Regeltjes?
Geplaatst: 20 feb 2006, 21:33
Ik kon het toch niet laten om een artikel uit de Saambinder in te scannen waar (denk ik) Refoforum wordt genoemd!!
Uit: Saambinder, 19 januari 2006
Regeltjes?
Met enige regelmaat duikt het woord op: regeltjes. Onlangs gaven sommige mensen die de kerk de rug hebben toe gekeerd, te kennen dat de reden daar van vooral lag in de vele ‘regeltjes’ waaraan zij zich binnen het gezin en de kerk hadden te houden. Zij waren ‘op de regeltjes afgeknapt’, zoals dat wel wordt uitgedrukt. De regeltjes spelen ook een tamelijk grote rol in sommige discussiesites op het Internet. En tijdens catechisatie-uren zal menige catecheet zijn uiterste best moeten doen om het belang van de ‘regeltjes’ uit te leggen — gesteld dat hij daartoe bereid is,
Wat bedoelt men nu eigenlijk met regeltjes? Nader onderzoek leert dat men er zaken onder verstaat als ‘hoedjes en rokjes’. Of haardracht en kleding. Of vrijetijdsbesteding en omgaan met de cultuur van deze tijd. Of met een vaak gebruikte term: ‘uiterlijkheden’. Op die uiterlijkheden is men niet zo gesteld. Dat mag wel wat verwonderen, gezien de aandacht en de tijd die een mens doorgaans aan zijn uiterlijk besteedt... Maar een mens kan nu eenmaal wonderlijk tegenstrijdig gedrag vertonen.
Bagatellen?
We willen toch eens wat nauwkeuriger naar die regeltjes kijken. Het verwijt is duidelijk: velen zijn van mening dat er in de kerk — althans in kerken van wat behoudende signatuur - veel te veel aandacht aan uiterlijke dingen wordt besteed. Dingen, die zo belachelijk bekrompen zijn in het licht van de geweldige vragen waarvoor de mens van deze tijd zich gesteld ziet. De kerk wordt naar de rand van de samenleving gedrongen, de islam maakt zich sterk, het bijzonder onderwijs staat onder druk, waarden en normen die ontleend waren aan Gods Woord spoelen weg. Voeg daarbij de verschrikkelijke nood in deze wereld: aids, honger, natuur rampen, oorlogsgeweld, onderdrukking van vrouwen en minderheden... en sommige kerken in Nederland maken zich druk om hoedjes en rokjes, om uiterlijkheden en de eigen groepscultuur! Om bagatellen, zogezegd. Om regeltjes, die in het licht van het grote gebeuren in kerk en wereld opvallen door hun onbeduidendheid... Belachelijk, zo vindt men. Of, beter nog: om te huilen. Zijn die verwijten terecht! Laten we dat eens bezien.
Levensstijl
Het zal duidelijk zijn dat het hier gaat over wat wij wel onze levensstijl noemen. In de levensstijl van een mens komt zijn levensovertuiging openbaar. Ook dát is duidelijk. In ons uiterlijk weerspiegelt zich iets van ons innerlijk. Iemand die zich met alles wat in hem is verzet tegen de gevestigde orde, loopt doorgaans niet in een driedelig maatkostuum. En iemand die eerbied heeft in zijn hart voor Gods inzettingen, trekt voor de kerkgang niet de broek aan waarin hij gewend is in zijn tuin te werken.
Wie nu begeert te leven naar Gods wil en Woord — want in dat Woord is ons de wil van God toch geopenbaard! — zal dat ook in zijn levensstijl willen doen blijken. Met alle gebrek, maar toch! Waar zich iets van de oprechte vreze des Heeren in het leven van een mens gaat vertonen, komt een buigen voor de Heere. Misschien is dat wel het eerste kenmerk van genade: buigen. Heere — wat wilt Gij dat ik doen zal? Ik geloof er niet zoveel van dat zo’n mens zélf zal willen gaan uitmaken wat belangrijk en wat minder belangrijk is. En heel zeker weet ik dat hij er niet over zal peinzen iets wat de Heere duidelijk als Zijn wil heeft geopenbaard, een bagatel of bijkomstigheid te noemen. Wie dat wél gaat doen, kan zich bovendien heel erg vergissen — zelfs tot zijn eeuwige schade. Misschien dachten Nadab en Abihu, de zonen van Aäron op de eerste dag van hun ambtsbediening wel dat het er niet zoveel toe deed met welk vuur zij het wierook in de tabernakel zouden aansteken. Als het maar brandde, toch? Maar zo lag het niet — zij stierven om hun onachtzaamheid. Misschien dacht koning Joas van Israël wel dat het er niet zoveel toe deed hoe hij met de pijlen op de grond sloeg, zoals de profeet Elisa hem had geboden. Als hij toch maar sloeg! Het kwam hem duur te staan. Misschien dacht Uza wel dat het er niet zoveel toe deed of de ark des Heeren nu op een wagen werd gezet of op de schouders van de priesters — als de ark maar van haar plaats kwam, toch? Wat deed dat uiterlijke er nu toe, die regeltjes? Het kostte Uza zijn leven…
Onze norm
De vreze des Heeren wekt eerbied voor het Woord des Heeren. En wel voor het gehéle Woord. Dat Woord wordt de norm voor het gehele leven, innerlijk én uiterlijk. Wat is een norm? Het Latijnse woord norma betekende oorspronkelijk een winkelhaak, een stuk gereedschap van een timmerman. Vandaar kreeg het de betekenis van regel of richtsnoer. Oudtijds legde men een winkelhaak om een hoek om te zien of deze wel zuiver recht was. Dus een norm is iets wat men naast zijn leven legt om te zien of dat leven werkelijk recht is. 0 wee, als de norm zélf niet recht is! Als wij onze norm zoeken in ons bevlekte geweten, of in de mening van de meerderheid, of in ons verdoolde gevoel, of in ons verduisterd verstand...
Maar wij mogen zo’n goede, zo’n rechte. zo’n zuivere norm hebben: het Woord van God! Dat Woord leert een begenadigde ziel nu naast zijn leven leggen, bevend, jawel, maar ook oprecht en hartelijk. Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast... Leer mij naar Uw wil te handelen — ‘k zal dan in Uw waarheid wandelen! Dat is maar geen vrome praat, maar een teer en oprecht voor God willen leven. En als Gods kind van één ding diep overtuigd is, dan is het wel hier van dat hij met zijn les en naar Gods Woord nooit en nimmer de zaligheid kan verdienen. De grond van het zalig worden leert hij wel zoeken in iets anders in een Ander. Maar dat neemt niet weg dat een mens in wie maar een kruimel van de vreze des Heeren leeft, zijn leven begeert te schikken en te richten naar het Woord van God.
Een valkuil
Nu is er natuurlijk wel een valkuil. We kunnen als ouders in de opvoeding van onze kinderen alle nadruk leggen op het dit moeten en dat niet mogen. We kunnen ook als ambtsdragers in de kerk sterk het uitwendige benadrukken. Dat is niet zo erg, als we ook nog maar iets ánders en wat méér hebben te zeggen. Laat onze kinderen toch niet de indruk krijgen dat een leven naar Gods Woord alleen maar bestaat in een zich uiterlijk conformeren aan een bepaald gedrag. Het is heel erg als een kind nooit iets hoort van de dienenswaardigheid van de Heere, van het zachte juk en de lichte last van Christus. Erg, als we als vader en moeder nooit verder komen dan: je zult dit doen — en je zult dat laten. Het is nooit goed te keuren, maar wel te begrijpen dat kinderen zich van zo’n opvoeding later afkeren. Misschien maken ze er wel een wrange karikatuur van — veel erger dan het ooit geweest is. Dat is af te keuren. Maar het is heel erg als een kind thuis in zijn jeugd nooit één goed woord heeft gehoord over God en over Zijn dienst.
Niettemin...
Niettemin wil ik graag overeind laten staan wat hierboven werd gezegd. Wie iets kennen mag van het tere leven voor Gods aangezicht, zal niet licht smalen op regeltjes. Hij zal ook zelf niet willen uitmaken wat belangrijk is en wat niet. Natuurlijk — er zijn zaken waarover Gods Woord zich niet rechtstreeks uitlaat. Die zaken behoren tot de gereformeerde traditie. Daar is niets mis mee. We moeten op zulke dingen maar zuinig zijn. Het opzij zetten ervan zou heel veel schade doen. Dat men — om een voorbeeld te noemen — onder het Oude Testament niet in een stad mocht wonen en geen wijn mocht drinken, staat nergens in Gods Woord. Tóch hielden de zogenaamde Rechabieten (Jeremia 35) zich aan die traditie. Hun vader had het hun zo geleerd — en de Heere stelt die mensen ten voorbeeld aan geheel Israël.
Andere dingen behoren niet eens tot de traditie, maar tot onze gewoonten. Dat we met mes en vork moeten eten, staat zó natuurlijk niet in de Schrift. Dat ouders er verstandig aan doen het hun kinderen bij te brengen, is buiten kijf.
Dat zijn helemaal geen verkeerde regeltjes. Ook daar mag en moet men zuinig op zijn. Verder doen we er wijs aan om dingen die tot onze waardevolle traditie behoren niet tot norm te verklaren - dat is en blijft alleen de Schrift. En zeker met onze persoonlijke goede gewoonten moeten we dat niet doen.
Maar de zaken die sommige kerkverlaters noemden als ‘regeltjes’ waarop zij waren ‘afgeknapt’, behoorden niet tot deze categorieën. Zij hadden het niet over gewoonten of tradities. Zij hadden het over hoedjes en rokjes, over haardracht en kleding. Maar wat de ‘hoedjes’ betreft: staat 1 Korinthe 1 dan niet in de Schrift? En onze haardracht:
wat zegt datzelfde hoofdstuk dan over het haar van man en vrouw? En de ‘rokjes’? Is het dan maar een stukje gewoonte dat wij graag zien dat onze vrouwen en meisjes zich ook in hun kleding onderscheiden van de man? Staat Deuteronomium 22 dan niet in Gods Woord? En schrijft de apostel Petrus in zijn eerste zendbrief niet heel heldere dingen over onze kleding?
Het is me wel eens opgevallen dat sommige mensen zo heftig en zelfs heel boos kunnen worden als het om deze dingen gaat. Waarom toch? Laten we maar heel eerlijk toegeven dat het in deze dingen helemaal niet om regeltjes gaat — maar om zaken die behoren tot de door God aan ons leven en gegeven norm. Het is de norm van de Heilige Schrift — en wie de Heere vreest zal daarop niet willen smalen, maar ervoor willen buigen.
Capelle aan den IJssel,
ds. A. Moerkerken
Uit: Saambinder, 19 januari 2006
Regeltjes?
Met enige regelmaat duikt het woord op: regeltjes. Onlangs gaven sommige mensen die de kerk de rug hebben toe gekeerd, te kennen dat de reden daar van vooral lag in de vele ‘regeltjes’ waaraan zij zich binnen het gezin en de kerk hadden te houden. Zij waren ‘op de regeltjes afgeknapt’, zoals dat wel wordt uitgedrukt. De regeltjes spelen ook een tamelijk grote rol in sommige discussiesites op het Internet. En tijdens catechisatie-uren zal menige catecheet zijn uiterste best moeten doen om het belang van de ‘regeltjes’ uit te leggen — gesteld dat hij daartoe bereid is,
Wat bedoelt men nu eigenlijk met regeltjes? Nader onderzoek leert dat men er zaken onder verstaat als ‘hoedjes en rokjes’. Of haardracht en kleding. Of vrijetijdsbesteding en omgaan met de cultuur van deze tijd. Of met een vaak gebruikte term: ‘uiterlijkheden’. Op die uiterlijkheden is men niet zo gesteld. Dat mag wel wat verwonderen, gezien de aandacht en de tijd die een mens doorgaans aan zijn uiterlijk besteedt... Maar een mens kan nu eenmaal wonderlijk tegenstrijdig gedrag vertonen.
Bagatellen?
We willen toch eens wat nauwkeuriger naar die regeltjes kijken. Het verwijt is duidelijk: velen zijn van mening dat er in de kerk — althans in kerken van wat behoudende signatuur - veel te veel aandacht aan uiterlijke dingen wordt besteed. Dingen, die zo belachelijk bekrompen zijn in het licht van de geweldige vragen waarvoor de mens van deze tijd zich gesteld ziet. De kerk wordt naar de rand van de samenleving gedrongen, de islam maakt zich sterk, het bijzonder onderwijs staat onder druk, waarden en normen die ontleend waren aan Gods Woord spoelen weg. Voeg daarbij de verschrikkelijke nood in deze wereld: aids, honger, natuur rampen, oorlogsgeweld, onderdrukking van vrouwen en minderheden... en sommige kerken in Nederland maken zich druk om hoedjes en rokjes, om uiterlijkheden en de eigen groepscultuur! Om bagatellen, zogezegd. Om regeltjes, die in het licht van het grote gebeuren in kerk en wereld opvallen door hun onbeduidendheid... Belachelijk, zo vindt men. Of, beter nog: om te huilen. Zijn die verwijten terecht! Laten we dat eens bezien.
Levensstijl
Het zal duidelijk zijn dat het hier gaat over wat wij wel onze levensstijl noemen. In de levensstijl van een mens komt zijn levensovertuiging openbaar. Ook dát is duidelijk. In ons uiterlijk weerspiegelt zich iets van ons innerlijk. Iemand die zich met alles wat in hem is verzet tegen de gevestigde orde, loopt doorgaans niet in een driedelig maatkostuum. En iemand die eerbied heeft in zijn hart voor Gods inzettingen, trekt voor de kerkgang niet de broek aan waarin hij gewend is in zijn tuin te werken.
Wie nu begeert te leven naar Gods wil en Woord — want in dat Woord is ons de wil van God toch geopenbaard! — zal dat ook in zijn levensstijl willen doen blijken. Met alle gebrek, maar toch! Waar zich iets van de oprechte vreze des Heeren in het leven van een mens gaat vertonen, komt een buigen voor de Heere. Misschien is dat wel het eerste kenmerk van genade: buigen. Heere — wat wilt Gij dat ik doen zal? Ik geloof er niet zoveel van dat zo’n mens zélf zal willen gaan uitmaken wat belangrijk en wat minder belangrijk is. En heel zeker weet ik dat hij er niet over zal peinzen iets wat de Heere duidelijk als Zijn wil heeft geopenbaard, een bagatel of bijkomstigheid te noemen. Wie dat wél gaat doen, kan zich bovendien heel erg vergissen — zelfs tot zijn eeuwige schade. Misschien dachten Nadab en Abihu, de zonen van Aäron op de eerste dag van hun ambtsbediening wel dat het er niet zoveel toe deed met welk vuur zij het wierook in de tabernakel zouden aansteken. Als het maar brandde, toch? Maar zo lag het niet — zij stierven om hun onachtzaamheid. Misschien dacht koning Joas van Israël wel dat het er niet zoveel toe deed hoe hij met de pijlen op de grond sloeg, zoals de profeet Elisa hem had geboden. Als hij toch maar sloeg! Het kwam hem duur te staan. Misschien dacht Uza wel dat het er niet zoveel toe deed of de ark des Heeren nu op een wagen werd gezet of op de schouders van de priesters — als de ark maar van haar plaats kwam, toch? Wat deed dat uiterlijke er nu toe, die regeltjes? Het kostte Uza zijn leven…
Onze norm
De vreze des Heeren wekt eerbied voor het Woord des Heeren. En wel voor het gehéle Woord. Dat Woord wordt de norm voor het gehele leven, innerlijk én uiterlijk. Wat is een norm? Het Latijnse woord norma betekende oorspronkelijk een winkelhaak, een stuk gereedschap van een timmerman. Vandaar kreeg het de betekenis van regel of richtsnoer. Oudtijds legde men een winkelhaak om een hoek om te zien of deze wel zuiver recht was. Dus een norm is iets wat men naast zijn leven legt om te zien of dat leven werkelijk recht is. 0 wee, als de norm zélf niet recht is! Als wij onze norm zoeken in ons bevlekte geweten, of in de mening van de meerderheid, of in ons verdoolde gevoel, of in ons verduisterd verstand...
Maar wij mogen zo’n goede, zo’n rechte. zo’n zuivere norm hebben: het Woord van God! Dat Woord leert een begenadigde ziel nu naast zijn leven leggen, bevend, jawel, maar ook oprecht en hartelijk. Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast... Leer mij naar Uw wil te handelen — ‘k zal dan in Uw waarheid wandelen! Dat is maar geen vrome praat, maar een teer en oprecht voor God willen leven. En als Gods kind van één ding diep overtuigd is, dan is het wel hier van dat hij met zijn les en naar Gods Woord nooit en nimmer de zaligheid kan verdienen. De grond van het zalig worden leert hij wel zoeken in iets anders in een Ander. Maar dat neemt niet weg dat een mens in wie maar een kruimel van de vreze des Heeren leeft, zijn leven begeert te schikken en te richten naar het Woord van God.
Een valkuil
Nu is er natuurlijk wel een valkuil. We kunnen als ouders in de opvoeding van onze kinderen alle nadruk leggen op het dit moeten en dat niet mogen. We kunnen ook als ambtsdragers in de kerk sterk het uitwendige benadrukken. Dat is niet zo erg, als we ook nog maar iets ánders en wat méér hebben te zeggen. Laat onze kinderen toch niet de indruk krijgen dat een leven naar Gods Woord alleen maar bestaat in een zich uiterlijk conformeren aan een bepaald gedrag. Het is heel erg als een kind nooit iets hoort van de dienenswaardigheid van de Heere, van het zachte juk en de lichte last van Christus. Erg, als we als vader en moeder nooit verder komen dan: je zult dit doen — en je zult dat laten. Het is nooit goed te keuren, maar wel te begrijpen dat kinderen zich van zo’n opvoeding later afkeren. Misschien maken ze er wel een wrange karikatuur van — veel erger dan het ooit geweest is. Dat is af te keuren. Maar het is heel erg als een kind thuis in zijn jeugd nooit één goed woord heeft gehoord over God en over Zijn dienst.
Niettemin...
Niettemin wil ik graag overeind laten staan wat hierboven werd gezegd. Wie iets kennen mag van het tere leven voor Gods aangezicht, zal niet licht smalen op regeltjes. Hij zal ook zelf niet willen uitmaken wat belangrijk is en wat niet. Natuurlijk — er zijn zaken waarover Gods Woord zich niet rechtstreeks uitlaat. Die zaken behoren tot de gereformeerde traditie. Daar is niets mis mee. We moeten op zulke dingen maar zuinig zijn. Het opzij zetten ervan zou heel veel schade doen. Dat men — om een voorbeeld te noemen — onder het Oude Testament niet in een stad mocht wonen en geen wijn mocht drinken, staat nergens in Gods Woord. Tóch hielden de zogenaamde Rechabieten (Jeremia 35) zich aan die traditie. Hun vader had het hun zo geleerd — en de Heere stelt die mensen ten voorbeeld aan geheel Israël.
Andere dingen behoren niet eens tot de traditie, maar tot onze gewoonten. Dat we met mes en vork moeten eten, staat zó natuurlijk niet in de Schrift. Dat ouders er verstandig aan doen het hun kinderen bij te brengen, is buiten kijf.
Dat zijn helemaal geen verkeerde regeltjes. Ook daar mag en moet men zuinig op zijn. Verder doen we er wijs aan om dingen die tot onze waardevolle traditie behoren niet tot norm te verklaren - dat is en blijft alleen de Schrift. En zeker met onze persoonlijke goede gewoonten moeten we dat niet doen.
Maar de zaken die sommige kerkverlaters noemden als ‘regeltjes’ waarop zij waren ‘afgeknapt’, behoorden niet tot deze categorieën. Zij hadden het niet over gewoonten of tradities. Zij hadden het over hoedjes en rokjes, over haardracht en kleding. Maar wat de ‘hoedjes’ betreft: staat 1 Korinthe 1 dan niet in de Schrift? En onze haardracht:
wat zegt datzelfde hoofdstuk dan over het haar van man en vrouw? En de ‘rokjes’? Is het dan maar een stukje gewoonte dat wij graag zien dat onze vrouwen en meisjes zich ook in hun kleding onderscheiden van de man? Staat Deuteronomium 22 dan niet in Gods Woord? En schrijft de apostel Petrus in zijn eerste zendbrief niet heel heldere dingen over onze kleding?
Het is me wel eens opgevallen dat sommige mensen zo heftig en zelfs heel boos kunnen worden als het om deze dingen gaat. Waarom toch? Laten we maar heel eerlijk toegeven dat het in deze dingen helemaal niet om regeltjes gaat — maar om zaken die behoren tot de door God aan ons leven en gegeven norm. Het is de norm van de Heilige Schrift — en wie de Heere vreest zal daarop niet willen smalen, maar ervoor willen buigen.
Capelle aan den IJssel,
ds. A. Moerkerken