Vliedt uit het Noorderland!
H.J. Verwoerd was in zijn werkzame leven landbouwer. Hij maakte zich een grote kennis van de Schrift eigen. De loop der dingen en, naar ik denk, zijn karakter, zorgden ervoor dat deelname in een bestaand verband steeds weer op uitsluiting uitliep.
Calvijn voorzag alle bijbelboeken van commentaar, behalve het boek Openbaring. Dit gegeven illustreert dat de reformatoren wel een helder licht in het stuk van de rechtvaardiging kregen, maar dat de leer aangaande de toekomst voor hen versluierd bleef. Er is daarom een tweede reformatie nodig, vooral nu de tijd dringt, de vijgenboom aan het uitbotten is, en de oude wereld naar haar einde vliegt. Hiertoe zette Verwoerd zich aan de becommentariëring van dit laatste bijbelboek [3].
In een voorwoord geeft hij aan wat hem tot het schrijven van dit commentaar bewoog. Hierin vallen de namen van Luther, Ds. Paauwe, McCheyne, Da Costa en Bunyan, Lodestijn en Ledeboer. Zij duiden het geestelijke klimaat aan dat uit het boek ademt. Verder doet Verwoerd verslag van een tweetal dromen, die hem bekrachtigden in zijn taak en roeping, namelijk een profeet te zijn die het komende vuuroordeel en de weg tot ontsnapping daaraan, moet uitroepen. Waarmee we ook direct bij het meest ongemakkelijke punt zijn aangekomen; wie een profeet negeert, negeert een rechtstreekse spraak van de hemel. Zo ontstaat er al snel een patstelling, die of tot niets of tot iets nieuws leidt. Een tussenweg ontbreekt. Juist de expliciete afkondiging van eigen roeping en status - al gaan daar dan decennia van voorbereiding aan vooraf - schrikt mij af. Niet alleen in de wereld, maar ook in de godsdienst is niets te dol. Vooral als het gaat om Israël, is er onder de christenen regelmatig sprake van een grenzeloze bevlogenheid.
De inzet van Verwoerd is de noodzaak om tot een recht belijden van de toekomstige dingen te komen. De belijdenis van de Kerk is de uitdrukking van de gemeenschap der heiligen over de eeuwen heen, en is zowel de neerslag van, als vormend voor een geestelijke houding. En, zegt hij, wie een stuk aan zijn huis wil bouwen, moet ook weleens een stukje wegbreken. Zo is hem duidelijk geworden dat ook de Statenvertaling beïnvloed is door de theologische inzichten van de Reformatie. Op sommige punten is geen recht gedaan aan de nuances in de grondtekst, en werd de rijke inhoud van de Schrift verduisterd door eenzijdige vertaling. Hij duidt hierbij op de woorden 'hel', 'wedergeboorte', en 'eeuwigheid'.
Na lange overweging is Verwoerd tot de gedachte gekomen dat het vergeestelijken van de profetieën een dwaling is. Een dwaling die noodzakelijk leek, omdat de christelijke gemeente in de profeten niet direct voorzien wordt. De profetie strekt zich uit naar de toekomst van Israël en het Koninkrijk Gods - niet zozeer naar de kerk. De voortgang van de heilsgeschiedenis zal zich - na de omweg van de kerkgeschiedenis - dan ook weer naar Israël gaan richten. Want, de beloften Gods, aan Israël, zijn onberouwelijk. Door deze accentverschuiving kon er voor Verwoerd een meer helder zicht ontstaan op hetgeen de Bijbel over de toekomst zegt.
Zijn tekst voor tekst bespreking van de Openbaring aan Johannes betrekt het geheel van de Schrift in een sterk ponerend betoog. Het boek is geschreven in een krachtige, eigen stijl. Iedere tekst biedt aanleiding tot uitweidingen, soms de (kleine) kerkgeschiedenis betreffende, dan weer allerlei dwaling in het kerkelijke leven, maar altijd geschreven vanuit de praktijk van het geloofsleven. De gedachten omtrent de geschiedenis van Nederland en de Rooms Katholieke Kerk leken mij verwand aan die van ds. Taverne een jaar of 25 geleden. Dat zweeft mij teveel; het is verbonden met de idee van een bijzondere verkorenheid van de lage landen en het oranjehuis. Ik weet dat niet. Daarentegen, veel van wat hij opmerkt over geloof en bekering, over kerk-zijn, doop en avondmaal, de verhouding kerk en Israël, de waarde van de belijdenis, sprak mij bijzonder aan. Zijn spreken over deze dingen, verbonden met een zeer diepgaande bijbelkennis, is zeldzaam. Gelukkig heeft Verwoerd niet te lang op school gezeten.
De centrale lijn betreft datgene wat de Bijbel over de toekomst zegt. Steeds weer beklemtoont Verwoerd dat het niet onverschillig is wat kerk en gemeente hieromtrent belijdt en denkt te geloven. De verwachting van de opname van de gemeente voor het oordeel, is een verwerpelijke dwaling. De voornaamste strekking van de profetie niet hemels maar aards. Het boek Openbaring is geheel van Israël doorvlochten, en wie dit niet ziet kan geen goede toekomstverwachting hebben. Er is een onverbrekelijke verbondenheid tussen Israël en het Lam. Geheel Israël zal zalig worden, en tot een koninklijk priesterdom worden, tot heil van de volken. Omdat de tijd kort is, en de dwaling groot, wordt door Verwoerd aan zijn uitleg een grote urgentie meegegeven. Er is bekering van node, afkering van foute voorstellingen de gemeente en de toekomst betreffende. Het verleugende christendom zal met Babel te gronde gaan. Een kerk die opgaat in de eigen sfeer, en het hier en nu, die kortom geen levend uitzien naar wat komen gaat kent, is dat wel een kerk te noemen? Het is van levensbelang olie in de lampen te hebben.
Tot zover een korte aanduiding van wat Verwoerd naar voren brengt. De ruimte ontbreekt om op alles in te gaan. Dus ook hier, uit de veelheid, een enkele toespitsing. Rond Verwoerd heeft zich een kleine groep gevormd die zich nu al een aantal jaren als sabbatsgemeente profileert. In zijn boek (uit 1982) verkeert Verwoerd hierover nog in aarzeling. Er staat geen tekst of woord in de bijbel waaruit duidelijk blijkt dat het sabbatsgebod zou hebben afgedaan. Het kost hem weinig moeite om de teksten die doorgaans in dit verband worden aangevoerd beter te duiden. De gelijkstelling van de sabbat met de zondag is gemakzuchtig. Alleen uit Handelingen 20:7 blijkt duidelijk dat al de vroegste gemeente op de eerste dag van de week samenkwam. Niettemin is het er dus van gekomen dat Verwoerd in het overnemen van ook dit deel van de joodse wet grote loon is gaan zien. Het is de uitdrukking van het innemen van de juiste plaats naast Israël. Want wat nu nog uiteen ligt, moet een worden, omdat er ook maar een Verbondshoofd is. Om het in een slogan te vangen: zoals de joden de sabbat bewaard hebben, zo is in het ware geloof Christus bewaard, Die zich - hoe lang nog? - als Jozef aan zijn broederen bekend zal maken. De christen moet alles in het werk stellen om hierin geen sta-in-de-weg te zijn.
Maar toch, een tegenwerping. Hoezeer het ook waar is dat de zondag een door de weinig verheven keizer Constantijn geproclameerde dag is, waardoor ook de tegenstelling met het jodendom is aangescherpt, toch wil ik er op wijzen dat de achtste dag in de Bijbel een heel uitzonderlijke rol vervuld. De inwijding van de tabernakel vond plaats op de achtste dag, na zeven dagen van voorbereiding. (Lev. 9:1) Op die dag brachten Aäron en zijn zonen voor het eerst de voorgeschreven offers. Het is geen toevalligheid dat juist deze dag de dag van de opstanding werd, het teken van de grote achtste dag, de overwinning van het Rijk Gods dat komt. Ook het loofhuttenfeest, dat de gang van Israël van Egypte naar Kanaän herdenkt, kent na zeven dagen opnieuw een achtste dag als feest (Lev. 23:36). Op die dag pas verlaat men de hut, en gaat men naar huis. De gedachte van Verwoerd dat de opstanding op een andere dag plaatsvond, stoelt op het letterlijk nemen van de uitdrukking 'drie dagen en drie nachten'. Het staat dwars op de oud-christelijke kalender, en lijkt mij ook strijdig met deze verder reikende bijbelse verbanden.
Een paar jaar na het afronden van het boek is Verwoerd geradicaliseerd, en is voor hem de zondag een heidense inzetting geworden, een symbool van het hoererende christendom dat in vuur zal vergaan. De gemeente des Heeren van hem en de zijnen komt op zaterdagmiddag bijeen, nadat op vrijdagavond thuis een viering is gehouden. Verder draagt deze Hervormde gemeente 'buiten de legerplaats' actief bij aan het naar Israël brengen van joden uit de Oekraine, letterlijk het 'Noorderland'. Zelf wil ik niet verder gaan dan het boek aan te bevelen, ter meditatie. Voor de zondagmiddag bijvoorbeeld.
De markt van de godsdienst biedt voor elk wat wils. Wie even om zich heen kijkt, kan voor elk soort behoefte een bevrediging vinden, voor iedere houding een bevestiging, naar ieders voorkeur een passende jas. En altijd weer wordt er muziek bij gemaakt. Velen zijn van Cefas en anderen van Paulus, ieder met een eigen tijdschrift. Ondertussen lost het verleden op, verdwijnen de laatste tradities en instituties als een damp, en wordt het horen naar de Schrift tot een kwestie van interpretatie, een al dan niet particuliere mening.
Wie temidden van dwaling en kaalslag ledig op de markt staat, en niet meer doen kan dan wachten, ontdekt dat wachten een vlees-dodende, ontledigende bezigheid is. Naar mate de klem groter is, de eenzaamheid wezenlijker, en het uitzien intenser, naar die mate groeit de verleiding om ook zelf iets te doen. Een bijdrage, een noodzakelijkheid, ter bespoediging.
Een joods man, gevraagd naar de komst van Mashiach, antwoordde: Iedere dag dat Hij niet komt, is als een gat in je dak. Maar dat is niet erg, want zo zie je Hem beter komen.
Tekst afkomstig van
http://www.wapenveldonline.nl