Lezen in Van der Zwaag
Geplaatst: 21 nov 2005, 20:08
Ik heb mij de afgelopen dagen eens stevig verdiept in Van der Zwaag. Ik heb het boek trouwens niet van a tot z gelezen en ben dat ook niet van plan. Veel wat Z. schrijft, is informatie die ik al heb (uit de bronnen die Z. heeft geraadpleegd) of die ik niet zo relevant vind (zoals de kwesties in Amerika). Dus als men mij als gesprekspartner daarom niet 100% serieus neemt, dan zij dat zo. Ik meen toch wel een aardig beeld van Z.’s opvattingen verkregen te hebben.
Een paar opmerkingen (mede als antwoord aan Leonius):
Z. schrijft veel wat waar is in zijn boek. Ook geeft hij ontzettend veel informatie, wat zijn boek een gedegen indruk geeft.
Zijn manier van citeren is echter wat merkwaardig: links en rechts plukt hij citaten bij schrijvers vandaan, en dat varieert van Comrie tot Wentsel, en daar zit weinig lijn in.
Z. is positief over de verbondsleer van Kievit en wel kritisch naar Woelderink; dat heb ik in andere postings dus niet helemaal juist gezegd. Maar Z.’s interpretatie van Kievit is discutabel. Hij verwerpt ook de visie van Graafland, die Kievit sterk in de lijn van de GG plaatst en kiest meer voor de opvatting van Balke. Ik denk echter dat er veel voor de visie van Graafland is te zeggen (blz. 745).
Dat Z. met zijn opmerking over die ‘bijzondere ervaring’ een visionaire vierschaarbeleving bedoelt, is maar de vraag. Ik plaats een dergelijke opmerking in elk geval in het licht van een passage als deze:
Jongeren zijn actief bezig elkaar op te zoeken en samen de Schrift en de geschriften der vaderen te onderzoeken. Zij spreken vrijmoediger over het geloof dan een oudere generatie en zelfs hun eigen generatie van vijftien jaar terug. Bij ‘bekering’ wordt dan minder gedacht aan een ingrijpende ervaring van de Heilige Geest dan een hartelijke, dagelijkse keuze om God voortaan in woord en daad te dienen. In plaats van overwegende bekommering of men werkelijk deel aan Christus heeft, is het geloofsleven meer een oefening in gehoorzaamheid aan de bijbelse geboden en zekere beloften. (blz. 1031-1032)
Deze passage geeft volgens mij de ligging van Z. weer. Dít is mijns inziens wat hij voorstaat en dit is wat ik de ‘gevaarlijke tendens’ bij Z. acht. Aan het eind van de bladzijde schrijft Z. tenminste dat hij zo blij is tekenen van terugkoppeling naar Schrift en belijdenis etc. te zien bij een jongere generatie. Dus hij labelt het positief!
Wat Z. schrijft over de vierschaarbeleving is nogal tendentieus. Hij geeft enkele passages weer (van ds. Du Marchie, ds. Van der Poel en ds. P. Blok) en begint dan een volgende paragraaf met: “Het is W. Pieters geweest die de overspannen gedachte over de rechtvaardiging (en daarmee in het verlengde de vierschaarbeleving) scherp heeft bekritiseerd”, daarmee suggererend dat Du Marchie e.a. er overspannen gedachten daaromtrent op na houden en dat Pieters déze gedachten bekritiseert (blz. 460).
Later in dit hoofdstuk schrijft Z. overigens: “De vierschaarbeleving heeft dus alles te maken met de bekrachtiging van het Evangelie”, en dan citeert hij Woelderink: “‘Wat in het ogenblik der bewuste rechtvaardigmaking wordt doorgemaakt, is niet anders dan de toepassing aan het hart van wat in het Evangelie besloten ligt.’”
Juist, Van der Zwaag! zou ik willen zeggen. Dát is nou net waar het om gaat in de rechtvaardiging (in de vierschaar). Maar waarom dan zo’n hoop negatieve dingen erover gezegd? Zoals dat de vierschaarbeleving het ‘verleggen van het zwaartepunt van de belofte Gods naar de bevinding van de vrome’ is (Bavinck)(blz. 470) of ‘dat de mens graag in het middelpunt wordt geplaatst’ (ds. Simons) (blz. 472). Enerzijds probeert Z. er begrip voor op te brengen, maar anderzijds maakt hij er bijna een soort theologische folklore van!
Verder: ik begrijp van ds. Moerkerken het onderscheid tussen ‘het geloof in Christus’ en de ‘rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie’ niet, maar ik begrijp dit onderscheid óók niet bij Van der Zwaag en ds. Harinck.
Er zou natuurlijk nog veel meer te zeggen zijn, maar voorlopig laat ik het hier maar bij.
Een paar opmerkingen (mede als antwoord aan Leonius):
Z. schrijft veel wat waar is in zijn boek. Ook geeft hij ontzettend veel informatie, wat zijn boek een gedegen indruk geeft.
Zijn manier van citeren is echter wat merkwaardig: links en rechts plukt hij citaten bij schrijvers vandaan, en dat varieert van Comrie tot Wentsel, en daar zit weinig lijn in.
Z. is positief over de verbondsleer van Kievit en wel kritisch naar Woelderink; dat heb ik in andere postings dus niet helemaal juist gezegd. Maar Z.’s interpretatie van Kievit is discutabel. Hij verwerpt ook de visie van Graafland, die Kievit sterk in de lijn van de GG plaatst en kiest meer voor de opvatting van Balke. Ik denk echter dat er veel voor de visie van Graafland is te zeggen (blz. 745).
Dat Z. met zijn opmerking over die ‘bijzondere ervaring’ een visionaire vierschaarbeleving bedoelt, is maar de vraag. Ik plaats een dergelijke opmerking in elk geval in het licht van een passage als deze:
Jongeren zijn actief bezig elkaar op te zoeken en samen de Schrift en de geschriften der vaderen te onderzoeken. Zij spreken vrijmoediger over het geloof dan een oudere generatie en zelfs hun eigen generatie van vijftien jaar terug. Bij ‘bekering’ wordt dan minder gedacht aan een ingrijpende ervaring van de Heilige Geest dan een hartelijke, dagelijkse keuze om God voortaan in woord en daad te dienen. In plaats van overwegende bekommering of men werkelijk deel aan Christus heeft, is het geloofsleven meer een oefening in gehoorzaamheid aan de bijbelse geboden en zekere beloften. (blz. 1031-1032)
Deze passage geeft volgens mij de ligging van Z. weer. Dít is mijns inziens wat hij voorstaat en dit is wat ik de ‘gevaarlijke tendens’ bij Z. acht. Aan het eind van de bladzijde schrijft Z. tenminste dat hij zo blij is tekenen van terugkoppeling naar Schrift en belijdenis etc. te zien bij een jongere generatie. Dus hij labelt het positief!
Wat Z. schrijft over de vierschaarbeleving is nogal tendentieus. Hij geeft enkele passages weer (van ds. Du Marchie, ds. Van der Poel en ds. P. Blok) en begint dan een volgende paragraaf met: “Het is W. Pieters geweest die de overspannen gedachte over de rechtvaardiging (en daarmee in het verlengde de vierschaarbeleving) scherp heeft bekritiseerd”, daarmee suggererend dat Du Marchie e.a. er overspannen gedachten daaromtrent op na houden en dat Pieters déze gedachten bekritiseert (blz. 460).
Later in dit hoofdstuk schrijft Z. overigens: “De vierschaarbeleving heeft dus alles te maken met de bekrachtiging van het Evangelie”, en dan citeert hij Woelderink: “‘Wat in het ogenblik der bewuste rechtvaardigmaking wordt doorgemaakt, is niet anders dan de toepassing aan het hart van wat in het Evangelie besloten ligt.’”
Juist, Van der Zwaag! zou ik willen zeggen. Dát is nou net waar het om gaat in de rechtvaardiging (in de vierschaar). Maar waarom dan zo’n hoop negatieve dingen erover gezegd? Zoals dat de vierschaarbeleving het ‘verleggen van het zwaartepunt van de belofte Gods naar de bevinding van de vrome’ is (Bavinck)(blz. 470) of ‘dat de mens graag in het middelpunt wordt geplaatst’ (ds. Simons) (blz. 472). Enerzijds probeert Z. er begrip voor op te brengen, maar anderzijds maakt hij er bijna een soort theologische folklore van!
Verder: ik begrijp van ds. Moerkerken het onderscheid tussen ‘het geloof in Christus’ en de ‘rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie’ niet, maar ik begrijp dit onderscheid óók niet bij Van der Zwaag en ds. Harinck.
Er zou natuurlijk nog veel meer te zeggen zijn, maar voorlopig laat ik het hier maar bij.