoudig weg. Het Doopsformulier is een der schoonste stukken, die ons van onze vaderen zijn overgeleverd. Houdt slechts voor de aandacht, dat in dit Formulier de gemeente organisch werd gedacht en dat het geheel genoemd wordt naar den verkoren kern. Daarom is dat Formulier zo beslist en zoo helder. Daarom kan de geloovige gemeente, als ze dat Formulier weer goed verstaat, zo van harte haar geloof uitspreken, haar belofte afleggen, haar dankzeggingen opzenden tot de troon der genade naar de woorden van dat Doopsformulier. Ook onze vaderen verstonden het zeer wel, dat er in de gemeente altijd een verkoren kern en een verworpen bolster is, en dat niet alles Israel is, wat uit Israel is. Doch ze verstonden het ook o, zo goed, dat daarom de gemeente van onze Heere Jezus Christus niet mag worden genoemd naar den verworpen bolster, maar genoemd moet worden naar de verkoren kern. Daarom aarzelden ze niet om het der gemeente op de lippen te leggen, dat God met ons en onze kinderen een eeuwig verbond der genade opricht, en dat Hij ons dit met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt. Daarom aarzelden ze niet, om van de godzalige ouders de belijdenis af te vragen, dat onze kinderen wel in zonden ontvangen en geboren worden, maar toch ook in Christus geheiligd zijn. Daarom twijfelden zij er niet aan, of de gelovige gemeente moest den God des verbonds danken, dat Hij ons en onze kinderen al onze zonden vergeven en ons in Christus ingelijfd heeft, ons aldus tot Zijn kinderen en erfgenamen aannemende. En daarom legden ze ook diezelfde gemeente de belijdenis op de lippen, dat wij nu ook gehouden zijn, om die God des verbonds aan te hangen met geheel ons hart en met al onze krachten, en om als het volk des verbonds de goeden strijd te strijden tot het einde toe. Altijd naar de Schriftuurlijken regel, dat het geheel van het organisch bestaan van Gods kerk in de wereld genoemd moet worden en behandeld overeenkomstig het karakter van de uitverkoren kern. En wie het toch anders doet, verongelijkt de gemeente en handelt niet naar Gods Woord.
In zijn geheel hier te lezen:
http://www.prca.org/books/Believers'%20 ... mplete.htm