In het kerkje van Ederveen heerst het oude geloof
Geplaatst: 03 feb 2006, 16:05
In het kerkje van Ederveen heerst het oude geloof
door Willem Oosterbeek
Willem Oosterbeek: Gordel van God. Een voettocht langs 's Heeren wegen. Verschijnt eind februari bij uitg. Inmerc. ISBN 90 6611 674 9, 19,95.
Bestaat er in Nederland zoiets als een bible belt? En zo ja, hoe loopt deze gordel van God dan door Nederland? Journalist Willem Oosterbeek trok zijn wandelschoenen aan, en ging op pad langs 's Heeren wegen. Vandaag deel 1: de kerk van de oud-gereformeerden te Ederveen. “Ik voel me in het zwart meer Al Capone dan een mannenbroeder.“
Na lang zoeken vind ik 'het middelpunt van Nederland'. Ik zie drie stenen, een bankje dat om een boom heen is gedrapeerd en een informatiebordje waarop staat dat ik nu 51 meter boven NAP ben, op de Koepel of Lindeboomsberg, 'vermoedelijk een oude gerechtsplaats.' Dat is het dan. Niet bepaald een toeristische attractie van formaat. Hooggestemde gedachten willen er niet naar boven komen. Ik eet dus maar een banaan en een broodje. Niemand verstoort mijn rust.
Op woensdag besluit ik de dienst bij te wonen van de Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland te Ederveen. De godsdienstoefening begint om half acht. Om kwart over zeven sta ik voor de deur. Het kerkje met zo'n honderd zitplaatsen is dan al voor de helft gevuld.
“U kunt niet zomaar ergens gaan zitten“, zegt de koster als ik de kerk binnenstap. Dat ik een vreemde ben heeft hij al lang gezien. Ondanks m'n uitmonstering - alles aan me is zwart, ik voel me meer Al Capone dan een mannenbroeder - val ik op. Ik word naast een meneer gezet die tijdens de dienst af en toe quasi-onopvallend een pepermuntje in z'n mond duwt. Zachte orgelmuziek ruist door het gebouwtje. Tachtig procent van de bezoekers is de middelbare leeftijd gepasseerd.
Het kerkje is sober aangekleed. Bruine banken, een bruine vloer met donkergroen tapijt in het gangpad, bruine lambrisering. Voor de bruine preekstoel een katheder.
Tien minuten voor aanvang verschijnt daar een man met rooddooraderd gezicht. Hij legt een boek op de lessenaar en verdwijnt weer. Tien minuten later is hij terug. Hij leest de Apostolische Geloofsbelijdenis voor. “Ik geloof in God den Vader, den Almachtige Schepper des hemels en der aarde.“ Van de dominee nog geen spoor.
Voor me zitten twee jonge vrouwen. Het witte boordje van hun gesteven blouse steekt een paar centimeter boven hun zwarte jakje uit. Hun haar zit in een knotje. Hun huid is zo melkwit dat ik me niet kan voorstellen dat ze ooit buiten komen. Ik kan er gedurende de hele kerkdienst m'n ogen niet vanaf houden.
Ik heb niet het hart om aantekeningen te maken. Ik durf me nauwelijks te bewegen. Als de koster mijn plaatsje aan een ander wil geven, word ik gesteund door de broeder aan mijn rechterhand: “Eerlijk gekregen is eerlijk gekregen“, fluistert hij. Het zal het enige zijn dat hij tegen me zal zeggen.
Tegen half acht is het kerkje vol. Dan heb ik mijn eerste fout, want zo voelt het, al gemaakt. De mannen gaan niet direct zitten, maar vouwen hun handen en verzinken in gebed. Voor de vrouwen geldt deze regel niet: zij gaan meteen zitten.
Paniek overvalt me als we gaan zingen. De teksten van mijn psalmen zijn heel anders dan die voorlezen worden. Hoe kan dat nou? Wat zingen ze hier dan? Het resultaat is dat ik niet lekker kan meegalmen en dat ontspant anders toch. Ik probeer af en toe een woord te ontcijferen van mijn achterbuurman en zo de suggestie te wekken dat ik meedoe. Niemand merkt het. Denk ik.
Na een kwartier verschijnt de dominee, gekleed in een jas met lange panden. Hij wordt voorafgegaan door een zilverwit gelokte ouderling die steunt op een stok. Sterker dan ooit tijdens mijn tocht voel ik dat hier het oude geloof heerst. Dit zou net zo goed 1900 kunnen zijn. Of 1700 voor mijn part. Hierbij verbleekt mijn bezoek aan de hersteld hervormde kerk of de christelijke gereformeerde kerk tot een lichtzinnige godsdienstoefening.
De bijbellezing, door dezelfde rooddooraderde ouderling, kan ik volgen. Wat er daarna gebeurt, ontgaat me grotendeels.
De dominee begint aan een zin, maar schakelt al direct over in de vijfde versnelling. Hij spreekt als een jengelend kind. Of, om het positiever te formuleren, als een boeddhistische monnik die een serie mantra's uitstoot. Plotseling valt hij weer terug in de eerste versnelling. Ik pak een paar woorden op als 'de Heiland is onze Middelaar', 'de genade Gods', 'een nietig hoopje zondaars'. Dat zijn wij, begrijp ik.
Ik vang hoogstens één woord op per zin. Ook de woorden en hun onderlinge volgorde begrijp ik maar ten dele. En dat terwijl ik toch niet ongeschoold ben in de tale Kanaäns. Ik merk dat mijn gedachten afdwalen. Ik dwing mezelf de preek te volgen. Het lukt niet. Ik kan er stomweg geen touw aan vastknopen.
Later hoor ik dat dominee Molendijk, zo heet de voorganger, een beroerte heeft gehad, en daardoor slecht verstaanbaar is. Of dat alles verklaart?
Dit keer ben ik opgelucht als we weer gaan zingen. Maar heb ik nu zelfs het amen gemist, waarmee elke preek afsluit? Nee. Na de zang gaat de dominee onverdroten voort met zijn preek. Dit was slechts de tussenzang. Na nog een kwartier, klinkt eindelijk het verlossende 'Amen'. Er volgen twee eindeloze psalmcoupletten. Tussen zingen op hele noten en zingen op hele noten blijkt een enorm verschil te zitten. Hier gaat het wel heel langzaam.
Het is woensdagavond vijf over negen. Weer buiten neem ik een ferme teug lucht.
-------------------------------------------------------------------------------------
Zou het zo zijn dat, ook hierdoor, gemeenten leden verliezen. De jeugd accepteert dit steeds minder?
Bron: Trouw 3 februari 2006
door Willem Oosterbeek
Willem Oosterbeek: Gordel van God. Een voettocht langs 's Heeren wegen. Verschijnt eind februari bij uitg. Inmerc. ISBN 90 6611 674 9, 19,95.
Bestaat er in Nederland zoiets als een bible belt? En zo ja, hoe loopt deze gordel van God dan door Nederland? Journalist Willem Oosterbeek trok zijn wandelschoenen aan, en ging op pad langs 's Heeren wegen. Vandaag deel 1: de kerk van de oud-gereformeerden te Ederveen. “Ik voel me in het zwart meer Al Capone dan een mannenbroeder.“
Na lang zoeken vind ik 'het middelpunt van Nederland'. Ik zie drie stenen, een bankje dat om een boom heen is gedrapeerd en een informatiebordje waarop staat dat ik nu 51 meter boven NAP ben, op de Koepel of Lindeboomsberg, 'vermoedelijk een oude gerechtsplaats.' Dat is het dan. Niet bepaald een toeristische attractie van formaat. Hooggestemde gedachten willen er niet naar boven komen. Ik eet dus maar een banaan en een broodje. Niemand verstoort mijn rust.
Op woensdag besluit ik de dienst bij te wonen van de Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland te Ederveen. De godsdienstoefening begint om half acht. Om kwart over zeven sta ik voor de deur. Het kerkje met zo'n honderd zitplaatsen is dan al voor de helft gevuld.
“U kunt niet zomaar ergens gaan zitten“, zegt de koster als ik de kerk binnenstap. Dat ik een vreemde ben heeft hij al lang gezien. Ondanks m'n uitmonstering - alles aan me is zwart, ik voel me meer Al Capone dan een mannenbroeder - val ik op. Ik word naast een meneer gezet die tijdens de dienst af en toe quasi-onopvallend een pepermuntje in z'n mond duwt. Zachte orgelmuziek ruist door het gebouwtje. Tachtig procent van de bezoekers is de middelbare leeftijd gepasseerd.
Het kerkje is sober aangekleed. Bruine banken, een bruine vloer met donkergroen tapijt in het gangpad, bruine lambrisering. Voor de bruine preekstoel een katheder.
Tien minuten voor aanvang verschijnt daar een man met rooddooraderd gezicht. Hij legt een boek op de lessenaar en verdwijnt weer. Tien minuten later is hij terug. Hij leest de Apostolische Geloofsbelijdenis voor. “Ik geloof in God den Vader, den Almachtige Schepper des hemels en der aarde.“ Van de dominee nog geen spoor.
Voor me zitten twee jonge vrouwen. Het witte boordje van hun gesteven blouse steekt een paar centimeter boven hun zwarte jakje uit. Hun haar zit in een knotje. Hun huid is zo melkwit dat ik me niet kan voorstellen dat ze ooit buiten komen. Ik kan er gedurende de hele kerkdienst m'n ogen niet vanaf houden.
Ik heb niet het hart om aantekeningen te maken. Ik durf me nauwelijks te bewegen. Als de koster mijn plaatsje aan een ander wil geven, word ik gesteund door de broeder aan mijn rechterhand: “Eerlijk gekregen is eerlijk gekregen“, fluistert hij. Het zal het enige zijn dat hij tegen me zal zeggen.
Tegen half acht is het kerkje vol. Dan heb ik mijn eerste fout, want zo voelt het, al gemaakt. De mannen gaan niet direct zitten, maar vouwen hun handen en verzinken in gebed. Voor de vrouwen geldt deze regel niet: zij gaan meteen zitten.
Paniek overvalt me als we gaan zingen. De teksten van mijn psalmen zijn heel anders dan die voorlezen worden. Hoe kan dat nou? Wat zingen ze hier dan? Het resultaat is dat ik niet lekker kan meegalmen en dat ontspant anders toch. Ik probeer af en toe een woord te ontcijferen van mijn achterbuurman en zo de suggestie te wekken dat ik meedoe. Niemand merkt het. Denk ik.
Na een kwartier verschijnt de dominee, gekleed in een jas met lange panden. Hij wordt voorafgegaan door een zilverwit gelokte ouderling die steunt op een stok. Sterker dan ooit tijdens mijn tocht voel ik dat hier het oude geloof heerst. Dit zou net zo goed 1900 kunnen zijn. Of 1700 voor mijn part. Hierbij verbleekt mijn bezoek aan de hersteld hervormde kerk of de christelijke gereformeerde kerk tot een lichtzinnige godsdienstoefening.
De bijbellezing, door dezelfde rooddooraderde ouderling, kan ik volgen. Wat er daarna gebeurt, ontgaat me grotendeels.
De dominee begint aan een zin, maar schakelt al direct over in de vijfde versnelling. Hij spreekt als een jengelend kind. Of, om het positiever te formuleren, als een boeddhistische monnik die een serie mantra's uitstoot. Plotseling valt hij weer terug in de eerste versnelling. Ik pak een paar woorden op als 'de Heiland is onze Middelaar', 'de genade Gods', 'een nietig hoopje zondaars'. Dat zijn wij, begrijp ik.
Ik vang hoogstens één woord op per zin. Ook de woorden en hun onderlinge volgorde begrijp ik maar ten dele. En dat terwijl ik toch niet ongeschoold ben in de tale Kanaäns. Ik merk dat mijn gedachten afdwalen. Ik dwing mezelf de preek te volgen. Het lukt niet. Ik kan er stomweg geen touw aan vastknopen.
Later hoor ik dat dominee Molendijk, zo heet de voorganger, een beroerte heeft gehad, en daardoor slecht verstaanbaar is. Of dat alles verklaart?
Dit keer ben ik opgelucht als we weer gaan zingen. Maar heb ik nu zelfs het amen gemist, waarmee elke preek afsluit? Nee. Na de zang gaat de dominee onverdroten voort met zijn preek. Dit was slechts de tussenzang. Na nog een kwartier, klinkt eindelijk het verlossende 'Amen'. Er volgen twee eindeloze psalmcoupletten. Tussen zingen op hele noten en zingen op hele noten blijkt een enorm verschil te zitten. Hier gaat het wel heel langzaam.
Het is woensdagavond vijf over negen. Weer buiten neem ik een ferme teug lucht.
-------------------------------------------------------------------------------------
Zou het zo zijn dat, ook hierdoor, gemeenten leden verliezen. De jeugd accepteert dit steeds minder?
Bron: Trouw 3 februari 2006