Het is interessant om na te denken hoe we tegenover deze visie staan? Kunnen we hier allemaal mee instemmen?Iedere gelovige bevindt bij zichzelf - wat hij aan anderen uiteenzetten kan - het volgende:
Hij gelooft, dat alles wat in de Schrift begrepen is, waar en van God is. Hij gevoelt zich verplicht, om al deze dingen vast te geloven en te omhelzen. Want, zo redeneert hij: Is dit Woord waar en Goddelijk, dan is het ook billijk dat ik het geloof.
In dit alles aanschouwt, omhelst en eigent hij zich in het bijzonder de beloften des Evangelies toe, met betrekking tot Gods genade of vergeving der zonden, en het schenken van de gerechtigheid en het eeuwige leven aan alle gelovigen, om Christus' wil en door Hem. Want "die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven", Joh. 3:36
Door dit vertrouwen rust hij vast op Gods tegenwoordige genade jegens hem, en op grond daarvan mag hij het volgende besluit vaststellen inzake de toekomstige genade: "Aangezien God mij nu zo liefheeft en mij zulke grote goederen geeft, zal Hij mij ook voor eeuwig behouden. Want Hij is onveranderlijk en Zijn genadegiften zijn onberouwelijk."
Krachtens deze (verkregen) goederen ontstaat er blijdschap in het hart en een vrede in de conscientie, die alle menselijke begrip te boven gaat.
Hij heeft een wil en ernstig voornemen, om God in alles wat Hij wil, gehoorzaam te zijn en dat zonder enige uitzondering, door alles, wat God wil dat gedaan en geleden wordt, te doen; ook al raast en tiert de duivel en de wereld nog zo hevig.
Wie gelooft, die ervaart deze dingen in zich, en wie deze dingen in zich ervaart, die gelooft werkelijk."
Maar voor een ieder die dit leest is de volgende vraag allereerst van belang: hoe gaat het met u (naar: J.C. Ryle)?