He WG, herkenbare vraag die je stelt. Het zal je vast niet verbazen, maar je bent niet de enige die met dit soort vragen rondloopt. Ik heb daarom een stukje uit een boekje gehaald dat hierover gaat. Het boek heet :
Brieven van een Scepticus(Gregory A. Boyd). Dit boek bevat de (waargebeurde) briefwisseling van een gelovige zoon en een agnostische vader, die veel vragen heeft die jou bekend zouden voorkomen. Hoewel het boek zo'n typisch Amerikaans feelgood einde heeft (Vader wordt christen) en ik daar eigenlijk een beetje een afkeer van heb, verraste het boek me. De schrijver is in het dagelijks leven hoogleraar filosofie en theologie, maar schrijft zijn brieven op een persoonlijk en overtuigende manier. Onderstaand is één brief van de vader die vervolgens beantwoordt wordt door de zoon. Ik kon hier niet echt makkelijk veel stijlvormen toevoegen, mocht je het document willen om het beter te kunnen lezen (het is best lang) moet je me ff mailen (
260280sv@student.eur.nl)
Dertiende briefwisseling: Waarom zou je het verslag van het evangelie vertrouwen?
24 februari 1990
Beste Greg,
Je betoog over Gods volmaaktheid is erg boeiend. Ik heb erover nagedacht en in zekere zin lijkt het me overtuigend, maar toch kom ik terug op deze vraag: is het echt een gebrek van God als mensen gewoon te onbetekend zijn om je druk over te maken?
Niemand zal toch zeggen dat ik minder waard ben omdat ik op een mier getrapt heb, wel? Mieren komen daar gewoon niet op, hoewel ze ongetwijfeld belangrijk zijn in hun eigen ogen. Zo lijkt het me ook dat mensen in het geheel der dingen voor God minder zijn dan mieren voor ons. De reden is niet dat er aan Hem wat mankeert, maar gewoon dat wij weinig voorstellen. Maar ik heb een belangrijker probleem met jouw laatste brief, vooral met het laatste gedeelte. Dat raakt pas echt de kern van veel van mijn problemen met het christelijke geloof. Christenen, met name die 'wedergeboren' types, lopen altijd de Bijbel te citeren om hun geloof te steunen. Ze stellen hun meningen als absolute waarheden voor en rechtvaardigen dat met 'want de Bijbel vertelt met dat'. Dat kan ik alleen maar zeggen: op wiens gezag is aan de Bijbel deze verheven positie geschonken?
En dan zeg jij dat de 'geschiedenis' bewijst dat God van ons houdt, maar vervolgens citeer je de Bijbel! Ik neem je dat niet kwalijk, want dat is de enige plaats waar je ooit iets over Jezus te weten kunt komen. Maar voor mij betekent dat helemaal niets, want ik aanvaard de Bijbel helemaal niet! Ik zie geen enkele goede reden om de blinde geloofssprong te maken van het rücksichtslos aanvaarden van de betrouwbaarheid van de evangeliën waar jouw hele geloof op gebaseerd is.
Dus zelf als ik overtuigd zou zijn dat God om ons mieren geeft, dan zit er nog een heel stuk tussen dát en geloven dat Hij er een werd - en de rest van die christelijke handel.
Genoeg voor deze keer.
Veel liefs,
Pa
8 maart 1990
Lieve vader,
Laat ik eerst ingaan op uw vergelijking met mieren, dan zal ik me daarna bezig houden met uw bezwaar tegen het citeren van de bijbel. U stelt dat net zoals een mens niet minder mens is omdat hij niets om mieren geeft, God ook niet minder God is omdat Hij niets om mensen geeft. Ik vind het een spitse vergelijking, maar toch gaat ze mank.
Mensen mogen dan niet in staat zijn iets te geven om insecten, maar dat wijst er alleen maar eens te meer op dat wij onvolmaakt zijn. Als wij volmaakt zouden liefhebben, zorgen, voelen, kennen, enz., dan zouden we ons wel druk maken om insecten - en al het andere in onze wereld - en zo het beste voor hen zoeken en hen zo weinig mogelijk laten lijden. Dan zouden we meevoelen, niet alleen met alle andere mensen, maar ook met alle andere dingen.
Misschien klinkt het wat afgezaagd, maar laten we beginnen met wat voor de hand ligt en vandaar toewerken naar wat minder duidelijk is. De onvolmaaktheid van onze liegde blijkt bij de meeste mensen duidelijk in het feit dat ze niet erg betrokken kunnen of willen zijn bij, laten we zeggen, het lijden van mensen die we nooit gezien hebben. Verder blijkt het in het onvermogen van sommige mensen om zich druk te maken over het welzijn van 'hogere dieren' - honden, katten, apen. En het wordt zelfs zichtbaar in het onvermogen van veel mensen om zich druk te maken over de benarde situatie van 'lagere dieren' (bijv. degenen die uit winstbejag diersoorten uitroeien door eht vernietigen van bossen, het verontreinigen van water, enz.) Waar kun je dus de grens trekken waarachter het je niet druk maken niet meer gezien wordt als onvolkomenheid? Ik denk dat dat niet kan.
Daaruit volgt, dat als God ons behandelde zoals wij mieren behandelen, Hij geen volmaakt wezen zou zijn. Maar om veel redenen die ik u al verteld heb, denk ik dat het als een paal boven water staat dat Gods bestaan de norm is voor volmaakte liefde, kennis en morele overtuiging. Ik concludeer dus dat Hij wel om ons geeft (en om mieren).
Nu wat betreft uw fundamentelere tegenwerping dat ik uitga van het gezag van de Bijbel om te bewijzen dat wat de Bijbel over Jezus zegt, waar is. Kijk eens, pa, als ik zeg dat de 'geschiedenis' laat zien wat volgens de rede, het verstand, waar moet zijn, dan bedoel ik ook echt geschiedenis. Misschien komt het door uw eerdere ontmoetingen met die 'wedergeboren types', dat u aannam dat ik me op de Bijbel beriep als 'Gods Woord' toen ik naar Jezus als Here verwees, maar dat is niet het geval. Het is waar dat bijna al onze kennis over Jezus uit de evangeliën komt, maar dat betekent nog niet dat ik door naar de evangeliën te verwijzen, daarnaar verwijs als Gods Woord. Dat doe ik niet. Ik verwijs er alleen maar naar als historische documenten.
Laat ik even ingaan op het belangrijkste verschil tussen het lezen van een geschrift als 'Gods Woord' en als 'geschiedenis'. Wanneer de gemiddelde mormoon het Boek van Mormon leest, dan leest hij dat als Gods Woord. Hij aanvaardt op grond van zijn geloof dat wat er in het boek staat, waar is. Maar wanneer ik het Boek van Mormon lees, dan lees ik het als geschiedenis. Ik ben geen mormoon. Ik gebruik het boek alleen maar als historische bron. Ik pas op dit werk dezelfde historische criteria toe als iedere andere historicus zou doen bij het schatten van de historische waarde die een bepaald document mogelijk heeft. Ik neem helemaal niet op voorand aan dat het betrouwbaar is. Ik schenk een geschrift ongeveer zoveel vertrouwen als gerechtvaardigd lijkt door de mate waarin het beantwoordt aan historische criteria (Zo bekeken komt het Boek van Mormon er overigens niet zo best af.)
Zo is het ook met de evangeliën, pa. Ik vraag niet van u dat u ze Ãn blind vertrouwen' aanvaardt als Gods Woord. Vergeet dat maar even helemaal. Ik zeg alleen maar: kijk ernaar zoals u dat zou doen naar elk oud document. Pas er dezelfde criteria op toe die historici toepassen op andere oude geschriften als ze de geschiedenis onderzoeken. Ik beweer dat als de evangeliën op dezelfde kritisch-historische wijze behandeld worden, ze er erg goed afkomen en dat je erop kunt vertrouwen dat zij ons behoorlijk wat over de persoon van Jezus Christus vertellen. In elk geval genoeg om te weten dat God in Hem tegenwoordig was en io een zeer betekenisvolle manier door Hem werkte.
Wat zijn nu de criteria die historici toepassen op oude documenten om hun historische waarde vast te stellen? Ik ben geen deskundige op dat gebied en het veld is hoe dan ook veel te uitgestrekt om erg diep op in te gaan in onze discussie. Maar de meeste van deze criteria zijn in feite gewoon gezond verstand, toegepast op historische bronnen. Ze kunnen in twee groepen verdeeld worden: interne en externe criteria. 'Interne' criteria zijn die welke binnen het document in kwestie gelden. 'Externe' criteria zijn dan vanzelfsprekend die welke van buitenaf worden toegepast. U zult het verschil wel merken als ik verder ga. Deze criteria kunnen het beste uitgedrukt worden met behulp van een serie vragen die historici gewoonlijk stellen aan oude geschriften. Een paar van de meest belangrijke, in beide categorieën, volgen hier (met bij elk een korte uitleg waarom).
Interne Criteria
1. Was de auteur in zo'n positie dat hij wist waar hij over schreef? Beweert de tekst een ooggetuigeverslag te zijnm of gebaseerd te zijn op zo'n verslag? Of is het een verslag van-horen-zeggen?
Als het document er zelfs geen aanspraak op maakt dat het een oogetuigeverslag is, of daarop gebaseerd is, of tenminste geschreven is vanuit het perspectief van een ooggetuige, dan is zijn waarde waarschijnlijk minder dan wanneer het daar wel aanspraak op maakt. Maar zo'n uitspraak bewijst op zichzelf natuurlijk niet afdoende dat het op waarheid berust (zie bij Externe Criteria).
2. Bevat het document in kwestie specifiek meteriaal, waaronder met name informatie die van geen enkel belang is?
Eerstehands bronnen bevatten gewoonlijk opvallend veel materiaal, met name details die weinig met de kern van het verhaal te maken hebben, terwijl verzonnen verhalen zich kenmerken door een neiging tot generalisatie.
3. Bevat het document materiaal dat ongunstig is voor het document zelf?
Als een document meteriaal bevat dat een negatief beeld geeft van de auteur, van de 'helden' van het verhaal, of dat met name negatief lijkt voor de betrouwbaarheid van het verhaal, dan is dat gewoonlijk een goede indicatie dat het centrale motief van de auteur het beschrijven van de waarheid is.
4. Is het document redelijk consistent?
De waarheid kent meestal een innerlijke samenhang die verzonnen verhalen doorgaans missen, ook al bevatten verschillende beschrijvingen van één bepaalde gebeurtenis gewoonlijk enkele onbelangrijke tegenstrijdigheden.
5. Is er klaarblijkelijk sprake van legendevorming in het document?
Verhalen van vissers hebben de neiging steeds groter te worden in de loop van de tijd. Als er bepaalde zaken in een document aanwezig zijn die 'bovenproportioneel' zijn, dan suggereert dat een latere tijd van schrijven en neemt de historische betrouwbaarheid van het document evenredig af.
Externe Criteria
1. Zouden de auteurs van het document een motief hebben gehad om wat ze schreven te verzinnen?
De betrouwbaarheid van het document wordt uiteraard verminderd als kan worden vastgesteld dat de auteur een motief had om een verslag te verzinnen. Omgekeerd neemt de betrouwbaarheid van het document toe als de auteur met het schrijven van het verslag niets had te winnen, en misschien wel iets te verliezen had.
2. Bestaan er ook andere bronnen die de inhoud van het document bevestigen en/of de authenciteit van het document met bewijzen staven?
Als de inhoud van een document ook maar enigszins bevestigd wordt door bronnen buiten het document zelf, dan verhoogt dit de geloofwaardigheid van het document (maar dan moeten er op deze externe criteria wel dezelfde criteria toegepast worden). En als het auteurschap van een document in zekere mate bevestigd kan worden door externe bronnen, dan verhoogt dat de geloofwaardigheid van het document.
3. Ondersteunt de archeologie het materiaal van het document of juist niet?
Als archeologische vondsten de inhoud van het document enigermate met bewijzen kunnen staven, dan neemt daardoor de betrouwbaarheid toe. Omgekeerd geldt dat als er spanning bestaat tussen archeologische vondsten en het document, zijn geloofwaardigheid schade lijdt.
4. Zouden 'tijdgenoten' van het document de inhoud van het document vervalst kunnen hebben en hadden ze een motief om dat te doen?
Als er personen geweest zijn die hadden kunnen onthullen dat de inhoud van het document verzonnen is (en daar ook een motief voor hadden), maar dat desondanks hebben nagelaten - voor zover we uit de geschiedenis weten - dan verhoogt dat de betrouwbaarheid van het document.
De vraag is nu, pa: hoe houden de evangeliën zich als ze tegen het licht van deze criteriia gehouden worden? Ik stel dat ze er buitengewoon goed van afkomen. Ik weet dat het allicht een beetje saai is, maar probeer me toch eens te volgen als ik ze kort allemaal langsloop, want dit is echt belangrijk.
Bij intern criterium 1:
Lucas, zelf een ooggetuige, vertelt ons dat hij ooggetuigen als bronnen gebruikt en dat hij zo een ordelijk en betrouwbaar verhaal wil maken van de dingen die hij optekent (Lucas 1:1-4). Johannes deelt ons mee dat hij een ooggetuige is en de overige twee evangeliën, Mattheüs en Marcus, zijn beide geschreven vanuit het perspectief van een oogetuig, hoewel zij daar niet expliciete aanspraak op maken. Ze gaan daar gewoon van uit. Andere bronnen uit het begin van de tweede eeuw bevestigen dat de auteurs van de de evangeliën Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes zijn. (Dit behoort ook bij extern criterium 2).
Bij intern criterium 2:
De evangeliën zitten vol met het soort onbelangrijke details die typerend zijn voor oogetuigeverslagen. Laat me u daar één voorbeeld van geven. (Dit voorbeeld is des te interessanter omdat het gaat over de opstanding.) Lees Johannes 20:1-8 eens heel precies. Ik heb de onbelangrijke details die daarin voorkomen gemarkeerd.
En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala (een beschuldigend detail, zie de volgende criteria) vroeg (wanneer? doet dat ertoe?), terwijl het nog donker was (wie kan dat wat schelen?), naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad (Johannes' bescheiden manier om naar zichzelf te verwijzen - een ander kenmerk van oorspronkelijkheid), en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd (op te merken valt hier haar gebrek aan geloof). Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf; en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf (opnieuw de bescheidenheid van Johannes, maar wie bekommert er zich nu om zo'n onbelangrijk detail?) en zich vooroverbuigende (de ingang van de graftombe was laag - een detail dat historisch gezien correct is voor de tombes van rijke mensen uit die tijd - het soort waarvan we weten dat Jezus daarin gelegd was), zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen (waarom niet? onbelangrijk detail). Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende (weer een herhaling van bescheidenheid) en hij ging het graf binnen (Petrus' vrijpostiheid blijkt uit alle evangelieverhalen) en zag de windsels liggen, maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen (een onbelangrijk en onverwacht detail - wat droeg Jezus?), doch opgerold, terzijde op een andere plaats (kan er iets nóg onbelangrijker en ongebruikelijker zijn dat dit, pa? Jezus vouwde een deel van zijn windsels op voor Hij vertrok!). Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen (wie maakt zich nu druk om de precieze volgorde waarin ze naar binnen gingen?).
Ik hoop dat u snapt wat ik bedoel. Er is absoluut geen reden om dit soort oninteressante details te vermelden. Het voegt niets toe aan de verhaallijn, behalve dat het gewoon een onderdeel is van wat er gebeurde. Daarom zet de auteur het ertussen alsof hij zich de gebeurtenis in het geheugen roept. De evangeliën zitten vol met dit soort voorbeelden.
Bij intern criterium 3:
De evangeliën staan ook vol meteriaal dat ongunstig is voor die evangeliën zelf. In het opstandingsverslag bijvoorbeeld, dat u net gelezen hebt, wordt gezegd dat een vrouw de erste was die ontdekte dat het graf leeg was. Maar dat feit is alleen maar schadelijk voor het getuigenis van de vroege christenen, aangezien vrouwen in de Joodse cultuur van de eerste eeuw beschouwd worden als ongeneeslijke kletskousen. Ze mochten zelfs voor de rechtbank niet getuigen (reden voor Paulus om in 1 Korintiërs 15 geen vrouwen op te nemen in zijn lijst van personen die de verrezen Christus hebben gezien). Bovendien worden de discipelen consequent in negatief daglicht beschreven. Zelfs bepaalde aspecten van het leven van Jezus worden meegenomen in het verhaal, die verzwegen zouden zijn als het verhaal verzonnen was om de mensen van zijn messiasschap te overtuigen. Aan het kruis riep Jezus bij voorbeeld uit: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?"Dat is nu niet bepaald wat je van de Messias zou verwachten , zeker niet als de Messias geacht wordt goddelijk te zijn. Die uitspraak is moeilijk te geloven, maar dat bewijst juistheid van de stelling. Het enige motief dat iemand kan hebben om dit een plaats te geven in zijn verslag is dat Jezus het werkelijk zo gezegd heeft!
Bij intern criterium 4:
De evangelién bieden een samenhangend beeld ban wie Jezus was en wat Hij deed en ook van de gebeurtenissen die zijn leven omgeven. Als de verslagen afzonderlijk waren verzonnen, waar komt die onderlinge samenhang dan vandaan? Maar er zijn ook opvallende verschillen in de verslagen, die het verschil in perspectief van elk duidelijk laten zien. Als ze alle gezamenlijk waren verzonnen, zou de samenhang veel groter zijn dan ze nu is.
Bij intern criterium 5:
C.S. Lewis was hoogleraar in Oxford en een expert op het gebied van antieke mythologie. Hij heeft eens gezegd: Ã