Hegger schrijft een open brief aan Kuitert.
Geplaatst: 25 okt 2006, 08:50
Trouw schrijft vandaag:
Hoe kun je in de kerk blijven zonder te moeten geloven wat je niet meer kunt geloven? Niet door oprecht te veinzen, zei de theoloog Harry Kuitert vorige week, maar door oprecht te vechten.
De voormalige rk priester, en huidige dominee Herman Hegger reageert met een open brief: ,,Jij wordt in november 82, ik ben in februari de 90 gepasseerd; wij staan dus beiden dicht bij de eeuwigheid. Ben jij er absoluut zeker van dat je straks niet komt te staan tegenover een Rechter die jou ter verantwoording roept: „Harry, heb Ik jou daarvoor in het leven geroepen om Mij, jouw Schepper, te loochenen?”
Beste Harry,
Ik heb altijd respect gehad voor je consequente en daarom eerlijke denken en handelen. Volgens jou moet je, als je rationeel wilt denken, tot de conclusie komen dat alle spreken over God niet van Boven, maar van beneden komt. Ik geef volmondig toe: je hebt daarin gelijk. Er zijn nog al wat theologen die evenzeer als jij enkel op hun rationele denken steunen, maar jou niet durven volgen tot in de uiterste consequentie daarvan.
Toch meen ik dat je nog niet consequent genoeg bent. Ik ben dat wel geweest. Ik heb vroeger als rk priester die weg van het louter steunen op mijn redeneervermogen tot aan het bittere einde bewandeld en belandde toen in het pure agnosticisme. Aan het einde van dat denkproces dat vijf jaar duurde, moest ik twijfelen aan alles, ik kon niet anders, wilde ik consequent blijven en mezelf eerlijk in de ogen kunnen zien.
In die tijd doceerde ik filosofie aan een grootseminarie in Brazilië. Ik werd toen innerlijk uit elkaar gereten. Ik was ervan overtuigd geraakt dat ik de rk overtuiging voorgoed kwijt was. Ik stond toen voor de keuze: ofwel gedurende mijn verdere leven blijven huichelen en een overtuiging voorwenden die ik niet meer bezat, ofwel mijn kerk verlaten, maar daar zag ik vreselijk tegen op. Ik had altijd van die kerk gehouden (en houd nog van haar). Daarom dacht ik: ik kan nooit de moed opbrengen om mij van haar los te scheuren. Maar door een ingrijpen van Boven is dat er toch van gekomen.
Eén van de redenen die mij ertoe gebracht hebben om opnieuw in God als de Levende te geloven, was het inzicht dat ons verstand twee mogelijkheden heeft: de mogelijkheid om te redeneren, én de mogelijkheid om iets te schouwen. De brief aan de Hebreeën zegt bijvoorbeeld: „Maar wij zien Jezus”. Wij beschikken over een verstand als redeneervermogen én over een het intuïtief verstand.
De diepgelovige filosoof en wiskundige René Pascal, zei ooit: „Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent”. Hij gebruikt hier het woord ’hart’ in de Bijbelse betekenis, dus als het intuïtieve verstand, het kenvermogen dat tevens de zetel is van het religieuze geloof. Ik heb de indruk dat jij de mogelijkheid van een intuïtief verstandelijk kenvermogen uitsluit. Als iemand dat principieel uitsluit, sluit hij zich daardoor af voor de mogelijkheid van een ingrijpen van Boven, dus voor geloof. En dan voltrekt zich aan hem wat een wijze uit het oosten ooit gezegd heeft: „De mensen van het Avondland voeden hun hersens, maar hun ziel sterft van de honger.”
Misschien is je argument voor die afsluiting: zo’n werking van het intuïtieve verstand is per definitie onbetrouwbaar, omdat het niet op controleerbare rationele gronden kan berusten en dus enkel kan stoelen op het gevoel, de emotie, het sentiment. Ik kan begrijpen dat je daarvoor beducht bent.
Ik heb ook altijd rekening gehouden met de mogelijkheid dat ik mezelf aan het bedotten ben en dat mijn geloof enkel een wensdroom zou zijn. In mijn boek ’Afdalen in je ziel’ (2006) heb ik beschreven hoe ik gedurende 63 jaar gemiddeld twee à drie uur per dag gedaan heb aan het rondneuzen in mijn onderbewuste zielenleven. Onverbiddelijk heb ik alles waarvoor ik mij geneerde of waarvoor ik bang was naar boven gehaald, naar mijn bewustzijn, om daar die onderbewuste conflicten te analyseren en op te lossen. Ik weet daardoor zeker dat mijn onderbewustzijn alle kans is ontnomen om mij bij de neus te nemen.
Wanneer nu nog de twijfel aan het Godsbestaan zich presenteert aan mijn redenerend verstand, bekijk ik die heel rustig en schakel daarna mijn intuïtieve verstand in. Dan glijd ik binnen in diepten waartoe mijn redenerend verstand geen enkele toegang heeft. Dan zie ik God in mij en tegelijk buiten mij.
In dat aller intiemste contact zie ik dat Hij mij ziet. Dan zink ik weg in de eeuwige regionen waar Hij woont. Dan weet ik dat Hij er is, en er is voor mij, met een zekerheid die zelfs mijn intuïtieve denken lijkt te overstijgen. Dan weet ik mij in Hem onuitsprekelijk gelukkig.
Beste Harry, jij hebt blijkbaar toch nog één zekerheid over willen houden: dat alles wat van het zogenaamde Boven komt, uitsluitend van beneden komt? Maar hoe weet jij dat zo zeker? Zie jij nergens een argument tegen deze stelling van jou? Of wil je die niet zien? Ben je bang dat je dan jouw misschien laatste zekerheid verliest? Durf je het niet aan om te moeten erkennen dat je ook dat niet zeker weet en dat jou dus niets anders overblijft dan de consequente, absolute, radicale (en dus ook kale) twijfel aan alles?
Waarom vecht jij bijna hartstochtelijk om gelovigen ertoe te brengen niet langer in deze God te geloven? Wat schieten zij ermee op wanneer jij hun die innerlijke vrede en vreugde hebt ontnomen? Denk jij echt dat ze daardoor gelukkiger zullen worden? Waarom kun je hen niet met rust laten? Zelfs als ze zich – en ik verplaats me nu even in jouw standpunt – zouden hebben vergist, wat dan nog? Lees eens de geschriften van de grote rk vromen zoals Ruusbroec, Tauler, Johannes van het Kruis, Theresia van Avila, Elisabeth Catez. Probeer je dan eens in te leven in het diepe geluk waarin zij geleefd hebben. Misschien zul je dan bemerken dat er blijkbaar werelden zijn waarvan jij zelfs geen vermoeden hebt. Misschien word je dan toch wat minder zeker van jezelf.
Wat drijft jou? Wil jij de radelozen beroven van hun „wonderbare Raadsman”, de zwakken wegrukken van hun „sterke God”, de kinderen hun „eeuwige Vader” ontnemen zodat ze verweesd achterblijven, het „Kind dat ons gegeven is” en wiens „vreugde het was en is om te spelen met de mensenkinderen”, terugsturen naar „den beginne, eer de aarde bestond”?
Wil je de wanhopigen losscheuren van hun enige en laatste Hoop? Wil je de geestelijke zwervers opsluiten in rationalistische asielcentra om daar te verkommeren? Velen gingen jarenlang gebukt onder soms folterende zelfaanklacht. Christus had hen daarvan bevrijd. Wil jij deze zware lasten van hun schuldbesef en hun wroeging opnieuw op hun gewetens gaan stapelen?
Wil je ons het zicht benemen op een „God die straks bij de mensen zal wonen en alle tranen van hun ogen zal wissen”? Is het jouw bedoeling dat je het enige Doel en de enige Zin van ons leven bij ons vandaan wilt schieten met het kanon van je redeneervermogen, zodat we enkel nog wat doelloos op deze grote wereld kunnen ronddolen?
Christus heeft volgens de Brief aan de Efeziërs de muur die er was tussen Joden en niet-Joden afgebroken. Hij biedt zichzelf aan als de levende Vrede die hen bij elkaar kan en wil brengen. Wil jij deze Vredevorst tot een hersensschim terugbrengen en laten verdampen, Hem reduceren tot een zeepbel waarin je maar even met je ratio hoeft te prikken, en dan spat die uit elkaar?
Jij wordt in november 82, ik ben in februari de 90 gepasseerd; wij staan dus beiden dicht bij de eeuwigheid. Ben jij er absoluut zeker van dat je straks niet komt te staan tegenover een Rechter die jou ter verantwoording roept: „Harry, heb Ik jou daarvoor in het leven geroepen om Mij, jouw Schepper, te loochenen? Jij hebt je erin verlustigd, als jij door jouw geschriften steeds meer atheïsten hebt gecreëerd. Ga nu, samen met al die goddelozen die je verwekt hebt, van Mij weg tot in de diepe en duistere eeuwigheid”?
Tot slot: ik ken je voldoende uit je geschriften, zodat ik er zeker van ben dat je niet boos op mij zult zijn vanwege mijn vrijmoedigheid in het stellen van mijn op jou persoonlijk afgevuurde vragen.
Met vriendelijke groet,
Herman Hegger.
Hoe kun je in de kerk blijven zonder te moeten geloven wat je niet meer kunt geloven? Niet door oprecht te veinzen, zei de theoloog Harry Kuitert vorige week, maar door oprecht te vechten.
De voormalige rk priester, en huidige dominee Herman Hegger reageert met een open brief: ,,Jij wordt in november 82, ik ben in februari de 90 gepasseerd; wij staan dus beiden dicht bij de eeuwigheid. Ben jij er absoluut zeker van dat je straks niet komt te staan tegenover een Rechter die jou ter verantwoording roept: „Harry, heb Ik jou daarvoor in het leven geroepen om Mij, jouw Schepper, te loochenen?”
Beste Harry,
Ik heb altijd respect gehad voor je consequente en daarom eerlijke denken en handelen. Volgens jou moet je, als je rationeel wilt denken, tot de conclusie komen dat alle spreken over God niet van Boven, maar van beneden komt. Ik geef volmondig toe: je hebt daarin gelijk. Er zijn nog al wat theologen die evenzeer als jij enkel op hun rationele denken steunen, maar jou niet durven volgen tot in de uiterste consequentie daarvan.
Toch meen ik dat je nog niet consequent genoeg bent. Ik ben dat wel geweest. Ik heb vroeger als rk priester die weg van het louter steunen op mijn redeneervermogen tot aan het bittere einde bewandeld en belandde toen in het pure agnosticisme. Aan het einde van dat denkproces dat vijf jaar duurde, moest ik twijfelen aan alles, ik kon niet anders, wilde ik consequent blijven en mezelf eerlijk in de ogen kunnen zien.
In die tijd doceerde ik filosofie aan een grootseminarie in Brazilië. Ik werd toen innerlijk uit elkaar gereten. Ik was ervan overtuigd geraakt dat ik de rk overtuiging voorgoed kwijt was. Ik stond toen voor de keuze: ofwel gedurende mijn verdere leven blijven huichelen en een overtuiging voorwenden die ik niet meer bezat, ofwel mijn kerk verlaten, maar daar zag ik vreselijk tegen op. Ik had altijd van die kerk gehouden (en houd nog van haar). Daarom dacht ik: ik kan nooit de moed opbrengen om mij van haar los te scheuren. Maar door een ingrijpen van Boven is dat er toch van gekomen.
Eén van de redenen die mij ertoe gebracht hebben om opnieuw in God als de Levende te geloven, was het inzicht dat ons verstand twee mogelijkheden heeft: de mogelijkheid om te redeneren, én de mogelijkheid om iets te schouwen. De brief aan de Hebreeën zegt bijvoorbeeld: „Maar wij zien Jezus”. Wij beschikken over een verstand als redeneervermogen én over een het intuïtief verstand.
De diepgelovige filosoof en wiskundige René Pascal, zei ooit: „Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent”. Hij gebruikt hier het woord ’hart’ in de Bijbelse betekenis, dus als het intuïtieve verstand, het kenvermogen dat tevens de zetel is van het religieuze geloof. Ik heb de indruk dat jij de mogelijkheid van een intuïtief verstandelijk kenvermogen uitsluit. Als iemand dat principieel uitsluit, sluit hij zich daardoor af voor de mogelijkheid van een ingrijpen van Boven, dus voor geloof. En dan voltrekt zich aan hem wat een wijze uit het oosten ooit gezegd heeft: „De mensen van het Avondland voeden hun hersens, maar hun ziel sterft van de honger.”
Misschien is je argument voor die afsluiting: zo’n werking van het intuïtieve verstand is per definitie onbetrouwbaar, omdat het niet op controleerbare rationele gronden kan berusten en dus enkel kan stoelen op het gevoel, de emotie, het sentiment. Ik kan begrijpen dat je daarvoor beducht bent.
Ik heb ook altijd rekening gehouden met de mogelijkheid dat ik mezelf aan het bedotten ben en dat mijn geloof enkel een wensdroom zou zijn. In mijn boek ’Afdalen in je ziel’ (2006) heb ik beschreven hoe ik gedurende 63 jaar gemiddeld twee à drie uur per dag gedaan heb aan het rondneuzen in mijn onderbewuste zielenleven. Onverbiddelijk heb ik alles waarvoor ik mij geneerde of waarvoor ik bang was naar boven gehaald, naar mijn bewustzijn, om daar die onderbewuste conflicten te analyseren en op te lossen. Ik weet daardoor zeker dat mijn onderbewustzijn alle kans is ontnomen om mij bij de neus te nemen.
Wanneer nu nog de twijfel aan het Godsbestaan zich presenteert aan mijn redenerend verstand, bekijk ik die heel rustig en schakel daarna mijn intuïtieve verstand in. Dan glijd ik binnen in diepten waartoe mijn redenerend verstand geen enkele toegang heeft. Dan zie ik God in mij en tegelijk buiten mij.
In dat aller intiemste contact zie ik dat Hij mij ziet. Dan zink ik weg in de eeuwige regionen waar Hij woont. Dan weet ik dat Hij er is, en er is voor mij, met een zekerheid die zelfs mijn intuïtieve denken lijkt te overstijgen. Dan weet ik mij in Hem onuitsprekelijk gelukkig.
Beste Harry, jij hebt blijkbaar toch nog één zekerheid over willen houden: dat alles wat van het zogenaamde Boven komt, uitsluitend van beneden komt? Maar hoe weet jij dat zo zeker? Zie jij nergens een argument tegen deze stelling van jou? Of wil je die niet zien? Ben je bang dat je dan jouw misschien laatste zekerheid verliest? Durf je het niet aan om te moeten erkennen dat je ook dat niet zeker weet en dat jou dus niets anders overblijft dan de consequente, absolute, radicale (en dus ook kale) twijfel aan alles?
Waarom vecht jij bijna hartstochtelijk om gelovigen ertoe te brengen niet langer in deze God te geloven? Wat schieten zij ermee op wanneer jij hun die innerlijke vrede en vreugde hebt ontnomen? Denk jij echt dat ze daardoor gelukkiger zullen worden? Waarom kun je hen niet met rust laten? Zelfs als ze zich – en ik verplaats me nu even in jouw standpunt – zouden hebben vergist, wat dan nog? Lees eens de geschriften van de grote rk vromen zoals Ruusbroec, Tauler, Johannes van het Kruis, Theresia van Avila, Elisabeth Catez. Probeer je dan eens in te leven in het diepe geluk waarin zij geleefd hebben. Misschien zul je dan bemerken dat er blijkbaar werelden zijn waarvan jij zelfs geen vermoeden hebt. Misschien word je dan toch wat minder zeker van jezelf.
Wat drijft jou? Wil jij de radelozen beroven van hun „wonderbare Raadsman”, de zwakken wegrukken van hun „sterke God”, de kinderen hun „eeuwige Vader” ontnemen zodat ze verweesd achterblijven, het „Kind dat ons gegeven is” en wiens „vreugde het was en is om te spelen met de mensenkinderen”, terugsturen naar „den beginne, eer de aarde bestond”?
Wil je de wanhopigen losscheuren van hun enige en laatste Hoop? Wil je de geestelijke zwervers opsluiten in rationalistische asielcentra om daar te verkommeren? Velen gingen jarenlang gebukt onder soms folterende zelfaanklacht. Christus had hen daarvan bevrijd. Wil jij deze zware lasten van hun schuldbesef en hun wroeging opnieuw op hun gewetens gaan stapelen?
Wil je ons het zicht benemen op een „God die straks bij de mensen zal wonen en alle tranen van hun ogen zal wissen”? Is het jouw bedoeling dat je het enige Doel en de enige Zin van ons leven bij ons vandaan wilt schieten met het kanon van je redeneervermogen, zodat we enkel nog wat doelloos op deze grote wereld kunnen ronddolen?
Christus heeft volgens de Brief aan de Efeziërs de muur die er was tussen Joden en niet-Joden afgebroken. Hij biedt zichzelf aan als de levende Vrede die hen bij elkaar kan en wil brengen. Wil jij deze Vredevorst tot een hersensschim terugbrengen en laten verdampen, Hem reduceren tot een zeepbel waarin je maar even met je ratio hoeft te prikken, en dan spat die uit elkaar?
Jij wordt in november 82, ik ben in februari de 90 gepasseerd; wij staan dus beiden dicht bij de eeuwigheid. Ben jij er absoluut zeker van dat je straks niet komt te staan tegenover een Rechter die jou ter verantwoording roept: „Harry, heb Ik jou daarvoor in het leven geroepen om Mij, jouw Schepper, te loochenen? Jij hebt je erin verlustigd, als jij door jouw geschriften steeds meer atheïsten hebt gecreëerd. Ga nu, samen met al die goddelozen die je verwekt hebt, van Mij weg tot in de diepe en duistere eeuwigheid”?
Tot slot: ik ken je voldoende uit je geschriften, zodat ik er zeker van ben dat je niet boos op mij zult zijn vanwege mijn vrijmoedigheid in het stellen van mijn op jou persoonlijk afgevuurde vragen.
Met vriendelijke groet,
Herman Hegger.