De doop
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
De doop
Inderdaad, we mogen juist voor onze kinderen, als verbondskinderen, pleiten op het verbond. Dat deed Ds. Ledeboer ook.
-----------------
Opmerking van Uw Moderator:
Om het overzichtelijk te houden heb ik deze discussie losgekoppeld van de topic 'Komen tot Christus'
-----------------
[Aangepast op 17/3/2005 door memento]
-----------------
Opmerking van Uw Moderator:
Om het overzichtelijk te houden heb ik deze discussie losgekoppeld van de topic 'Komen tot Christus'
-----------------
[Aangepast op 17/3/2005 door memento]
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Eisend of vragend? Kunnen we het zo verwoorden? Laten we eens luisteren naar Calvijn. Voor wie hier meer van wil lezen, ik zou zeggen neem zijn 4e boek en het zestiende hoofdstuk:
Calvijn 4,16,4
Want gelijk de Besnijdenis voor de Joden de eerste intrede was in de Kerk, dewijl zij hun een teken was waardoor zij verzekerd werden, dat zij tot Gods volk en gezin werden aangenomen, en zij zelf wederkerig ook beleden dat zij zich Gode ten dienste overgaven, zo worden ook wij thans door de Doop Gode toegeheiligd; opdat wij onder Zijn volk aangeschreven worden, en ons zelf van onze zijde aan Zijn Naam verbinden zouden.
Waaruit ontegenzeglijk blijkt, dat de Doop in plaats van de Besnijdenis gekomen is, opdat hij bij ons doen zou wat de Besnijdenis oudtijds verricht heeft.
Calvijn 4,16,7
7. Als daarom de Here Jezus een bewijs wilde geven, waaruit de wereld mocht verstaan dat Hij gekomen was, veeleer om de barmhartigheid Zijns Vaders uit te breiden dan om die te beperken, zo omhelst Hij op een minzame wijze de kinderkens die tot Hem gebracht waren, Zijn discipel bestraffende, omdat zij derzelve de toegang tot Hem poogden te beletten; dewijl zij zo doende degenen, aan wie het koninkrijk der hemelen toekwam, van Hem afkeerden, door Wien alleen de ingang in de hemel geopend wordt.
Maar, zal iemand zeggen, welke gelijkheid heeft de Doop met dit omhelzen door Christus? want er wordt niet verhaald dat Hij die kinderen gedoopt heeft, maar dat Hij die heeft ontvangen, omhelsd en gezegend. Zo wij dus Zijn voorbeeld willen volgen, moeten wij de kleine kinderen met onze gebeden helpen, maar hen niet dopen.
Maar laat ons hetgeen Christus gedaan heeft eens wat aandachtiger overwegen, dan zulke mensen doen. Want wij moeten niet onopgemerkt voorbijgaan dat Christus beveelt de jonge kinderen tot Hem te doen komen, met deze bijgevoegde reden: dewijl derzulken het koninkrijk der hemelen is.
Deze Zijn goedertierenheid bewijst Hij daarop ook met de daad, wanneer Hij dezelve met omhelzen door gebed en zegenspreking aan de Vader aanbeveelt. Indien het behoorlijk is dat de jonge kinderen tot Christus worden gebracht, waarom dan ook niet dat zij ontvangen worden tot de Doop, het teken van onze gemeenschap en deelgenootschap aan Christus?
Indien hunner het koninkrijk der hemelen is, waarom zal hun het teken geweigerd worden, waardoor hun de toegang tot de Kerk als geopend wordt, opdat zij, daarin opgenomen, onder de erfgenamen van het rijk des hemels mochten aangeschreven worden? Hoe onbillijk zullen wij zijn, indien wij hen van Christus afdrijven, die Hij tot Zich nodigt? indien wij hen beroven, die Hij met Zijn gaven versiert? indien wij hen uitsluiten, die Hijzelf liefderijk tot Zich toelaat? Indien wij willen overwegen hoe ver, hetgeen Christus daar gedaan heeft, verschilt van de Doop, hoe zullen wij dan de Doop, waarmee wij betuigen dat de kinderkens in Gods verbond begrepen zijn, van meer waarde kunnen houden dan de opneming, de omhelzing, de oplegging der handen en het gebed, met welke Christus Zelf tegenwoordig betuigt, dat zij de Zijn zijn en door Hem worden geheiligd? Met de andere uitvluchten, waardoor zij deze plaats zoeken te ontduiden, brengen zij alleen hun onwetendheid aan het licht.
Want daaruit, dat Christus zegt: Laat de kleinen tot Mij komen, trekken zij, zo zij menen, dit scherpzinnig besluit, dat zij al wat groot en oud waren en reeds bekwaam om te kunnen gaan. Maar zij worden door de Evangelie-schrijvers genoemd brephee en paidia, door welke woorden de Grieken zodanige kleine kinderen betekenen, die nog aan de borsten hunner moeders zijn. Zo staat dan hier komen eenvoudig voor naderen.
Ziet toch eens hoedanige listen zij moeten verzinnen, die zich tegen de waarheid hebben verhard. Hetgeen zij voorts zeggen dat het koninkrijk der hemelen daar niet wordt toegeëigend aan kinderen, maar aan degenen die aan kinderen gelijk zijn; omdat gezegd wordt dat het derzulken maar niet hun toekomt, zulks is geen haar bondiger.
Want zo men dit wil aannemen, hoedanig zal dan de reden van Christus zijn, waarmee Hij bewijzen wil, dat kinderen van zeer jeugdigen leeftijd van Hem niet vreemd zijn? Als Hij gebiedt dat men de jonge kinderen tot Hem zal laten naderen, zo is niets duidelijker dan dat Hij de eigenlijke kindsheid bedoelt.
En opdat dit niet ongerijmd schijne, voegt Hij er bij: derzulken is het koninkrijk der hemelen. Zo de jonge kinderen noodzakelijk daaronder moeten begrepen worden, zo is het geenszins duister, dat door het woord derzulken ook de jonge kinderen en die hun gelijk zijn, worden aangeduid.
Calvijn 4,16,32
32. Ik acht dat ieder verstandige nu duidelijk ontwaren zal, hoe moedwillig zij, die twisten en geschillen over de Kinderdoop opwerpen, de Kerk van Christus beroeren. Maar ook is het der moeite waard optemerken, waarop Satan met deze zo grote sluwheid het toelegt; namelijk opdat hij de bijzondere vrucht des vertrouwens en der geestelijke blijdschap, die hieruit te erlangen is, ons ontrukken, en de eer der Goddelijke goedheid ook in diezelfde maat verminderen zou.
Want hoe aangenaam is het voor de godvruchtige zielen, niet slechts door het Woord maar ook door het gezicht der ogen te worden verzekerd, dat zij zoveel genade verkrijgen bij de Hemelsen Vader, dat Hij ook voor hun nakomelingschap zorg draagt. Want wij kunnen hier zien dat Hij te onzen opzichte de persoon van een zeer zorgdragenden huisvader aanneemt, die zelfs na ons verscheiden de zorg voor ons niet aflegt, maar de behoeften onzer kinderen verzorgt en daarin voorziet.
Moeten wij hier niet, naar het voorbeeld van David, van ganser harte ons tot dankzegging verheffen, opdat Zijn Naam voor zulk een bewijs van goedertierenheid geheiligd worde? Dit, juist dit beoogt de Satan, wanneer hij zo geweldig op de Kinderdoop aanvalt, opdat namelijk, na het wegnemen van deze getuigenis der genade Gods, daardoor de belofte zelf, die door dezelve voor onze ogen gesteld wordt, ten laatste van lieverlede verdwijnen mocht.
Waaruit niet slechts een goddeloze ondankbaarheid jegens de barmhartigheid Gods, maar ook een zekere traagheid om de kinderen tot godsvrucht opteleiden, zou geboren worden. Want wij worden niet weinig door deze prikkel aangezet, om hen in de ernstige vreze Gods en de onderhouding der wet optevoeden, bij de overweging dat zij door Hem, terstond van hun geboorte af, voor Zijn kinderen zijn gehouden en gerekend geworden. Laat ons daarom, indien wij de weldadigheid Gods niet boosaardig willen verdonkeren, onze kinderen Hem toewijden, aan wie Hij een plaats verleent onder Zijn vrienden en huisgenoten, dat is onder de leden der Kerk.
Calvijn 4,16,4
Want gelijk de Besnijdenis voor de Joden de eerste intrede was in de Kerk, dewijl zij hun een teken was waardoor zij verzekerd werden, dat zij tot Gods volk en gezin werden aangenomen, en zij zelf wederkerig ook beleden dat zij zich Gode ten dienste overgaven, zo worden ook wij thans door de Doop Gode toegeheiligd; opdat wij onder Zijn volk aangeschreven worden, en ons zelf van onze zijde aan Zijn Naam verbinden zouden.
Waaruit ontegenzeglijk blijkt, dat de Doop in plaats van de Besnijdenis gekomen is, opdat hij bij ons doen zou wat de Besnijdenis oudtijds verricht heeft.
Calvijn 4,16,7
7. Als daarom de Here Jezus een bewijs wilde geven, waaruit de wereld mocht verstaan dat Hij gekomen was, veeleer om de barmhartigheid Zijns Vaders uit te breiden dan om die te beperken, zo omhelst Hij op een minzame wijze de kinderkens die tot Hem gebracht waren, Zijn discipel bestraffende, omdat zij derzelve de toegang tot Hem poogden te beletten; dewijl zij zo doende degenen, aan wie het koninkrijk der hemelen toekwam, van Hem afkeerden, door Wien alleen de ingang in de hemel geopend wordt.
Maar, zal iemand zeggen, welke gelijkheid heeft de Doop met dit omhelzen door Christus? want er wordt niet verhaald dat Hij die kinderen gedoopt heeft, maar dat Hij die heeft ontvangen, omhelsd en gezegend. Zo wij dus Zijn voorbeeld willen volgen, moeten wij de kleine kinderen met onze gebeden helpen, maar hen niet dopen.
Maar laat ons hetgeen Christus gedaan heeft eens wat aandachtiger overwegen, dan zulke mensen doen. Want wij moeten niet onopgemerkt voorbijgaan dat Christus beveelt de jonge kinderen tot Hem te doen komen, met deze bijgevoegde reden: dewijl derzulken het koninkrijk der hemelen is.
Deze Zijn goedertierenheid bewijst Hij daarop ook met de daad, wanneer Hij dezelve met omhelzen door gebed en zegenspreking aan de Vader aanbeveelt. Indien het behoorlijk is dat de jonge kinderen tot Christus worden gebracht, waarom dan ook niet dat zij ontvangen worden tot de Doop, het teken van onze gemeenschap en deelgenootschap aan Christus?
Indien hunner het koninkrijk der hemelen is, waarom zal hun het teken geweigerd worden, waardoor hun de toegang tot de Kerk als geopend wordt, opdat zij, daarin opgenomen, onder de erfgenamen van het rijk des hemels mochten aangeschreven worden? Hoe onbillijk zullen wij zijn, indien wij hen van Christus afdrijven, die Hij tot Zich nodigt? indien wij hen beroven, die Hij met Zijn gaven versiert? indien wij hen uitsluiten, die Hijzelf liefderijk tot Zich toelaat? Indien wij willen overwegen hoe ver, hetgeen Christus daar gedaan heeft, verschilt van de Doop, hoe zullen wij dan de Doop, waarmee wij betuigen dat de kinderkens in Gods verbond begrepen zijn, van meer waarde kunnen houden dan de opneming, de omhelzing, de oplegging der handen en het gebed, met welke Christus Zelf tegenwoordig betuigt, dat zij de Zijn zijn en door Hem worden geheiligd? Met de andere uitvluchten, waardoor zij deze plaats zoeken te ontduiden, brengen zij alleen hun onwetendheid aan het licht.
Want daaruit, dat Christus zegt: Laat de kleinen tot Mij komen, trekken zij, zo zij menen, dit scherpzinnig besluit, dat zij al wat groot en oud waren en reeds bekwaam om te kunnen gaan. Maar zij worden door de Evangelie-schrijvers genoemd brephee en paidia, door welke woorden de Grieken zodanige kleine kinderen betekenen, die nog aan de borsten hunner moeders zijn. Zo staat dan hier komen eenvoudig voor naderen.
Ziet toch eens hoedanige listen zij moeten verzinnen, die zich tegen de waarheid hebben verhard. Hetgeen zij voorts zeggen dat het koninkrijk der hemelen daar niet wordt toegeëigend aan kinderen, maar aan degenen die aan kinderen gelijk zijn; omdat gezegd wordt dat het derzulken maar niet hun toekomt, zulks is geen haar bondiger.
Want zo men dit wil aannemen, hoedanig zal dan de reden van Christus zijn, waarmee Hij bewijzen wil, dat kinderen van zeer jeugdigen leeftijd van Hem niet vreemd zijn? Als Hij gebiedt dat men de jonge kinderen tot Hem zal laten naderen, zo is niets duidelijker dan dat Hij de eigenlijke kindsheid bedoelt.
En opdat dit niet ongerijmd schijne, voegt Hij er bij: derzulken is het koninkrijk der hemelen. Zo de jonge kinderen noodzakelijk daaronder moeten begrepen worden, zo is het geenszins duister, dat door het woord derzulken ook de jonge kinderen en die hun gelijk zijn, worden aangeduid.
Calvijn 4,16,32
32. Ik acht dat ieder verstandige nu duidelijk ontwaren zal, hoe moedwillig zij, die twisten en geschillen over de Kinderdoop opwerpen, de Kerk van Christus beroeren. Maar ook is het der moeite waard optemerken, waarop Satan met deze zo grote sluwheid het toelegt; namelijk opdat hij de bijzondere vrucht des vertrouwens en der geestelijke blijdschap, die hieruit te erlangen is, ons ontrukken, en de eer der Goddelijke goedheid ook in diezelfde maat verminderen zou.
Want hoe aangenaam is het voor de godvruchtige zielen, niet slechts door het Woord maar ook door het gezicht der ogen te worden verzekerd, dat zij zoveel genade verkrijgen bij de Hemelsen Vader, dat Hij ook voor hun nakomelingschap zorg draagt. Want wij kunnen hier zien dat Hij te onzen opzichte de persoon van een zeer zorgdragenden huisvader aanneemt, die zelfs na ons verscheiden de zorg voor ons niet aflegt, maar de behoeften onzer kinderen verzorgt en daarin voorziet.
Moeten wij hier niet, naar het voorbeeld van David, van ganser harte ons tot dankzegging verheffen, opdat Zijn Naam voor zulk een bewijs van goedertierenheid geheiligd worde? Dit, juist dit beoogt de Satan, wanneer hij zo geweldig op de Kinderdoop aanvalt, opdat namelijk, na het wegnemen van deze getuigenis der genade Gods, daardoor de belofte zelf, die door dezelve voor onze ogen gesteld wordt, ten laatste van lieverlede verdwijnen mocht.
Waaruit niet slechts een goddeloze ondankbaarheid jegens de barmhartigheid Gods, maar ook een zekere traagheid om de kinderen tot godsvrucht opteleiden, zou geboren worden. Want wij worden niet weinig door deze prikkel aangezet, om hen in de ernstige vreze Gods en de onderhouding der wet optevoeden, bij de overweging dat zij door Hem, terstond van hun geboorte af, voor Zijn kinderen zijn gehouden en gerekend geworden. Laat ons daarom, indien wij de weldadigheid Gods niet boosaardig willen verdonkeren, onze kinderen Hem toewijden, aan wie Hij een plaats verleent onder Zijn vrienden en huisgenoten, dat is onder de leden der Kerk.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Niek, ik heb je citaten van Calvijn gelezen, en moet daaruit idd concluderen dat ik als gergemmer op dit punt wezelijk met hem verschilt.
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd). Niet elke Israëliet werd zalig omdat zij in de besnijdenis waren. De doop is daarom een verwijzing naar Gods liefde en trouw dat hij een mogelijkheid geeft tot behoudt, het is niet het behoudt zelve.
We mogen daarom wel pleiten op onze doop, in zekere zin ook nog wel eisend. Doch de beloften gegeven in de doop zijn op voorwaarde van geloof en bekering. Zo wij dan buiten het geloof zijn, laat ons bidden om geloof. Laten wij ons bekeren!
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd). Niet elke Israëliet werd zalig omdat zij in de besnijdenis waren. De doop is daarom een verwijzing naar Gods liefde en trouw dat hij een mogelijkheid geeft tot behoudt, het is niet het behoudt zelve.
We mogen daarom wel pleiten op onze doop, in zekere zin ook nog wel eisend. Doch de beloften gegeven in de doop zijn op voorwaarde van geloof en bekering. Zo wij dan buiten het geloof zijn, laat ons bidden om geloof. Laten wij ons bekeren!
Zo zie ik het ook!Oorspronkelijk gepost door memento
Niek, ik heb je citaten van Calvijn gelezen, en moet daaruit idd concluderen dat ik als gergemmer op dit punt wezelijk met hem verschilt.
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd). Niet elke Israëliet werd zalig omdat zij in de besnijdenis waren. De doop is daarom een verwijzing naar Gods liefde en trouw dat hij een mogelijkheid geeft tot behoudt, het is niet het behoudt zelve.
We mogen daarom wel pleiten op onze doop, in zekere zin ook nog wel eisend. Doch de beloften gegeven in de doop zijn op voorwaarde van geloof en bekering. Zo wij dan buiten het geloof zijn, laat ons bidden om geloof. Laten wij ons bekeren!
Niemand is volmaakt en daarvan ben ik het perfecte voorbeeld.


Ik ken te weinig van Calvijn om daarover te oordelen. Maar dr. A. Kuyper (waar ik redelijk veel van gelezen heb) heeft voor zijn veronderstelde wedergeboorte Calvijn veel kunnen citeren.Oorspronkelijk gepost door MS
Volgens mij bedoeld Calvijn niet dat het kind door de doop behouden wordt!?
Misschien dat een betere Calvijnkenner dan ik (Niek of Zeeuw misschien?) het verschil kunnen uitleggen tussen de Calvinistische doopvisie en de veronderstelde wedergeboorte?
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Dan moet je het doopformulier nog maar eens goed lezen. De kinderen bevinden zich wel degelijk in het verbond. Niet ieder kind houdt uiteindelijk dat verbond. Dat verbond blijft staan van Gods kant uit, Zijn uitgestoken hand.Oorspronkelijk gepost door memento
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd).
We lezen vele malen dat Israel het verbond verbreekt en dat God het uit grondeloze barmhartigheid vele malen vernieuwt.
Met de term "erf van het verbond" heb ik wat moeite. Met de Heilige Doop wordt verzegeld dat de kinderen ín het verbond zijn: "overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben". Dat erf is er echt later bij bedacht. Dat niet alle gedoopten zalig worden is een andere discussie. Alle gedoopten mogen wel pleiten op het verbond, ook al zijn wij zelf verbondsbrekers, de Heere is dat niet. De suggestie dat de Heilige Doop nét niet over het Verbond gaat maar daar slechts in de buurt komt (op het erf) vind ik afbreuk doen aan het sacrament. De Heilige Doop is het sacrament van de inlijving in het Verbond zoals het Heilig Avondmaal het sacament van de inblijving in het Verbond is.Oorspronkelijk gepost door memento
Niek, ik heb je citaten van Calvijn gelezen, en moet daaruit idd concluderen dat ik als gergemmer op dit punt wezelijk met hem verschilt.
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd). Niet elke Israëliet werd zalig omdat zij in de besnijdenis waren. De doop is daarom een verwijzing naar Gods liefde en trouw dat hij een mogelijkheid geeft tot behoudt, het is niet het behoudt zelve.
We mogen daarom wel pleiten op onze doop, in zekere zin ook nog wel eisend. Doch de beloften gegeven in de doop zijn op voorwaarde van geloof en bekering. Zo wij dan buiten het geloof zijn, laat ons bidden om geloof. Laten wij ons bekeren!
Eens. Het lijkt me beter om te zeggen dat het verbond tweezijdig moet zijn en dat er bekering en geloof moeten zijn, dan dat we het over een erf hebben. Zie daarvoor ook het doopformulier.Oorspronkelijk gepost door limosaMet de term "erf van het verbond" heb ik wat moeite. Met de Heilige Doop wordt verzegeld dat de kinderen ín het verbond zijn: "overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben". Dat erf is er echt later bij bedacht. Dat niet alle gedoopten zalig worden is een andere discussie. Alle gedoopten mogen wel pleiten op het verbond, ook al zijn wij zelf verbondsbrekers, de Heere is dat niet. De suggestie dat de Heilige Doop nét niet over het Verbond gaat maar daar slechts in de buurt komt (op het erf) vind ik afbreuk doen aan het sacrament. De Heilige Doop is het sacrament van de inlijving in het Verbond zoals het Heilig Avondmaal het sacament van de inblijving in het Verbond is.Oorspronkelijk gepost door memento
Niek, ik heb je citaten van Calvijn gelezen, en moet daaruit idd concluderen dat ik als gergemmer op dit punt wezelijk met hem verschilt.
Ik denk dat de leer van de gergem meer naar de Schrift is. Ik geloof dat elk kind, door de doop, wordt opgenomen in de uiterlijke zin van het verbond (in vaktermen wordt dit soms 'het erf van het verbond' genoemd). Niet elke Israëliet werd zalig omdat zij in de besnijdenis waren. De doop is daarom een verwijzing naar Gods liefde en trouw dat hij een mogelijkheid geeft tot behoudt, het is niet het behoudt zelve.
We mogen daarom wel pleiten op onze doop, in zekere zin ook nog wel eisend. Doch de beloften gegeven in de doop zijn op voorwaarde van geloof en bekering. Zo wij dan buiten het geloof zijn, laat ons bidden om geloof. Laten wij ons bekeren!
[Aangepast op 17/3/05 door elbert]
Misschien is het interessant om iets meer over de vrijgemaakte verbondsvisie te vertellen? Ik geloof dat dit aardig dicht bij Calvijn ligt.
God deed een belofte aan heel Israël (dus iedere Jood in Egypte) om hun uit te leiden naar het land Kanaän. God deed dit ook daadwerkelijk, maar toch kwam maar een klein gedeelte van de mensen van de belofte aan in Kanaän. (maar 2 mensen!) Hou dit beeld ff vast.
De doop is niet alleen een teken van het verbond, maar ook een zegel. Dit betekent dat God niet een Vader wil zijn voor de uitverkorenen, maar dat Hij een Vader is voor elk gedoopt kind en dat elk gedoopt kind toegang heeft tot de genade in Christus. Kinderen staan echt in het verbond en zijn gaven. Al vanaf de doop.
Maar de doop is niet zaligmakend. Het verbond is ook niet zaligmakend. Niet in het oude testament, dus waarom wel in het nieuwe?
God is Gode zijn dank wel trouw aan Zijn verbond. Altijd geweest, in tegenstelling tot ons. Daarom voltooid Hij altijd Zijn verbond voor iedereen die daarop pleit. God zegt letterlijk ergens in Deuternomium dat Hij Israël niet vernietigt, enkel en alleen omdat Hij aan Abraham had beloofd dat Israël een groot volk zou worden. Eigenlijk wel een beetje eng als je er bij stil staat en eigenlijk ook heel mooi. God vernietigt ons niet en voert Zijn genadewerk uit, enkel alleen om Zijn uitspraken in het verleden. Niet omdat wij nu goed of slecht zijn.
Maar wij kunnen het verbond wel verbreken en als God niet in Zijn oneindige genade had besloten om een grote groep mensen zalig te maken, waren wij allemaal lachend naar de duivel gerend. God heeft dus besloten om een groot aantal uitverkorenen zalig te maken en dat wordt zichtbaar in de kracht die Hij geeft om ongelovigen te bekeren tot het evangelie en om gelovigen vast te laten houden bij wat ze geleerd is en bij de doop geschonken is.
Dus de doop is wel degelijk een zegel van Gods verbond, maar is gewoon niet zaligmakend. Ook een gedoopte heeft nodig dat God komt met Zijn Geest en hem levend maakt. Dat staat ook in het doopsformulier, al legt deze de verantwoordelijkheid bij ons dat wij ons bekeren.
Edit: Mmmzzz... Ben een uur geleden begonnen aan deze reply. Is dus al te laat.
God deed een belofte aan heel Israël (dus iedere Jood in Egypte) om hun uit te leiden naar het land Kanaän. God deed dit ook daadwerkelijk, maar toch kwam maar een klein gedeelte van de mensen van de belofte aan in Kanaän. (maar 2 mensen!) Hou dit beeld ff vast.
De doop is niet alleen een teken van het verbond, maar ook een zegel. Dit betekent dat God niet een Vader wil zijn voor de uitverkorenen, maar dat Hij een Vader is voor elk gedoopt kind en dat elk gedoopt kind toegang heeft tot de genade in Christus. Kinderen staan echt in het verbond en zijn gaven. Al vanaf de doop.
Maar de doop is niet zaligmakend. Het verbond is ook niet zaligmakend. Niet in het oude testament, dus waarom wel in het nieuwe?
God is Gode zijn dank wel trouw aan Zijn verbond. Altijd geweest, in tegenstelling tot ons. Daarom voltooid Hij altijd Zijn verbond voor iedereen die daarop pleit. God zegt letterlijk ergens in Deuternomium dat Hij Israël niet vernietigt, enkel en alleen omdat Hij aan Abraham had beloofd dat Israël een groot volk zou worden. Eigenlijk wel een beetje eng als je er bij stil staat en eigenlijk ook heel mooi. God vernietigt ons niet en voert Zijn genadewerk uit, enkel alleen om Zijn uitspraken in het verleden. Niet omdat wij nu goed of slecht zijn.
Maar wij kunnen het verbond wel verbreken en als God niet in Zijn oneindige genade had besloten om een grote groep mensen zalig te maken, waren wij allemaal lachend naar de duivel gerend. God heeft dus besloten om een groot aantal uitverkorenen zalig te maken en dat wordt zichtbaar in de kracht die Hij geeft om ongelovigen te bekeren tot het evangelie en om gelovigen vast te laten houden bij wat ze geleerd is en bij de doop geschonken is.
Dus de doop is wel degelijk een zegel van Gods verbond, maar is gewoon niet zaligmakend. Ook een gedoopte heeft nodig dat God komt met Zijn Geest en hem levend maakt. Dat staat ook in het doopsformulier, al legt deze de verantwoordelijkheid bij ons dat wij ons bekeren.
Edit: Mmmzzz... Ben een uur geleden begonnen aan deze reply. Is dus al te laat.
Jozua, Kaleb plus allen onder de 20 jaar (Numeri 14). De belofte gold ook de kinderen en het blijkt nu dat het overgrote deel van de kinderen het land Kanaän binnen mochten gaan in tegenstelling tot de volwassenen. Dit wordt nog eens aangehaald in 1 Kol. 10 waar de doortocht door de Schelfzee met de uitdrukking "gedoopt in Mozes" wordt aangeduid. Ik kwam in de discussie op refoweb over de kinderdoop ook op dit punt, vandaar.Oorspronkelijk gepost door KawGod deed een belofte aan heel Israël (dus iedere Jood in Egypte) om hun uit te leiden naar het land Kanaän. God deed dit ook daadwerkelijk, maar toch kwam maar een klein gedeelte van de mensen van de belofte aan in Kanaän. (maar 2 mensen!)
