De duivel op het kerkpad
Geplaatst: 31 okt 2003, 14:35
De duivel op kerkepad
Iemand zat voor de avonddienst beginnen zou, thuis nog een dutje te doen. Het kon nog het, zo dacht hij. Maar hij viel in slaap en droomde.
Hij droomde, dat hij reeds op weg was naar de kerk en op de weg daarheen kwam hem een vreemdeling achterop, die geheel in het zwart was en een masker droeg.
Goede avond, zei hij, ook naar de kerk? Ja, het treft dat we de weg samen kunnen gaan, dan valt de reis niet zo lang, antwoordde de slaper in zijn droom. Wie bent u eigenlijk, vroeg de slaper. Weet u niet wie ik ben? Ik ben de duivel!
De slaper schrok geweldig. De duivel? En gaat u dan ook naar de kerk? Ja, natuurlijk man, wat dacht je? Daar valt voor mij het meeste werk te doen.
Ik loop met de mensen mee langs het kerkpad, of zit bij hen in de auto en meestal ben ik ook al bij hen thuis eer ze zich gereed maken voor het naar de kerk gaan.
Als het Heilig Avondmaal gehouden wordt, dan ben ik er om te proberen ruzie te verwekken in de gezinnen of in de kerk. Ze snauwen elkaar af op weg naar de kerk. Ik heb veel middelen die mij ten dienste staan, maar alle zijn ze mij geoorloofd. Een knoopje breekt af, de stropdas zit niet goed, de kinderen gooien een beker melk om op tafel, of een vlek in de kleren. Allemaal prachtmiddelen, man.
Bij de boeren laat ik net voor kerktijd een varken uit het hok breken, of een hek openstaan. Vergeten natuurlijk. Och, ik doe maar één persoon zoiets vergeten en dan is het klaar.
Duizend andere dingen staan me ten dienste. De boer kan niet klaar komen met zijn werk, de vrouw kon de vorige nacht niet slapen, ze krijgt hoofdpijn omdat er zaterdagavond zoveel visite is geweest en het zo laat werd.
De winkelier laat ik heel zijn zaak meesjouwen naar de kerk en als ik geluk heb heeft hij aan de kerkgang niets.
’s Zondagsmorgen tracht ik allerlei in te werpen dat verstoort. Het bijbellezen gaat voorbij zonder dat men weet wat gelezen is, het bed evenzo. Ik laat hen laat opstaan, zodat ze hollen moeten om nog net op tijd te zijn.
Zo, zei de slaper, dat is wel heel erg wat u doet! En verder, wat doet u nog meer?
Wel, als de mensen op weg zijn, dan wijs ik ze op verschillende dingen. De boerderijen, de tuinderijen, de winkels, de huizen, enz. Hier zijn de gordijnen niet al te schoon, daar is de tuin een ravage. Weer een ander bekijkt elke etalage die hij of zij passeert op weg naar de kerk.
De jongeren laat ik van alles zien wat ze mooi vinden en hun ijdelheid streelt.
Zelfs de kinderen laat ik niet met rust, ik spoor ze aan, om vooral in de kerk lastig te zijnn en ondeugende dingen uit te halen. Vooral die pepermunten zijn een prachtmiddel. De kinderen laat ik ze kapot bijten, zodat het anderen hindert en ik laat ze zeuren om meer, zodat vader en moeder er druk mee zijn en hun aandacht afgeleid wordt. De kerkzang doe ik verlopen. De één laat ik langzaam achter aan galmen en de ander laat ik geërgerd aan de eerste er op los draven, zodat het een warboel wordt, waarom de dominee en de organist kwaad worden. Hoe meer verwarring onder dat zingen, hoe liever het me is.
Sommige mensen laat ik helemaal hun mond houden en fluister hen in: dat is geen versje voor u. Een ander zeg ik: houd je mond maar, je meent er niets van.
De één laat ik boos worden op de dominee omdat hij in zijn preek hem bij name schijnt te noemen. De ander laat ik woedend worden omdat de organist zo gek speelt. De dominee en de organist warm ik goed op. Ik prijs hen omdat ze het zo goed doen zodat ze ijdel worden en de dingen doen waaraan de gemeente zich ergert.
De dominee is veelal het mikpunt van mijn bedoelingen. Ik fluister hem even voor hij de preekstoel op gaat in, dat hij zich vergist heeft in zijn roeping, niet geschikt is om te preken, dat die en die dit en dat van hem hebben gezegd.
Dan wijs ik hem op de volle kerk, zodat zijn borst vooruit gaat staan. Ik probeer zijn gebed te verhinderen, zodat hij koud en gevoelloos de kansel beklimt. In de consistoriekamer laat ik een kerkenraadslid spreken over het weer, over een lastig huisbezoek, of over onbenullige zaken. Ik weet wel dat ik eenmaal het onderspit moet delven, maar zolang ik kan, zal ik volhouden, uit haat tegen God.
Ziet u daar die mensen bij de ingang staan? Waarom gaan ze niet naar binnen? Omdat ik hen tegenhoud. Ze praten over hun zaken, want morgen is er een grote inschrijving op een bouwwerk, daarover hebben ze het nu zo druk. Reken maar dat ze de hele kerkdienst zitten te rekenenen.
Ziet u die oude vrouw daar? Ik zal haar straks als ze zit, influisteren dat ze deur niet op slot deed, dan kan ze niet meer luisteren, tenzij haar Meester het verhoedt. Ik laat in de gedachten van de mensen hun huizen afbranden, de bliksem inslaan, hun kinderen er witjes uitzien. U ziet, dat ik vanavond heel wat werk te doen heb.
Ik wil u groeten, maar spreek er met niemand over, want waakzame mensen haat ik.
Kom slaper, kom de kerk is bijna uit en u slaapt hier in uw stoel; hé slaper wordt wakker, de duivel is bij u te gast!
De man schrok toen wakker… de kerk was inderdaad bijna uit! Hij had zich verslapen. De duivel was wakker geweest terwijl hij sliep.
**********************************
Gelezen in een ander kerkbode.
“Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.â€
Iemand zat voor de avonddienst beginnen zou, thuis nog een dutje te doen. Het kon nog het, zo dacht hij. Maar hij viel in slaap en droomde.
Hij droomde, dat hij reeds op weg was naar de kerk en op de weg daarheen kwam hem een vreemdeling achterop, die geheel in het zwart was en een masker droeg.
Goede avond, zei hij, ook naar de kerk? Ja, het treft dat we de weg samen kunnen gaan, dan valt de reis niet zo lang, antwoordde de slaper in zijn droom. Wie bent u eigenlijk, vroeg de slaper. Weet u niet wie ik ben? Ik ben de duivel!
De slaper schrok geweldig. De duivel? En gaat u dan ook naar de kerk? Ja, natuurlijk man, wat dacht je? Daar valt voor mij het meeste werk te doen.
Ik loop met de mensen mee langs het kerkpad, of zit bij hen in de auto en meestal ben ik ook al bij hen thuis eer ze zich gereed maken voor het naar de kerk gaan.
Als het Heilig Avondmaal gehouden wordt, dan ben ik er om te proberen ruzie te verwekken in de gezinnen of in de kerk. Ze snauwen elkaar af op weg naar de kerk. Ik heb veel middelen die mij ten dienste staan, maar alle zijn ze mij geoorloofd. Een knoopje breekt af, de stropdas zit niet goed, de kinderen gooien een beker melk om op tafel, of een vlek in de kleren. Allemaal prachtmiddelen, man.
Bij de boeren laat ik net voor kerktijd een varken uit het hok breken, of een hek openstaan. Vergeten natuurlijk. Och, ik doe maar één persoon zoiets vergeten en dan is het klaar.
Duizend andere dingen staan me ten dienste. De boer kan niet klaar komen met zijn werk, de vrouw kon de vorige nacht niet slapen, ze krijgt hoofdpijn omdat er zaterdagavond zoveel visite is geweest en het zo laat werd.
De winkelier laat ik heel zijn zaak meesjouwen naar de kerk en als ik geluk heb heeft hij aan de kerkgang niets.
’s Zondagsmorgen tracht ik allerlei in te werpen dat verstoort. Het bijbellezen gaat voorbij zonder dat men weet wat gelezen is, het bed evenzo. Ik laat hen laat opstaan, zodat ze hollen moeten om nog net op tijd te zijn.
Zo, zei de slaper, dat is wel heel erg wat u doet! En verder, wat doet u nog meer?
Wel, als de mensen op weg zijn, dan wijs ik ze op verschillende dingen. De boerderijen, de tuinderijen, de winkels, de huizen, enz. Hier zijn de gordijnen niet al te schoon, daar is de tuin een ravage. Weer een ander bekijkt elke etalage die hij of zij passeert op weg naar de kerk.
De jongeren laat ik van alles zien wat ze mooi vinden en hun ijdelheid streelt.
Zelfs de kinderen laat ik niet met rust, ik spoor ze aan, om vooral in de kerk lastig te zijnn en ondeugende dingen uit te halen. Vooral die pepermunten zijn een prachtmiddel. De kinderen laat ik ze kapot bijten, zodat het anderen hindert en ik laat ze zeuren om meer, zodat vader en moeder er druk mee zijn en hun aandacht afgeleid wordt. De kerkzang doe ik verlopen. De één laat ik langzaam achter aan galmen en de ander laat ik geërgerd aan de eerste er op los draven, zodat het een warboel wordt, waarom de dominee en de organist kwaad worden. Hoe meer verwarring onder dat zingen, hoe liever het me is.
Sommige mensen laat ik helemaal hun mond houden en fluister hen in: dat is geen versje voor u. Een ander zeg ik: houd je mond maar, je meent er niets van.
De één laat ik boos worden op de dominee omdat hij in zijn preek hem bij name schijnt te noemen. De ander laat ik woedend worden omdat de organist zo gek speelt. De dominee en de organist warm ik goed op. Ik prijs hen omdat ze het zo goed doen zodat ze ijdel worden en de dingen doen waaraan de gemeente zich ergert.
De dominee is veelal het mikpunt van mijn bedoelingen. Ik fluister hem even voor hij de preekstoel op gaat in, dat hij zich vergist heeft in zijn roeping, niet geschikt is om te preken, dat die en die dit en dat van hem hebben gezegd.
Dan wijs ik hem op de volle kerk, zodat zijn borst vooruit gaat staan. Ik probeer zijn gebed te verhinderen, zodat hij koud en gevoelloos de kansel beklimt. In de consistoriekamer laat ik een kerkenraadslid spreken over het weer, over een lastig huisbezoek, of over onbenullige zaken. Ik weet wel dat ik eenmaal het onderspit moet delven, maar zolang ik kan, zal ik volhouden, uit haat tegen God.
Ziet u daar die mensen bij de ingang staan? Waarom gaan ze niet naar binnen? Omdat ik hen tegenhoud. Ze praten over hun zaken, want morgen is er een grote inschrijving op een bouwwerk, daarover hebben ze het nu zo druk. Reken maar dat ze de hele kerkdienst zitten te rekenenen.
Ziet u die oude vrouw daar? Ik zal haar straks als ze zit, influisteren dat ze deur niet op slot deed, dan kan ze niet meer luisteren, tenzij haar Meester het verhoedt. Ik laat in de gedachten van de mensen hun huizen afbranden, de bliksem inslaan, hun kinderen er witjes uitzien. U ziet, dat ik vanavond heel wat werk te doen heb.
Ik wil u groeten, maar spreek er met niemand over, want waakzame mensen haat ik.
Kom slaper, kom de kerk is bijna uit en u slaapt hier in uw stoel; hé slaper wordt wakker, de duivel is bij u te gast!
De man schrok toen wakker… de kerk was inderdaad bijna uit! Hij had zich verslapen. De duivel was wakker geweest terwijl hij sliep.
**********************************
Gelezen in een ander kerkbode.
“Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.â€