Pagina 1 van 2

Nam Judas deel aan het avondmaal ?

Geplaatst: 10 mar 2006, 07:49
door mayflower
Klopt de chronologische volgorde die gebeuren bij de viering en instelling van het laatste avondmaal ?

1) Jezus stuurt 2 discipelen vooruit voor het klaar maken van het Pascha in de bovenzaal
2) Jezus wast de voeten van de apostelen incl. die van Judas
3) Jezus wijst Judas aan als verrader door het aanreieken van stuk brood
4) Judas gaat weg
5) Instelling van het avondmaal
6) Twist wie de grootste zal zijn.

Ik stel deze vraag om dat er van mening word verschilt als Juad wel of niet deel nam aan het avondmaal ? Toen de Here Jezus Christus d.m.v het brood Juad aanwees aan verrader,was dat tijdens een gewone maaltijd (dus vooraf aan het avondmaal) of was dat het avondmaal zelf ?

Geplaatst: 10 mar 2006, 08:13
door refo
14 En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem.
15 En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde;
16 Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.
17 En als Hij een drinkbeker genomen had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt hem onder ulieden.
18 Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken zal van de vrucht des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn.
19 En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
20 Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt.
21 Doch ziet, de hand desgenen, die Mij verraadt, is met Mij aan de tafel.
22 En de Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch wee dien mens, door welken Hij verraden wordt!
23 En zij begonnen onder elkander te vragen, wie van hen het toch mocht zijn, die dat doen zou.

Geplaatst: 10 mar 2006, 09:00
door parsifal
als goede refo:

De goddeloze ontvangt wel het Sacrament tot zijn verdoemenis, maar hij ontvangt niet de waarheid des Sacraments; gelijk als Judas en Simon de tovenaar beiden wel het Sacrament ontvingen, maar niet Christus, Die daardoor betekend wordt, Welke den gelovigen alleen medegedeeld wordt.

Art 35 van de NGB

Geplaatst: 04 apr 2006, 11:29
door Robert
Daar komt bij: al de discipelen namen onvoorbereid deel aan het avondmaal. (beter: de 'maaltijd van de Heere') en maakte daarvoor ruzie over wie de grootste zou zijn in het koninkrijk.

Het avondmaal is niet voor zondelozen.
Het is voor mensen die Jezus nodig hebben.

Geplaatst: 04 apr 2006, 12:30
door Marnix
Inderdaad. En Paulus geeft ook wel aan dat zelfbeproeving belangrijk is. Dat sluit een beetje aan bij wat Parsifal zegt: Wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel als hij het olichaam niet onderscheid.

Nou wil dat niet zeggen dat je mensen die openlijk in zonde leven maar moet toelaten onder het kader van zelfbeproeving en eigen verantwoordelijkheid, maar we zouden daardoor wel wat minder verkrampt kunnen omgaan op het gebied van gasten aan de maaltijd van de Heer.

Geplaatst: 04 apr 2006, 22:51
door ndonselaar
Je moet voor de aardigheid eens een aantal synoptische vergelijkingen van de Evangeliën lezen. Als ik me niet vergis gaat dr. Fahner er in zijn vergelijking van uit dat Judas niét heeft deelgenomen aan het Avondmaal. Anderen weer wel. Zelf hecht ik ontzettend veel waarde aan het evangelie van Lukas.

Geplaatst: 05 apr 2006, 11:46
door Robert
Als Paulus zegt dat je jezelf een oordeel kunt eten en drinken heeft hij het over het op een onwaardige wijze eten en drinken. Niet over het onwaardig ZIJN, en toch eten en drinken.

De corinthiers werden dronken tijdens het avondmaal, de rijkeren kregen meer, hadden een betere positie, etc.
Kortom, ze gebruikten het avondmaal op een onwaardige wijze.

Onwaardig zijn we allemaal. Het avondmaal is voor onwaardige mensen. Wie waardig in zichzelf is heeft het avondmaal niet nodig. Wie ziek is heeft geen dokter nodig.

Geplaatst: 05 apr 2006, 19:55
door ndonselaar
Robert schreef:Als Paulus zegt dat je jezelf een oordeel kunt eten en drinken heeft hij het over het op een onwaardige wijze eten en drinken. Niet over het onwaardig ZIJN, en toch eten en drinken.

De corinthiers werden dronken tijdens het avondmaal, de rijkeren kregen meer, hadden een betere positie, etc.
Kortom, ze gebruikten het avondmaal op een onwaardige wijze.

Onwaardig zijn we allemaal. Het avondmaal is voor onwaardige mensen. Wie waardig in zichzelf is heeft het avondmaal niet nodig. Wie ziek is heeft geen dokter nodig.
Zou de houding van Paulus tov het Avondmaal ook niet te maken hebben met de gemeente van toen?

Geplaatst: 05 apr 2006, 20:16
door Unionist
Wat bedoel je precies, Niek?

Geplaatst: 05 apr 2006, 21:44
door Erasmiaan
Robert schreef:Wie ziek is heeft geen dokter nodig.
Volgens mij juist wel toch?

Geplaatst: 05 apr 2006, 23:13
door ndonselaar
Unionist schreef:Wat bedoel je precies, Niek?
Zelf denk ik dat Paulus de gehele gemeente zag als de gemeente des HEEREN. Natuurlijk zag hij ook wat er niet deugde. Daarom riep hij de gemeente van Korinthe ook op tot het zuiver houden van het sacrament.

In onze tijd wordt de gemeente gezien als de kerk met een kleine 'k' met daarin opgesloten de Kerk. Of anders gesproken, de onzichtbare en zichtbare kerk.

Zelf denk ik dat we spanning moeten laten staan, wel ben ik me ervan bewust dat dit ook te maken heeft met de visie op de doop, belijdenis des geloofs, etc.

Geplaatst: 05 apr 2006, 23:48
door memento
Well, wat is 'deelnemen aan het avondmaal'? Het heilig avondmaal is een sacrament. Niet vanwege het brood en de wijn, want daar is niets bijzonders mee. Niet vanwege de plaats waar het gehouden wordt, of vanwege de uitgesproken woorden/zegeningen. Nee, het is een sacrament omdat de gelovigen daar door het teken van wijn en brood mogen zien op Jezus, en gemeenschap met Hem hebben mogen.

En dat is nu juist wat de ongelovige niet kan hebben. Hij kan de wijn drinken, en denken aan Jezus' bloed. Hij kan het brood eten, en denken aan Jezus verbroken lichaam. Echter, hij kan niet meer zien dan het teken, hij verstaat niet wat Christus offer nu echt inhield. Hij kan niet opklimmen tot die geestelijke gemeenschap met Christus.

Hiervoor wordt ook gewaarschuwd, met de woorden uit 1Corinthe 11:29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.

Geplaatst: 06 apr 2006, 08:12
door Unionist
DIe laatste tekst wijst niet op onwaardig zijn, maar onwaardig doen. Onwaardiglijk is een bijwoordelijke bepaling bij "eet en drinkt" en geen bijvoeglijke bepaling bij "wie". Anders had er geen "~lijk"achter hoeven staan.

Geplaatst: 06 apr 2006, 09:23
door Johannes 3:16
Bron: http://www.gereformeerdgezind.nl

Avondmaalsgang en avondmaalsmijding

AUTEUR: Dr. G. van den Brink, Woerden

Inleiding
Bij velen leven er nogal wat vragen rondom de deelname aan het Heilig Avondmaal. Gaan er in de gemeente niet veel te veel mensen aan? Kan dat zomaar? Of juist de omgekeerde vraag: zijn het er niet veel te weinig die deelnemen, blijven er niet schrikbarend veel mensen weg? Dat zijn dan nog vragen van algemene aard, over wat `men' doet. Er zijn er ook die met persoonlijker vragen worstelen. Mag ik zelf deelnemen? En hoe weet ik dat? Soms kan ineens de vraag je bespringen: Doe ik er wel goed aan nog langer af te blijven, doe ik daar de Heere geen verdriet mee? Maar hoe krijg ik daar zekerheid over? Of nog weer anders: Stel dat je wel regelmatig mocht aangaan. Zijn er dan ook omstandigheden waarin het niet kan en moet? Als je bijv. vol zit met verdriet of boosheid, kan het dan? Of als er grote onenigheid is in de gemeente? Ook al kun je er zelf niets aan die dingen doen, doe je dan toch niet net of er niets aan de hand is door `gewoon' aan te gaan?

Zo zijn er vragen van allerlei aard. Het is hier niet de bedoeling ze allemaal afzonderlijk te bespreken. Wel staat vast, dat al onze vragen alleen maar goed beantwoord kunnen worden wanneer we zicht hebben op `waartoe ons de Heere Christus het Avondmaal heeft ingesteld'. Daarom beginnen we bij het begin, en gaan we eerst kijken naar enkele bijbelse gegevens over het Avondmaal. Daarna volgt een rondgang in vogelvlucht door de kerkgeschiedenis, omdat het goed is te weten hoe het in het verleden toegegaan is rondom avondmaalsgang en avondmaalsmijding. In het verleden ligt immers het heden. Afrondend stellen we dan in de derde plaats de vraag, hoe we vandaag hebben om te gaan met avondmaalsschroom en avondmaalsmijding.

1. Het Avondmaal in het Nieuwe Testament
In al ons spreken over het Avondmaal moeten wij bij Christus inzetten. Het Avondmaal is `de maaltijd des Heeren', d.w.z. het is door Hem ingesteld, en Hijzelf staat daarin centraal. Wat er gebeurt aan het Avondmaal is een zichtbare samenvatting van Zijn werk. Alle elementen die bij het Avondmaal een rol spelen, brood en wijn etc., moeten we niet op zichzelf beschouwen maar voortdurend in relatie zien tot de levende Christus. Hij is de eigenlijke Gastheer, Hij deelt via de hand van de dienaar brood en wijn uit, als de tekenen én zegelen van Zijn gebroken lichaam en vergoten bloed.

Viermaal beschrijft het NT ons, hoe Jezus het Avondmaal heeft ingesteld: in Mt., Mk., Luk. en 1 Kor. Paulus legt er in 1 Kor.11 sterk de nadruk op dat Hij doorgeeft wat hem zelf door de Heere is overgeleverd. Dat doorgeven was in de Joodse wereld van die tijd niet maar een verder vertellen waarbij ieder er van kon maken wat hij wilde. Het was veeleer een betrouwbaar doorgeven van wat eenmaal was gezegd en gebeurd.

Gedachtenis
Zodoende is duidelijk, dat het Avondmaal is ingesteld tijdens het Pascha. Het was Christus' bijzondere wens, om voor Zijn heengaan nog eenmaal deze joodse gedachtenismaaltijd ter herinnering aan de verlossing uit Egypte te vieren. Tijdens deze paasmaaltijd neemt Hij op een bepaald moment het brood en geeft hij de paasmaaltijd een nieuwe inhoud: `dit is het Nieuwe Verbond in Mijn bloed'; `Doet dat tot Mijn gedachtenis'. Iemand heeft eens gezegd: `Mijn' is in deze zinnen het meest schokkende woordje. Want daarmee stelt Christus in de paasmaaltijd Zijn eigen werk centraal. Hij is Degene die door Zijn dood een zo omvattende verlossing bewerkt, dat de verlossing uit Egypte daar nog maar een schaduw van was.

Je zou zelfs kunnen zeggen: álles wat het OT aan verlossing en redding kende, wordt vervuld en vindt z'n climax, in Christus' verlossingswerk. Dat heeft Hij n het Avondmaal zichtbaar willen maken. Niet slechts de tekenen van brood en wijn, maar heel het gebéúren van het Avondmaal (dus ook het géven van brood en wijn door de dienaar, en het ontvangen ervan met je eigen hand) vormt een zichtbare verkondiging van de reddende betekenis van Christus' lijden en dood: `Zo dikwijls als ge van het brood eet en van de beker drinkt, zo verkondigt gij de dood des Heeren totdat Hij komt'. De bedoeling is hier waarschijnlijk niet een opdracht aan te geven (`zo moet gij de dood des Heeren verkondigen'), maar een feit: dóór dat te doen verkondigt ge dood des Heeren, en belijdt ge daarin uw redding te zoeken.

Het Avondmaal wijst ons dus enerzijds terug naar het verzoeningswerk van Christus. Dat is de eerste en meest centrale lijn: `Doet dat tot Mijn gedachtenis.'

Verwachting
Behalve de lijn naar het verleden, is er echter in de tweede plaats ook een lijn naar de toekomst. Christus Zelf trok die lijn al tijdens de instellingsmaaltijd: `Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot op die dag, waarop Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders' (Luk.22: 18). Dan kijkt Hij dus vooruit, en wat zag Hij ernaar uit! Precies hetzelfde lezen we bij Paulus, wanneer die zegt: `Zo dikwijls als gij van dit brood eet en van deze drinkbeker drinkt, zo verkondigt gij de dood des Heeren, totdat Hij komt'. Het Avondmaal heeft iets in zich van een voorsmaak van de eeuwige toekomst die zal aanbreken bij Christus' wederkomst. Het is een voorafschaduwing van `het grote Avondmaal van de bruiloft des Lams' (Openb.19:9).

Het Avondmaal is behalve een gedachtenismaaltijd dus ook een verwachtingsmaaltijd. Niet alleen de ernst van Goede Vrijdag, ook de vreugde van Pasen en het verlangen naar de wederkomst stempelen het, en we mogen dan ook met recht spreken over een `viering' van het Heilig Avondmaal. Iets van de vreugde van de toekomst mag immers nu al gesmaakt worden. We moeten bij alle rijkdom van ons prachtige klassieke Avondmaalsformulier eerlijk toegeven, dat dit toekomstgerichte aspect wat minder uit de verf komt (al is het gelukkig zeker niet geheel afwezig).

Gemeenschap
In de derde plaats loopt er vanuit het Avondmaal echter ook een lijn naar het heden, d.w.z. naar de gemeenschap van mensen met wie het Avondmaal gehouden wordt. Het Avondmaal is behalve gedachtenis- en verwachtingsmaaltijd ook een gemeenschapsmaaltijd. Zoals alle discipelen eraan deelnamen (wellicht zelfs Judas...), zo namen in de eerste tijd in principe ook alle volwassen gemeenteleden eraan deel. We lezen in elk geval niets over christenen die niet deelnamen. Viering van het Avondmaal is dus enerzijds een persoonlijke zaak, waarbij ieder een persoonlijke verantwoordelijkheid heeft; anderzijds is wel degelijk de gemeente als geheel erbij betrokken. Men hield niet zo thuis voor zichzelf Avondmaal of met een paar vrienden, nee met de geméénte! Het is de geméénte die de dood des Heeren verkondigt door het Avondmaal te vieren (niet voor niets zíngen we aan elke tafel), en die zich zo oefent en sterkt in het geloof.

Wat ging er mis in Korinthe?
Nu bestaan er in de gemeente van Korinthe echter juist als het gaat om het gemeenschapskarakter van het Avondmaal bepaalde misstanden. En daar staan we even bij stil, niet alleen omdat Paulus dat doet, maar ook omdat we hiermee bij de wortels van de Avondmaalsmijding (en dus bij ons onderwerp) zijn. Wat was er nl. in Korinthe aan de hand? Om dat te zien moeten we 1 Kor. 11:17-34 lezen. (Doet u dat eventueel voordat u verder leest). Dan blijkt dat het inderdaad vastzat op dat derde aspect, dat gemeenschapsaspect.

Je had nl. enkele rijken maar vooral ook veel armen in de gemeente (vgl. 1:26: `niet vele edelen...'). Tot de armen zullen vermoedelijk nogal wat slaven behoord hebben. Zij moesten werken totdat hun baas hen vrijaf gaf om naar de gemeente te gaan. De rijken konden daar uiteraard al eerder komen. Nu was het zo, dat aan de viering van het Avondmaal altijd een gewone maaltijd voorafging (zie vs.21; wij vinden dat misschien wat vreemd, maar Paulus keurt dit op zichzelf niet af). Voor deze maaltijden bracht ieder eigen voedsel mee, zoveel als men kon missen. Welnu, de armen waren bij deze liefdemaaltijden noodgedwongen vaak de laatkomers. En de rijken begonnen dan vast te eten. Het gevolg was dat de rijken hun buik al rond gegeten hadden als de armen eindelijk binnenkwamen, en dat er voor de armen dan hoegenaamd niets meer over was. Vervolgens werd dan het Avondmaal gevierd, en daarbij was dus de één (nl. de rijke) bijna dronken, de ander (de arme) hongerig (vs.21).

Wij kijken hier vreemd van op, maar we moeten ons realiseren dat dit grote onderscheid tussen rijken en armen in die wereld normaal was (trouwens, tot voor kort was dat bij ons ook nog zo: de rijken huurden de mooiste plaatsen in de kerk!). Wat men echter vergat, was dat het werk van Christus ook gevolgen heeft voor de onderlinge omgang met elkaar. Zoals jullie het doen kan het niet, zegt Paulus dan ook. Dat is - en dan gebruikt hij dus dat bekende om niet te zeggen `beruchte' woord - onwáárdig! Op zo'n manier, als je alleen aan jezelf denkt zonder te willen delen met de ander, vergrijp je je bij het Avondmaal aan het heilige. Want terwijl Christus zich volkomen gegeven heeft voor arme zondaren, weiger je om zelf ook maar iets wat van jezelf is te geven aan de armen. U zegt wel dat u uit Christus wilt leven, maar u ziet elkaar niet eens staan! Dat vloekt met elkaar. Wie zó Avondmaal viert, die eet en drinkt zichzelf een oordeel (vs. 29). Want hij onderscheidt het `lichaam des Heeren' niet. Met `lichaam des Heeren' wordt hier, gezien het verband in 1 Kor., niet zozeer het Avondmaalsbrood alswel de geméénte als lichaam van Christus bedoelt (vgl. 1 Kor.10:17, 12:27 etc.)!

En waar moeten we aan moeten denken bij het jezelf een `oordeel' eten en drinken, dat zegt Paulus er ook bij, meteen in het vers dat erop volgt (vs.30): Dachten jullie soms dat het toeval was dat er de laatste tijd in jullie gemeente zoveel zieken en stervenden zijn? Geleid door de Geest ziet Paulus het ziek-zijn en overlijden van nogal wat Korinthische gemeenteleden dus als een oordeel van God over de zondige wijze van Avondmaal vieren. Hoe erg dit ook geweest moet zijn, het is dus duidelijk dat het bij dit `oordeel' gaat om tijdelijke straffen, en niet om de eeuwige straf. Vandaar dat er ook staat `een oordeel', niet: `hét oordeel'.

Het is vanwege al deze misstanden die zich te Korinthe in de onderlinge verhoudingen rondom het Avondmaal voordeden, dat Paulus hen krachtig oproept tot zelfonderzoek: toets jezelf of je de rechte houding hebt tegenover je mede-Avondmaalgangers; bekéér je als dat nodig is, en kom dan en eet zó van het brood en drink uit de beker. Dat zelfonderzoek dat Paulus bedoelt kan dus eigenlijk nooit in een negatieve uitslag blijven steken. Nee, als die negatieve uitslag er is, dan moet er bekering volgen, zodat de einduitslag alsnog positief is: `Een ieder beproeve zichzelf' en dan zegt Paulus niet: `en bepale vervolgens zelf of hij al dan niet aankan', maar: `en ete alzó'. Dus bekering moet volgen, tot God en de mede-gemeenteleden, opdat het Avondmaal weer op waardige wijze gevierd kan worden, en Gods oordeel ophoudt.

Vandaar dat we vandaag de dag voorafgaande aan het Heilig Avondmaal nog altijd `censura morum' houden (letterlijk: toezicht op de `mores', d.w.z. op de levenspraktijk). Daarbij gaat het vooral om het herstel van scheve onderlinge verhoudingen in de gemeente voordat het Avondmaal gevierd wordt. Trouwens, ook de collecteschaal die op de Avondmaalstafel staat, heeft alles met de situatie in Korinthe te maken. Het betreft hier altijd een diaconale collecte, die dus bedoeld is om de armen niet te vergeten! Het beste is om van deze collecte niet vooraf, maar na afloop van het aanzitten gebruik te maken. Dan kan het akelige misverstand vermeden worden als zouden we voor het Avondmaal moeten betalen...

We vatten samen: de aangrijpende woorden `onwaardig eten en drinken' `zichzelf beproeven', `zich een oordeel eten en drinken' slaan alle op de misstanden in de onderlinge omgang die er waren in de Korinthische gemeente. Niet onze verhouding tot de Heere is hier dus in het geding, althans niet rechtstreeks, maar de gemeenschap onderling als gemeente. Hoe komt het dan toch, dat er in de loop van de tijd iets heel anders van gemaakt is? Daarvoor moeten we naar de geschiedenis kijken. (Ik maak daarbij dankbaar gebruik van een opstel van ds. W. van Gorsel, getiteld `Avondmaalsmijding', te vinden in: A.G. Knevel (red.), Het Heilig Avondmaal, Kampen 1990).

2. Avondmaalsgang en -mijding in de kerkgeschiedenis
Aanvankelijk viel het behoren tot de chr. gemeente zoals we zagen min of meer samen met de viering van het Heilig Avondmaal. Paulus hoefde nog niemand aan te sporen om het bevel van Christus te onderhouden; dat deed men te Korinthe en elders wel. Het ging hem slechts om de wijze waaróp.

Vroege Kerk en Middeleeuwen
In het jaar 380 wordt echter het christendom tot staatsgodsdienst verheven. Velen worden christen om oneigenlijke redenen, bijv. om hun baan veilig te stellen. Zij nemen echter zelden of nooit deel aan de sacramentsbediening, want ze voelen wel aan dat daarvoor oprechtheid vereist is. Er ontstaat nu een situatie, waarin je twee soorten christenen krijgt: een meelevende kern en grote rand daaromheen. Beide groepen bezoeken de kerkdiensten, maar vindt de viering van het sacrament plaats, dan verlaten velen de dienst. Dat werd hen ook zo gezegd. Denk aan het woord `mis', dat komt van `ite missa est', wat betekent: `gaat heen, de wegzending is er'. Vanaf deze tijd (de vroege Middeleeuwen) wordt Paulus' opdracht tot zelfonderzoek opgevat als een aansporing om voorafgaande aan de communie éérst te biecht te gaan. Ook dat werkte drempelverhogend. Wie niet gewoon was te biecht te gaan, werd immers niet geacht deel te nemen.

Dan komt daar in de loop van de ME nog een derde drempelverhogend aspect bij, dat buitengewoon schadelijk heeft gewerkt, en dat is de ontwikkeling van de zogeheten transsubstantiatieleer. Hoewel Augustinus deze ontwikkeling nog enige tijd wist tegen te houden door zijn gééstelijke benadering van het Avondmaal, zette zij zich toch door. In 1215 wordt het tijdens het 4e Lateraanse concilie zelfs officieel tot dogma verheven: het Avondmaalsbrood, zo zei men, verandert écht in het lichaam van Christus, de wijn letterlijk in Zijn bloed. Je ziet er niets van, maar dat is juist het wonder: het gebeurt wél! (Trouwens reeds in 4e eeuw vinden we hier de eerste sporen van: volgens Chrysostomus wordt de tong van degene die de wijn drinkt rood van het bloed...). Deze gedachte dat Avondmaalsbrood en -wijn op wonderlijke wijze tot een andere substantie worden maakte de huiver van het volk begrijpelijkerwijs heel groot. Men was bang zich te vergrijpen aan het heilige, aan datgene waarvan men dacht dat het létterlijk het lichaam en bloed van de Heere Jezus was! Priesters moesten hun parochianen dan ook aansporen om minstens één keer per jaar te `communiceren' (= deel te nemen).

Conclusie: Avondmaalsmijding is al heel oud! Het verschijnsel is niet pas opgekomen in de Nadere Reformatie, maar heeft diepe wortels in de Middeleeuwen en zelfs in de Vroege Kerk.

De tijd van de Reformatie
Dan komt de Reformatie, die ook op dit terrein alle scheefgroei wil rechtzetten door zich opnieuw te richten naar de Schrift. Sola Scriptura! Dan blijkt, dat we niet door enig werk van onszelf, maar alleen door het geloof in Christus' volbrachte werk de toegang verkrijgen tot de tafel des Heeren. Sola gratia, alleen door genade is de toegang geopend! Langs de weg van het geloof doet Christus ons delen in Zijn heil: niet dus door ons létterlijk Zijn genade via brood en wijn in te gieten, maar door met Zijn Geest in onze harten te werken en zo Zijn verlossing toe te passen. Wie in het gelóóf de tekenen van brood en wijn ontvangt, ontvangt daarin werkelijk Christus Zelf en Zijn verlossing. Zo vatten we - in de lijn van Calvijn - de woorden `dit is Mijn lichaam' en `dit is Mijn bloed' op. Brood en wijn geven ons door het geloof aandeel aan Hem, die Zichzelf voor ons gegeven heeft. Waarom anders, zegt Calvijn, dan om ons hiervan te verzekeren, zou de Heere u de tekenen uitreiken? In het Avondmaal wil Christus ons ervan verzekeren dat `al Zijn lijden en gehoorzaamheid zó zeker onze eigen is, als hadden wijzelf in eigen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan' (Heidelbergse Catechismus, zondag 29).

We zien in het verlengde van de Reformatie nu ook een Avondmaalspraktijk opkomen, die weer terugbuigt naar de eerste tijd van het christendom, dus waarbij in principe elk belijdend gemeentelid aan het Avondmaal deelneemt. Alleen wie onder tucht gesteld was (en dat gebeurde toen consequenter dan vandaag, nl. bij ieder die zich niet van openbare zonden wenste te bekeren), had geen toegang. De overigen werden aangespoord, en zelfs vermaand als ze niet deelnamen. De Koning van de Kerk had Zijn gemeente immers bevolen om het Avondmaal te vieren! Om deze reden wed in de tijd van de Reformatie het huisbezoek ingesteld. Vier keer per jaar, in de week van voorbereiding, deed in Genève de predikant vergezeld van een ouderling de ronde door zijn gemeente voor de `huisnodiging'. Alle lidmaten werden kort thuis bezocht om te vragen of er verhinderingen waren, en zo niet dan werden ze genodigd. U ziet: belijdenis des geloofs en viering van het Avondmaal vormden een haast onverbrekelijke eenheid. De reden waarom men geloofsbelijdenis deed, was vooral om toegelaten te worden tot het Heilig Avondmaal. Dat gebeurde in die tijd overigens doorgaans al op wat jongere leeftijd dan vandaag (maar men was dan ook al op jongere leeftijd psychisch volwassen).

Ik geef ter illustratie van deze nauwe band tussen belijdenis en Avondmaal een bekend citaat van Calvijn weer, uit de catechismus van Genève, vraag en antwoord 363:

Vraag: `Hoe zou men moeten oordelen over iemand die geen deel wenst te nemen aan het Heilig Avondmaal?
Antwoord: Men zou hem niet voor een christen mogen houden. Want door zó te doen weigert hij te belijden en verloochent hij als het ware zwijgend Jezus Christus.

Ik zou het niet durven zeggen op de preekstoel, maar Calvijn spreekt rechttoe rechtaan. Zijn woorden zijn niet voor tweerlei uitleg vatbaar! Calvijn geeft hiermee kort en bondig de visie van de Reformatie weer: héél de gemeente gedenkt en verkondigt de dood des Heeren aan het Avondmaal, tot haar heil.

Nederland
In ons land zien we dat deze lijn doorgetrokken wordt. De eerste synoden (Emden 1571, Middelburg 1581) stelden het aantal vieringen op zesmaal per jaar. De tussenliggende provinciale synode van Dordrecht (1574) bepaalde dat de predikant en ouderlingen vlijtig acht zouden nemen op wie de lidmaten der gemeente zijn en of zij elk `Nachtmaal communiceren'. Zo niet, dan moesten ze hen daarop aanspreken. Hielp dat niet, dan moeten de betrokkenen voor de kerkenraad ontboden en vermaand worden. De verachters moesten gewaarschuwd worden en gedreigd met Gods gericht. Als dit alles nog geen verbetering bracht, moest men met de classis beraadslagen. Het enige waar men uiterst voorzichtig mee wilde zijn, was de ban, d.w.z. afsnijding van de gemeente. Maar het is nu wel duidelijk waarom de opstellers van het Avondmaalsformulier in hun lijst van openbare zondaren ook de `verachters van de heilige sacramenten' hebben opgenomen! Ook latere synoden namen het niet aangaan aan het Avondmaal door belijdende leden hoog op. Er werd dus in de begintijd van de Reformatie voluit ernst gemaakt met de inzettingen van de Heere, ook met die van het Heilig Avondmaal.

In deze tijd is ook ons Avondmaalsformulier ontstaan, met haar liturgische vormgeving van de Avondmaalsviering, haar onderwijzende uiteenzetting van de betekenis ervan, én haar praktische aanwijzingen om te komen tot een góede viering ervan. Laatstgenoemd deel spitst zich vooral toe op de drie punten van het zelfonderzoek. Nodig om met zegen aan het Avondmaal te kunnen deelnemen zijn drie dingen, nl. berouw, geloof en dankbaarheid - met `geloof' als meest centrale en de twee andere als `bijkomende'. Wie echt gelooft, heeft immers ook berouw over z'n zonden, en is ook van zins om zich jegens God en z'n naaste dankbaar te bewijzen voor zijn behoud.

De Nadere Reformatie
Wat we nu echter in Nederland (en ook wel daarbuiten) zien gebeuren, is dat de sfeer in de kerk begint te veranderen. Onder invloed van de zogeheten `Nadere' Reformatie beginnen predikanten zich fel te keren tegen alle formalisme en automatisme in de kerk, en sterk aan te dringen op verdergaande heiliging van het leven. Luther en Calvijn hadden terecht de leer hervormd, zo stelde men, nu het léven nog! En men had geen ongelijk, want de kerk en de kroeg lagen dicht bij elkaar in die tijd.

In het verlengde hiervan werd nu ook de oppervlakkige Avondmaalsgang van velen onder kritiek gesteld. Ook dat was in veel gevallen volkomen terecht. Maar in plaats van dat men net als Paulus opriep tot bekering, gingen sommigen de band tussen geloofsbelijdenis en Avondmaal loslaten. Zo zegt de bekende Bernardus Smytegelt (1665-1739) in een catechismuspreek: `Wij hebben al dikwijls gezien dat de mensen meenden, als zij belijdenis gedaan hebben, dat ze dan aan het Avondmaal moeten gaan. Doch de belijdenis moet elk doen, maar elk mag niet ten Avondmaal gaan'. Precies het tegenovergestelde dus als wat we Calvijn hoorden zeggen!

Toch behoort deze uitspraak tot de uitzonderingen, ook in de tijd van de Nadere Reformatie. De meeste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie hebben de band tussen belijdenis en Avondmaal zonder meer vastgehouden. Het citaat van Smytegelt geeft dus niet de regel aan. De vader van de Nadere Reformatie bijv., Willem Teellinck (1597-1629), legde zonder meer grote nadruk op de noodzaak van een waardige voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Maar hij kon tegelijkertijd stellen, dat iemand die afwist van het Avondmaal en toch niet aanging, niet zalig werd! In zijn gedachtengang was het onmogelijk dat iemand met geestelijke dingen bezig was en niet het Avondmaal zou gebruiken. Dat zou voor hem net zoiets zijn als in onze situatie dat iemand wel de kerkdienst bijwoont maar z'n mond bewust dichthoudt tijdens het zingen. In Teellincks gemeente Middelburg namen dan ook in elk van de vier kerken vele honderden en soms wel 1000 mensen deel aan het Avondmaal.

De 18e en 19e eeuw
Toch gingen er naderhand dingen verschuiven in de praktijk van de Avondmaalsviering. Steeds sterker werd de nadruk op de noodzaak van een waardige voorbereiding. Steeds krachtiger klonk de oproep om vanuit de Avondmaalsviering het leven van alle dag te heiligen en het natuurlijke leven te versmaden en verlaten. Steeds meer fasen en stadia in het geestelijk leven werden onderscheiden, voorzien van meerdere kenmerken. We vinden dat bijv. in het bekende boek van een latere Middelburgse predikant, Petrus Immens, De Godvruchtige Avondmaalganger (1752), al vinden we ook bij Immens geen aanzet tot Avondmaalsmijding. Het gevolg van een en ander was intussen, dat de blik van de gemeente steeds meer naar binnen gericht raakte, in plaats van dat men zijn houvast bleef zoeken in Christus' offerande alleen.

Voeg daarbij het feit dat het in de 18e eeuw tot een algemene gewoonte werd om op een bepaalde leeftijd lidmaat te worden, waarbij daaraan in heel wat gemeenten slechts minimale eisen werden gesteld. Daardoor was bij velen een zeer vanzelfsprekende en oppervlakkige Avondmaalsviering ingeslopen. Ernstige predikers gingen daar steeds meer tegen waarschuwen, maar doorgaans met weinig resultaat. Want hoe gaat dat (vandaag soms nóg): degenen voor wie de waarschuwing bedoeld is, trekken zich er vaak weinig van aan. Anderen daarentegen, voor wie ze niet bedoeld is, zwakken in het geloof, trekken zich de waarschuwing wel aan, en verliezen soms het laatste restje vrijmoedigheid om aan te gaan.

Maar het waarschuwen ging door. Er waren zelfs predikanten die `om toch maar getrouw te schijnen zoveel mogelijk de lidmaten van het Avondmaal trachten af te houden'. Tot in de eerste helft van de 20e eeuw werd in vele orthodoxe gemeenten in ons land de nodiging tot het Avondmaal overstemd door de voortdurend herhaalde waarschuwing om toch vooral niet lichtvaardig te komen. Ziende op de eigen tekortkomingen vreesden daardoor velen onwaardig te gaan, en onthielden zich daarom maar liever. Hier komen dus de volle kerken met lege Avondmaalstafels vandaan! J.H. Gunning constateerde het eind vorige eeuw al met verdriet, en trachtte in 1889 de aarzelenden met zijn brochure Waarom niet toegetreden? de hand te reiken.

De huidige situatie
Gelukkig mogen we constateren dat m.n. sinds de Tweede Wereldoorlog een kentering heeft plaatsgevonden. De veel te groot geworden afstand tussen belijdenis en Avondmaal is van beide kanten kleiner geworden. Enerzijds gingen velen meer ernst maken het doen van belijdenis, zodat we kunnen zeggen dat men vandaag over het algemeen bewuster dan vroeger belijdenis van het geloof doet. Anderzijds is door prediking, catechese en pastoraat een bijbelser, christocentischer zicht op het Avondmaal gegroeid. Theologen als dr. J.G. Woelderink en anderen hebben hier niet weinig aan bijgedragen. Maar wat eeuwenlang is scheefgegroeid kan natuurlijk niet in korte tijd rechtgetrokken worden. Vandaar dat er in het gemeentelijk leven op de achtergrond nog altijd veel Avondmaalshuiver bestaat.

3. Hoe om te gaan met avondmaalsmijding vandaag?
Nog steeds is vandaag het aantal lidmaten groter, soms vele malen groter, dan het aantal gemeenteleden dat deelneemt aan het Avondmaal. We spreken in dit verband zoals gezegd van `Avondmaalsmijding'.

Avondmaalsschroom
Toch is het belangrijk hier onderscheid te maken tussen 'echte' Avondmaalsmijding en 'Avondmaalsschroom'. Onder de gemeenteleden die geen gehoor geven aan de nodiging tot de tafel zijn er immers heel wat, die met die nodiging toch wel ernst maken. Het zijn zelfs in veel gevallen bepaald niet de meest oppervlakkige gemeenteleden. Toch durven zij niet toetreden. Zij vragen zich nl. af, of ze wel voldoen aan de punten bij het zelfonderzoek in het formulier genoemd worden: is mijn geloof wel echt, heb ik wel een band met de Heere? is mijn berouw wel diep genoeg? is mijn leven wel heilig genoeg? Men vreest om ten onrechte aan het Avondmaal deel te nemen. Daarbij spelen op de achtergrond ook de woorden van Paulus uit 1 Kor.11 een rol: zich een oordeel eten en drinken. Men verliest daarbij uit het oog a) dat deze woorden in een andere context staan, en b) dat de punten van het zelfonderzoek allerminst de bedoeling hebben om de weg tot het Avondmaal te blokkeren. Ze bedoelen juist die weg te banen, door tot een zo vruchtbaar en zegenrijk mogelijk gebruik ervan op te roepen. Ze zeggen eigenlijk: 'Daar waar je de beloften van het Evangelie gelooft, daar heb je Jezus toch ook nódig vanwege je zonden, en daar werkt dat toch ook door in je levenswandel? Vier dan zó het Avondmaal'.

Toch durven velen ze niet. En ze worstelen ermee, ieder kwartaal weer opnieuw! Hier is sprake van Avondmaalsschroom.

Avondmaalsmijding
Er zijn er echter ook die die telkens terugkerende worsteling niet kennen. Het spreekt voor hen vanzelf dat ze niet deel kunnen nemen. En je krijgt niet de indruk, dat ze daar een groot probleem in zien. Want ze leven rustig voort in hun ongeloof. Ze zijn wel wat bang zich een oordeel te eten en te drinken, maar niet bang zich een oordeel te hóren. Hier is sprake van Avondmaalsmijding in eigenlijke zin. Men denkt stiekem bij zichzelf: als God wil dat ik deelneem, moet Hij me eerst maar bekeren. Maar als wij straks voor Gods rechterstoel staan kunnen Hem nooit vragen waarom Hij ons niet bekeerd heeft! Want dan zal Hij zeggen: `Waarom heb je niet in Christus geloofd? Hem heb ik voorgesteld, zondag aan zondag, als het Lam dat geslacht is tot een volkomen verzoening van al je zonden. Al mijn liefde voor zondaren heb ik in Hem gelegd. Waarom wilde je van Hém dan niet weten?'

Er zijn zelfs gemeenteleden, die hun afblijven van de tafel als iets heel positiefs beschouwen. Zij zien er een kenmerk van rechtzinnigheid en degelijkheid in. Zíj gaan tenminste niet oppervlakkig aan! Alsof het niet minstens zo erg is om helemaal niet aan te gaan. Ook het gegeven, dat anderen in de gemeente volgens ons niet op goede grond deelnemen, is geen geldige reden om zelf weg te blijven. Laten we in elk geval oppassen voor de zonde van de zelfverheffing. Het ergste is nog, dat men soms zelfs bij voorbaat al niet in de kerk komt als het Avondmaal bediend wordt. Men ontneemt God eenvoudig de kans om hen te trekken.

Hoe ermee om te gaan?
In onze omgang met mensen die niet aan het Avondmaal deelnemen moeten we intussen altijd dit verschil tussen Avondmaalsschroom en Avondmaalsmijding in het oog houden. Zo deed Calvijn ook. We hoorden net hoe scherp hij uit kon vallen tegen Avondmaalsmijders. Maar als het gaat om Avondmaalsschroom is hij veel milder. Om hem recht te doen geven we daarom ook nog een ander citaat van hem, uit zijn Tractaat over het Heilig Avondmaal:

Voorts wil ik de zielen die door bezwaren worden gedrukt, niet dwingen. Ik raad hen liever aan te wachten totdat de Here hen heeft verlost. Ik wil alleen laten zien dat niemand erin mag berusten, als hij zich terwille van zijn onwaardigheid van het Avondmaal moet onthouden.

Het gaat dus niet aan om zonder onderscheid ieder maar aan te sporen tot deelname. Er moet immers wel oprecht geloof zijn. Geen groot geloof, maar wel oprecht geloof, oprechte betrokkenheid op en hartelijke verbondenheid met Christus. (Hier ligt ook altijd weer het spanningsveld in prediking en pastoraat. Enerzijds wil elke rechtgeaarde ambtsdrager in de gemeente zo ruim en indringend mogelijk nodigen. Anderszijds moet hij geen ‘Avondmaalsdrijver' worden). Waar geen oprecht geloof is, en dat ook erkend wordt, moet niet worden aangedrongen op de gang naar het Avondmaal. Daar moet veeleer de oproep klinken tot geloof en bekering.

Die oproep is intussen nooit vrijblijvend. Ook dat moet duidelijk zijn. Het Woord plaatst ons altijd voor een beslissing. Die beslissing cirkelt niet primair om het Avondmaal. De kernvraag is niet: hoe staat u tegenover het Avondmaal, maar: hoe staat u tegenover Christus? Buiten Hem is geen zaligheid te vinden. En Hij is zo'n bereidwillige Zaligmaker. Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Hij heeft daar alles voor over gehad, Zijn eigen bloed en leven. Zulke Christusverkondiging, waarin Hij verheerlijkt en aangeprezen wordt als de heerlijkste Koning die men zich maar wensen kan, is het beste medicijn tegen alle Avondmaalsschroom. Want die verkondiging heeft de belofte mee, dat ze niet leeg zal weerkeren. En wanneer mensen door het werk van de Heilige Geest zicht krijgen op deze rijkdom in Christus, dan zal dit geloof, hoe zwak en schuchter ook, versterking zoeken in het sacrament. Dan kun je van de tafel des Heeren niet meer wegblijven. Nee, je komt! En niet alleen uit gehoorzaamheid, omdat Hij het bevolen heeft. Maar ook uit verlangen naar Hem die `voor onze hongerige en dorstige zielen tot een spijze en drank des eeuwigen levens geworden is'.

Zo dienen we om te gaan met de vragen rondom Avondmaalsschroom en Avondmaalsmijding. Van hieruit dienen antwoorden gezocht te worden op vragen en problemen zoals we die aan het begin aanstipten. Trouwens ook op een nieuw probleem, nl. dat vandaag de dag de Avondmaalsdeelname in het algemeen weliswaar toeneemt, maar dat tegelijkertijd de opkomst tijdens de kerkdiensten, m.n. de tweede diensten, afneemt! Hoe is dat nu met elkaar te rijmen? Wie oprecht deelneemt aan de tafel van het verbond, zal toch ook graag zoveel als mogelijk is dáár willen zijn waar Christus en Zijn Woord centraal staan: in de samenkomsten van de gemeente?!

Hoe dat ook zij, telkens zal het erom gaan om vanuit een heldere visie op hoe de dingen in de bijbel liggen de lijnen door te trekken naar vandaag en naar ons eigen leven. Daarbij zullen we al onze eigen (vlucht)wegen moeten verlaten, zodat maar één weg overblijft, de weg naar Hem die gezegd heeft: `Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven' (Joh.6 :55).

Geplaatst: 06 apr 2006, 09:31
door Johannes 3:16
Unionist schreef:DIe laatste tekst wijst niet op onwaardig zijn, maar onwaardig doen. Onwaardiglijk is een bijwoordelijke bepaling bij "eet en drinkt" en geen bijvoeglijke bepaling bij "wie". Anders had er geen "~lijk"achter hoeven staan.
Een stukje hierover:

"Wie onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel."

Dr. P.J. Visser

Deze zin uit de bijbel is heel eigen leven gaan leiden. Mensen nemen het te pas en te onpas in de mond, om aan te geven, dat je zomaar niet aan het avondmaal kunt gaan. Vooral dat éne woordje ‘onwaardiglijk’ zit hen hoog. Sommigen leggen het uit als het er te slecht van afgebracht hebben. Anderen denken dat daarmee het onbekeerd-zijn wordt aangeduid. Heeft Paulus (de Heilige Geest) dit bedoeld? Of is hier sprake van de bekende klok en onbekende klepel?

Zoals in alle eerste christengemeenten, kwam men ook in Korinthe geregeld bijeen voor een gezamenlijk liefdemaal (vs.20). Rijk en arm, aanzienlijk en gering aten dan als broeders en zusters van één tafel, waarbij minderbedeelden mochten delen in de overvloed van rijker bedeelden. Daarna vierden ze het avondmaal, laafden zich samen aan Gods genade. Mooi was dat!
Maar het ging helemaal mis. De welgestelden namen heel veel mee, niet om uit delen, maar om zichzelf vol te laden. De armen moesten met lede ogen en een lege maag toezien. De liefde ebde weg, de zelfzucht vierde hoogtij. En dat dit zonde was, ach wat...daar maalde niemand om. Men vierde doodgemoedereerd even zo vrolijk avondmaal.
En dat niet alleen. Men zat vaak zo vol van het eten en was zo beneveld van het drinken, dat men helemaal versuft was. Men onderscheidde niet meer het lichaam des Heeren. Had heel geen erg meer in het geheim van Zijn offer. Achteloos vierde men het avondmaal, zonder verootmoediging, zonder verwondering. De avondmaalsviering werd een leeg gebeuren en dreigde te verworden tot een 'tussendoortje' (vgl. vs.21,22,29). Zie hier de betekenis van het 'onwaardiglijk' eten en drinken.

Ik hoop dat u het inmiddels een beetje gaat begrijpen. Het 'onwaardiglijk' heeft niet te maken met onbekeerd-zijn, want Paulus heeft het hier nu juist tegen bekeerde mensen. Evenmin doelt hij erop dat iemand het er te slecht van afgebracht zou hebben. Want wie heeft dat niet? Dat belijden wij zelfs als wij bewust aan het avondmaal gaan. Het formulier wijst daar ook op als er staat, dat wij door aan te gaan 'bekennen zelf midden in de dood te liggen' (erger kan het niet!) en juist daarom ons leven buiten onszelf in Christus Jezus zoeken!
Waar doelt hij dan op? Dat je te slordig kunt worden in het leven uit en vieren van Gods genade. Dat gebeurde in Korinthe. En dan kan ook onder ons gebeuren. Juist als je al langer 'op de weg' bent. Ja het onwaardiglijk treft niet zozeer 'beginnelingen', als wel de 'gevorderden' in de genade. Juist dan kunnen we soms zo slap en gemakzuchtig worden. Zowel als het om onze zonde als om Gods genade gaat.
Vergelijk het maar met een kind dat iets verkeerds deed. Als zo'n kind daar eerlijk over is -ook al is het soms de zoveelste keer- dan is er vergeving, altijd weer. Maar als zo'n kind er gewoon overheen huppelt en ermee doorgaat, dan zeg je op een gegeven moment: Ho joh, zo gaat het niet, ik laat niet met me spelen en je pakt dat kind zonodig hardhandig aan.

Op dit laatste, die hardhandige aanpak, wordt ook gedoeld als hier gedreigd wordt met 'een oordeel’. Dit duidt niet op het eeuwig gericht (hét oordeel), maar op een tijdelijke tuchtiging. En dan tot ons bestwil. Paulus zegt eigenlijk: als u zo doorgaat, dan loopt u het gevaar, dat God u op een geven moment hardhandig aanpakt... Door ziekte of tegenslag, zodat u tot inkeer en bezinning zult komen en met de wereld uiteindelijk niet veroordeeld wordt (vs. 30, 32). Want wie niet horen wil moet soms voelen. Nou moeten we dat niet omdraaien en elke ziekte of tegenslag zien in dat licht. Als het zover komt, weet je het zelf maar al te goed… Toe, zegt Paulus, laat het zover niet hoeven komen! Neem uzelf onder handen, opdat de Heere het niet hoeft te doen (vs.31).

Ja, en nu moet u opletten!
Want Paulus raadt, na de vinger bij de zere plek gelegd te hebben, met dit 'onwaardiglijk' de mensen niet aan, om van het avondmaal weg te blijven, zoals wij zo vaak doen, naar elkaar en naar onszelf. Maar hij roept ieder op het avondmaal weer op de juiste wijze te leren vieren! Hoor maar wat hij in één adem zegt: 'Maar de mens beproeve zichzelf én ete alzo van het brood en drinke van de drinkbeker.' (vs.28)

Jezelf beproeven, wat betekent dat? Dat je je bekering, geloof en leven in een goudschaaltje legt? Nee, weer fout! Denk maar aan zilver of goud dat beproefd wordt in het vuur, waardoor het vuil voor de dag komt en het edel metaal uitgezuiverd wordt. Daar komt het in de zelfbeproeving op aan: in het licht van Gods woorden, het vuil aan het licht laten komen, je slapheid en lauwheid, je liefdeloosheid en ongerechtigheid. Het belijden en loslaten...zodat ons leven gezuiverd wordt. En dat is nooit iets van één keer, maar van elke keer weer, want wij bezoedelen ons onophoudelijk. Vandaar dat het formulier zegt: een ieder bedenke bij zichzelf zijn zonde en vervloeking...
Ja, dat is het. Want de Heere verlangt nooit dat wij goed voor de dag komen, maar wel dat wij eerlijk voor de dag komen. Waar dit geschiedt en wij een beroep doen op de vaste zekere belofte van Zijn nimmer eindigende ontferming in Jezus bloed, daar zal Hij ons genadig zijn! En zou dat als vanzelf dan niet leiden tot een vernieuwde gelofte? Een eerlijk voornemen om los te laten wat niet deugt en de liefde te leven die Hij graag ziet? Zeker weten! Iemand schreef: ‘Het blijft tobben… maar zo zijn we waardige medegenoten van de tafel des Heeren’. En zo is het maar net…