Leven tussen de tijden
Van de Beek doet krachtig appèl om het vreemdelingschap te praktiseren
Titel: ”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting”
Auteur: dr. A. van de Beek
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 211 4058 6
Pagina’s: 128
Prijs: € 12,50.
Het zojuist verschenen boek ”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting” van prof. dr. A. van de Beek laat zich lezen als een krachtig appèl om ons als christenen opnieuw onze vreemdelingschap op aarde te realiseren en die dan ook te praktiseren. Hij doet deze oproep met zo veel klem dat onwillekeurig de gedachte opkomt aan John Bunyan met zijn wereldberoemde christenreis (”The Pilgrim’s progress”).
Bunyans Christen gaat over de aarde als een pelgrim naar het nieuwe Jeruzalem. De wereld om hem heen is vooral een kermis der ijdelheid die hem wil afleiden van zijn roeping om hemelwaarts te gaan. Hier beneden is het niet. Gods belofte drijft voort naar een totaal nieuwe wereld die de pelgrim zelf op geen enkele wijze tot stand kan brengen. Hij is geen bouwer, geen kwartiermaker, hij is op doorreis en zijn taak op aarde bestaat voornamelijk uit het aanspreken van medereizigers naar de eeuwigheid, om door zijn getuigenis en voorbeeld hun tot zegen te mogen zijn. Die zegen bestaat dan daarin dat zij met hem gaan en doen als hij.
De Amsterdamse dogmaticus Van de Beek biedt in dit boekje over de christelijke toekomstverwachting niet een wetenschappelijke uitgave compleet met een uitvoerig notenapparaat. Aan zo’n uitgave in het kader van een serie dogmatische studies werkt de auteur nog. Hier geeft hij alvast op een bevattelijke en voor elk meelevend gemeentelid goed te volgen wijze een overzicht van de posities die hij inneemt ten aanzien van de vragen en standpunten op dit terrein van de geloofsleer.
Het boek is zeer helder geschreven, met korte zinnen en pakkende beelden. Posities van hen die anders denken en andere keuzes maken dan de auteur worden scherp, maar fair gekenschetst. Nergens is hij mistig waar het zijn eigen stellingname betreft. Omdat hij wat te zeggen heeft en het bovendien zo goed zeggen kan, lees je dit boek geboeid van a tot z.
Opstanding
Bij mij overheerst na lezing een gevoel van dankbaarheid. Het hart van het boek is voor mij het vierde hoofdstuk over de opstanding van het lichaam. De wijze waarop dit geloofsartikel hier gehandhaafd en op actuele wijze wordt beleden, is zeldzaam in de huidige beoefening van de theologie op academisch niveau. Velen zetten grote vraagtekens bij de lichamelijkheid van de opstanding, zowel van Jezus zelf alsook van alle mensen op de jongste dag. Van de Beek plaatst hier uitroeptekens. Tevens maakt hij hier duidelijk dat zijn pleidooi voor pelgrimage en vreemdelingschap niet uit gnostische motieven voortkomt, dat wil in dit verband zeggen: niet uit verachting van het lichaam en van de materiële wereld. Hier stelt hij ook terecht dat het orthodoxe christendom nooit de band met Israël en het Oude Testament heeft doorgesneden.
Overigens komt Israël verder in dit boekje helaas nauwelijks meer aan bod. Dat is temeer opvallend omdat de schrijver toch in recente boeken uitvoerig op de verhouding van kerk en Israël is ingegaan. Kennelijk wordt nu bekend verondersteld wat hij daar aan de orde heeft gesteld. Toch zou een verwerking van zijn inzichten over de blijvende plaats van Israël in het heilsplan van God dit boek verrijkt hebben.
Wellicht raak ik hier meteen de zwakke kanten van het boek. In feite is Van de Beek radicaal eenzijdig in zijn stelling dat het Koninkrijk Gods volkomen aangebroken is sinds de dood van Christus aan het kruis. In zijn visie is heel de geschiedenis sindsdien een naspel en aflopende zaak waarin niets wezenlijks meer gebeurt. Hierdoor kan hij mijns inziens geen recht doen aan de geweldige spanning die het Nieuwe Testament laat zien tussen het ”nu reeds” en het ”nog niet”. Ik wil dit bezwaar accentueren aan de hand van een van de aansprekende beelden of metaforen waarvan Van de Beek zich bedient. Hij stelt dat alleen de tijd vóór de komst van Christus echte geschiedenis was. Jezus’ komst betekent het einde van de geschiedenis, de geboorte van de nieuwe tijd, het Koninkrijk Gods. Op blz. 29 lezen we dan: „Dat geboorte ook een uitgestrektheid heeft in de tijd, doet er niet toe. Niemand zegt: „Mijn zoon werd geboren van 15 tot 17 juni”, ook al heeft de zware bevalling dagen geduurd. Toch blijft het één gebeurtenis.”
Mooi, maar dat kun je natuurlijk alleen zeggen na afloop van de geboorte, als het kind er is. Op 16 juni sta je nog voor het grote gebeuren, ook al wijst alles erop dat het nabij is. Deze spanning tussen het koninkrijk dat er is, zeg op 15 juni, maar dat ook nog verwacht wordt en in het voorbeeld op 17 juni komt, is onopgeefbaar in de bijbels-theologische doordenking ten aanzien van de betekenis van de tijd waarin wij leven.
Ruimte voor de Geest?
Wanneer wij zo ”tussen de tijden” leven, is er ruimte voor de Heilige Geest om voorlopige gestalten van het komende Rijk uit te werken in de levens van mensen en ook breder in de gemeente en zelfs in de wereld. Deze gestalten zijn in alle gebrekkigheid in lijn met de tekenen van het koninkrijk die Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde heeft gedaan. Het zijn niet meer en niet minder dan aanduidingen van wat eens ten volle gerealiseerd zal worden. Als tekenen van hoop zijn het weerspiegelingen van Pasen in een bestaan dat nog maar al te zeer door het lijden en het kruis wordt getypeerd. Deze ruimte voor wat de Geest doet in de tijd tussen vervulling en voleinding mis ik bij Van de Beek.
Ik denk dat dit een gevolg is van een tekort aan voluit trinitarisch belijden en een onderschatting van de betekenis van Pasen. De gevolgen voor de ethiek zijn groot. Naar mijn overtuiging is het geluid van Bunyan en van zijn hedendaagse volgeling Van de Beek heel belangrijk als tegenwicht tegenover de in de moderne christenheid overheersende gerichtheid op het hier en nu. Maar dit tegengif is niet geschikt als voedsel en vitamine. En dat hebben we evenzeer nodig om in woord en wandel als trouwe dienaars en dienaressen van Christus te leven totdat de Meester ons komt aflossen van onze taak. We zijn inderdaad als het goed is vreemdelingen, maar we zijn ook rentmeesters, werkers in de wijngaard, zelfs medewerkers van God.
Prikkelend
Het nieuwe boek van Van de Beek is een echte aanrader. Om te beginnen om er als lezer door herinnerd te worden aan onze roeping op reis te zijn naar het nieuwe Jeruzalem vanuit de overtuiging dat het Koninkrijk Gods in Christus gekomen is. Verder vanwege de vele belangrijke opmerkingen over allerlei aspecten van de christelijke toekomstverwachting, bijvoorbeeld over de realiteit van de hel, maar ook over de betekenis van de doop als overgang van de dood naar het leven en de gerichtheid van het avondmaal (tegenover het ”gierenmaal”) op de grote Toekomst. De auteur zal het niet erg vinden dat de lezer zich herhaaldelijk geprikkeld voelt tot tegenspraak. Hij heeft kennelijk een voorkeur voor een stevig debat omdat mensen aan het denken zijn gezet, boven gezapige instemming met algemene waarheden waarvan niemand meer opkijkt.
”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting”
”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting”
Eeuwig duurt het langst...
Afgelopen week las ik op het forum dat iemand, toeschouwer?, nogal enthousiast was over het nieuwe boek van Prof. Dr. van de Beek. Gisteren stond er een stuk in het RD van Dr. C.A. v/d Sluys.
Min of meer parallel daaraan liep de discussie tussen Dr. P.J. Visser en Prof. Dr. Van de Beek n.a.v. de jaarvergadering van de IZB. Ik zal proberen deze stukken te plaatsen.
Wie heeft het boek gelezen en wat vind je ervan?
Min of meer parallel daaraan liep de discussie tussen Dr. P.J. Visser en Prof. Dr. Van de Beek n.a.v. de jaarvergadering van de IZB. Ik zal proberen deze stukken te plaatsen.
Wie heeft het boek gelezen en wat vind je ervan?
Eeuwig duurt het langst...
Visie op schepping bepaalt verkondiging
Niet orthodox om uit te gaan van wereld die vanaf begin zondig is. dr. A. van de Beek pleitte op 18 mei tijdens een bezinningsavond van de IZB in Nijkerk voor bezinning op de manier van evangeliseren. Dr. P. J. Visser is het niet met zijn aanpak eens en vindt dat de hoogleraar het gereformeerde spoor verlaat.
.
Terwijl dr. A. van de Beek en ondergetekende op de ledenvergadering van de IZB de degens kruisten, bleek dat hij op de belangrijkste ’stoot’ van mij uiteindelijk niet echt reageerde, maar intussen wel allerlei andere ’stoten’ uitdeelde. Hoe trefzeker die ook waren, deze reactie van mijn ’tegenstander’ hield tegelijk iets onbevredigends. Vandaar dat ik mijn belangrijkste vraag aan hem alsnog een keer formuleer. In de hoop dat het duidelijk wordt waar het echte punt van verschil ligt.
.
Ik stem volledig in met Van de Beek dat het hart van de missionaire verkondiging niets anders kan en mag zijn dan de boodschap van oordeel en gerechtigheid, zoals die in Christus op een beslissende wijze aan het licht gekomen zijn. En ik beaam het als hij in dit licht een theologie van de vooruitgang en van de geborgenheid respectievelijk als te optimistisch en te oppervlakkig van de hand wijst. En voor alle duidelijkheid: deze boodschap van zonde en genade is wat mij betreft de rode lijn in alle prediking en pastoraat, tot op de Alpha-cursus toe.
.
Indringende vraag
Tegelijk heb ik een indringende vraag bij de antithetische wijze waarop Van de Beek dit Evangelie gecommuniceerd wil zien. Is dit van hem enkel een manier van zeggen om vandaag de dag onomwonden duidelijk te maken dat de boodschap van de Gekruisigde en Opgestane uiteindelijk geen enkel compromis verdraagt met de cultuur, maar daar volkomen haaks op staat. Of is hier meer aan de hand? Ik neig sterk tot het laatste.
.
Als ik hem goed begrepen heb, wil Van de Beek -in de lijn van K. Barth- uiteindelijk in zijn theologie niet weten van een goede schepping en de zondeval. De wereld is voor hem vanaf den beginne een zondige wereld. Die daarom louter en alleen onder het oordeel ligt. Aan zo’n wereld is geen enkele eer te behalen. En in zo’n wereld heeft het voor God geen zin om ingangen te zoeken voor Zichzelf, omdat die er eenvoudigweg niet zijn. En dat moeten wij dus, volgens Van de Beek ook niet doen. Anders zouden wij wijzer zijn dan Hij.
.
Het enige wat God nu overblijft -nu Hij zelf als Schepper vuile handen heeft en deze wereld in liefde wil opvangen- is haar in Christus richten en redden. En de enige boodschap die Hij sindsdien aan de wereld heeft, is aanzeggen van dit gericht en deze redding, met de roep om zich in de doop aan deze nieuwe werkelijkheid over te geven.
.
Deze rechttoe-rechtaan benadering, waarbij het buigen of barsten is, overgave of ergernis, lijkt stoer en stijl, maar komt in principe voort uit een niet-gereformeerde visie op de schepping en de mens. Met alle respect voor Van de Beeks hartstocht, onder zijn ’orthodoxe’ benadering zit een bedenkelijk fundament.
.
Gereformeerd is anders
In de gereformeerde theologie ligt de zaak genuanceerder en bijbelser. Zij gaat uit van een goede schepping, waarin de mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, als Zijn ”tegenover” geroepen is om in een relatie (van liefde) met Hem te leven.
.
Deze relatie vormt de schepselmatige(!) basis van ons menselijk bestaan. Ook na de val wordt die niet opgeheven. Wij worden niet ontmenselijkt. En al ligt de gevallen wereld onder het oordeel, zij blijft tegelijk Gods wereld, waarin Hij op talloze manieren bezig is, Zich met ons inlaat en aandacht vraagt voor Zichzelf.
.
Op die wijze realiseert zich de zogenaamde algemene openbaring (zoals J. H. Bavinck dit in de lijn van Calvijn op een existentiële wijze uitwerkte), die het mogelijk maakt om überhaupt met mensen over de ”onbekende God” te spreken (Handelingen 17). Al is de mens los van God, God is niet los is van de mens.
.
Hierin handhaaft God de ik-Gij-relatie waarin wij geschapen zijn. Ook na onze val blijft Hij ons volop serieus nemen als Zijn ”tegenover”. Hij ”overrulet” ons dan ook niet, maar gaat voortdurend met ons vanuit Zijn woord en door de Geest (direct en via ons) het gesprek aan. Opdat wij stukje bij beetje (als schepsel kunnen wij trouwens ook niet méér dan dat) opnieuw gaan verstaan wat Hij op Zijn hart heeft.
.
Het laat zich raden dat deze vernederende gang van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest beslissend is voor onze missionaire inspanning om mensen te benaderen met de boodschap van oordeel en genade. Kort gezegd: In alle ernst mag en moet het er menselijk aan toe gaan. Ik blijf benieuwd wat Van de Beek hierop zegt.
.
De auteur is bestuurslid van de IZB en predikant in Den Haag.
Bron:refdag.nl
Niet orthodox om uit te gaan van wereld die vanaf begin zondig is. dr. A. van de Beek pleitte op 18 mei tijdens een bezinningsavond van de IZB in Nijkerk voor bezinning op de manier van evangeliseren. Dr. P. J. Visser is het niet met zijn aanpak eens en vindt dat de hoogleraar het gereformeerde spoor verlaat.
.
Terwijl dr. A. van de Beek en ondergetekende op de ledenvergadering van de IZB de degens kruisten, bleek dat hij op de belangrijkste ’stoot’ van mij uiteindelijk niet echt reageerde, maar intussen wel allerlei andere ’stoten’ uitdeelde. Hoe trefzeker die ook waren, deze reactie van mijn ’tegenstander’ hield tegelijk iets onbevredigends. Vandaar dat ik mijn belangrijkste vraag aan hem alsnog een keer formuleer. In de hoop dat het duidelijk wordt waar het echte punt van verschil ligt.
.
Ik stem volledig in met Van de Beek dat het hart van de missionaire verkondiging niets anders kan en mag zijn dan de boodschap van oordeel en gerechtigheid, zoals die in Christus op een beslissende wijze aan het licht gekomen zijn. En ik beaam het als hij in dit licht een theologie van de vooruitgang en van de geborgenheid respectievelijk als te optimistisch en te oppervlakkig van de hand wijst. En voor alle duidelijkheid: deze boodschap van zonde en genade is wat mij betreft de rode lijn in alle prediking en pastoraat, tot op de Alpha-cursus toe.
.
Indringende vraag
Tegelijk heb ik een indringende vraag bij de antithetische wijze waarop Van de Beek dit Evangelie gecommuniceerd wil zien. Is dit van hem enkel een manier van zeggen om vandaag de dag onomwonden duidelijk te maken dat de boodschap van de Gekruisigde en Opgestane uiteindelijk geen enkel compromis verdraagt met de cultuur, maar daar volkomen haaks op staat. Of is hier meer aan de hand? Ik neig sterk tot het laatste.
.
Als ik hem goed begrepen heb, wil Van de Beek -in de lijn van K. Barth- uiteindelijk in zijn theologie niet weten van een goede schepping en de zondeval. De wereld is voor hem vanaf den beginne een zondige wereld. Die daarom louter en alleen onder het oordeel ligt. Aan zo’n wereld is geen enkele eer te behalen. En in zo’n wereld heeft het voor God geen zin om ingangen te zoeken voor Zichzelf, omdat die er eenvoudigweg niet zijn. En dat moeten wij dus, volgens Van de Beek ook niet doen. Anders zouden wij wijzer zijn dan Hij.
.
Het enige wat God nu overblijft -nu Hij zelf als Schepper vuile handen heeft en deze wereld in liefde wil opvangen- is haar in Christus richten en redden. En de enige boodschap die Hij sindsdien aan de wereld heeft, is aanzeggen van dit gericht en deze redding, met de roep om zich in de doop aan deze nieuwe werkelijkheid over te geven.
.
Deze rechttoe-rechtaan benadering, waarbij het buigen of barsten is, overgave of ergernis, lijkt stoer en stijl, maar komt in principe voort uit een niet-gereformeerde visie op de schepping en de mens. Met alle respect voor Van de Beeks hartstocht, onder zijn ’orthodoxe’ benadering zit een bedenkelijk fundament.
.
Gereformeerd is anders
In de gereformeerde theologie ligt de zaak genuanceerder en bijbelser. Zij gaat uit van een goede schepping, waarin de mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, als Zijn ”tegenover” geroepen is om in een relatie (van liefde) met Hem te leven.
.
Deze relatie vormt de schepselmatige(!) basis van ons menselijk bestaan. Ook na de val wordt die niet opgeheven. Wij worden niet ontmenselijkt. En al ligt de gevallen wereld onder het oordeel, zij blijft tegelijk Gods wereld, waarin Hij op talloze manieren bezig is, Zich met ons inlaat en aandacht vraagt voor Zichzelf.
.
Op die wijze realiseert zich de zogenaamde algemene openbaring (zoals J. H. Bavinck dit in de lijn van Calvijn op een existentiële wijze uitwerkte), die het mogelijk maakt om überhaupt met mensen over de ”onbekende God” te spreken (Handelingen 17). Al is de mens los van God, God is niet los is van de mens.
.
Hierin handhaaft God de ik-Gij-relatie waarin wij geschapen zijn. Ook na onze val blijft Hij ons volop serieus nemen als Zijn ”tegenover”. Hij ”overrulet” ons dan ook niet, maar gaat voortdurend met ons vanuit Zijn woord en door de Geest (direct en via ons) het gesprek aan. Opdat wij stukje bij beetje (als schepsel kunnen wij trouwens ook niet méér dan dat) opnieuw gaan verstaan wat Hij op Zijn hart heeft.
.
Het laat zich raden dat deze vernederende gang van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest beslissend is voor onze missionaire inspanning om mensen te benaderen met de boodschap van oordeel en genade. Kort gezegd: In alle ernst mag en moet het er menselijk aan toe gaan. Ik blijf benieuwd wat Van de Beek hierop zegt.
.
De auteur is bestuurslid van de IZB en predikant in Den Haag.
Bron:refdag.nl
Eeuwig duurt het langst...
Schepping van begin af onder het kruis
Predikant heeft niet te maken met mensen van voor de val
Dr. P. J. Visser beseft onvoldoende hoe diep de mens gevallen is en wat dat betekent voor heel de schepping, stelt prof. dr. A. van de Beek in een discussie die in mei tijdens een IZB-bijeenkomst begon.
In mei was er een bezinningsavond van de Bond voor Inwendige Zending (IZB) in Nijkerk waar dr. P. J. Visser en ik spraken over de relatie van verkondiging en cultuur. Het Reformatorisch Dagblad heeft daar toen enkele artikelen aan gewijd en het laatste artikel was van de hand van Visser. Het was eerst mijn bedoeling het daarbij te laten. Men moet discussies niet eindeloos laten doorlopen.
Er kwamen echter zo veel vragen om een antwoord dat ik dat nu, na de vakantiemaanden toch zal geven. Dat is vooral om de concrete vraag van Visser aan het eind van zijn artikel. Daarin stelt hij dat mijn standpunt dat de prediking radicaal kritisch moet zijn tegenover de wereld en alles wat er in de mens is, samenhangt met mijn visie op de schepping.
Visser brengt twee dingen samen: de prediking van de radicale verlorenheid van de mens en de aard van de schepping. Die hangen inderdaad samen, maar niet op de manier zoals Visser dat stelt. Ook als we de staat der rechtheid maximaal stellen, dan blijft nog staan dat na de val de mens verdorven is. En hij is helemaal verdorven. Er is niet een stukje wat nog goed is, want dan zou Christus voor dat stukje niet hebben hoeven sterven, zegt een van de kerkvaders.
In de prediking hebben we niet te doen met mensen van voor de val, maar met gevallen zondaars, die met hun totale identiteit verloren zijn. Bekering en wedergeboorte bewerken ook niet dat de mens weer op zijn voeten gesteld wordt, zoals hij ooit werd geschapen, maar dat hij niet meer van zichzelf is en het eigendom van Christus.
Als Visser dus een open houding naar de cultuur verdedigt met een beroep op de goede schepping, dan heeft hij niet door hoe diep de mens gevallen is en dat er alleen in Christus behoud is. De Heilige Geest knoopt niet aan bij een basis in de mens, maar doet een nieuwe mens geboren worden, waarbij de oude totaal sterft zoals de korrel van het graan.
Vissers these dat ik de goedheid van de schepping ontken en daarom zo fundamenteel kritisch ben naar de cultuur, is dus alleen staande te houden als we de radicaliteit van de val ontkennen. Kortom: het gaat niet om een verschil van mening over de mens zoals hij geschapen werd, maar over de mens zoals hij nú is. Dat is voor mij: óf van onszelf en dan valt er niets mee te beginnen, óf van Christus en dus gestorven aan zichzelf. Je kunt niet een beetje dood zijn.
Paradijs
Daarmee is het eigenlijke punt van de discussie beantwoord. Ik wil echter ook ingaan op het inhoudelijke punt van de aard van de geschapen werkelijkheid. Voor veel mensen is dat het verloren paradijs en ze zien beelden voor zich met Adam en Eva tussen leeuwen en lammeren. Daarvan staat echter niets in Genesis.
Het paradijs met de leeuw en het lam is in de Schrift wat God heeft bereid voor dien die Hem liefhebben. Het is het paradijs van de Leeuw uit de stam van Juda die staat als een Lam dat geslacht is.
De lezing van Genesis 1 en 2 als het verloren paradijs is vooral de laatste eeuwen en dan met name de laatste halve eeuw sterk geworden. Men is steeds meer Genesis 1 gaan lezen als een historisch (en dus natuurwetenschappelijk) verslag - dat dan ook nog slecht gelezen werd en volgestopt met fantasie. Het is in feite een knieval voor het natuurwetenschappelijke en historische denken, dat vooral sinds de negentiende eeuw in het Westen overheersend is geworden. Het is dus een symptoom van hetzelfde cultuuroptimisme dat de val niet diep genoeg peilt.
Centrum
Het centrum van de Schrift is Christus en in Hem heeft God Zich ten volle geopenbaard. We moeten dus altijd beginnen bij Hem en eindigen bij Hem Die de Alpha en de Omega is. Als we de schepping of het werk van de Heilige Geest losmaken van Christus lopen we daarom uit de rails, net als wanneer we alleen maar over Christus spreken en vergeten dat Hij werkt door Zijn Geest aan de wereld die Hij schiep.
Wie over de Geest gaat spreken zonder te bedenken dat het de Geest van Christus is, komt spoedig terecht bij wedergeboren christenen die zelfstandig met de Geest denken verder te kunnen, in plaats van bij mensen die steeds meer leren dat ze alleen in Christus leven kunnen. Zulke christenen kom je al te veel tegen. Maar de Geest zal van zichzelf niet spreken, maar het uit het Mijne nemen, heeft Jezus gezegd.
Zo zal ook de schepping (die altijd nog minder is dan de Geest, die Godzelf is) van zichzelf niet spreken, maar haar identiteit ontlenen aan Christus. Zo spreekt Kolossensen 1 over de schepping. De fundamentele structuren van de wereld dragen Zijn kenmerk. En dat is niet het kenmerk van een abstracte eeuwige Zoon van God, maar van Hem in Wie wij de verlossing hebben, door het bloed Zijns kruises (Kolossensen 1:14, 20). In dat perspectief kijken we naar de schepping.
Sleutels
De schepping is van meet af aan geen harmonische kosmos, maar een wereld onder het kruis. Dat betekent niet alleen onder het teken van lijden en dood en zelfs van zonde, maar ook onder het teken van het oordeel. Als Christus de Alpha is, dan is een wereld die zonder Hem wil bestaan een wereld die onder het oordeel is.
De wereld is in Christus geschapen. Dat is geen wereld waaraan geen enkele eer te behalen is. Dat vindt de wereld die God niet kent, maar die zegt ook dat aan het kruis geen enkele eer te behalen valt. Het is de wereld waarin God geen ingangen heeft te zoeken vanuit de wereld, maar die het Zijne is en waarvan Hij dus de sleutels heeft. Dat zijn de sleutels van het oordeel. In dat oordeel wordt elk die van zichzelf wil zijn, geoordeeld; die is zelfs al geoordeeld, zegt Johannes. Alleen wie van Christus is wordt gered.
En daar heeft de moderniteit weer een valkuil geopend: alsof het van onze keus zou afhangen. De verkiezing is echter van voor de grondlegging der wereld. Het geheim van Gods genade en oordeel gaat aan onszelf vooraf, zelfs aan de hele wereld vooraf. En zodra we dat geheim anders willen kennen dan in Christus komen we in de grootste verwarring. Die verwarring ontlopen we niet door het hele geheim arminiaans op te blazen, maar alleen als de Geest van de gekruisigde ons onszelf ontneemt.
De auteur is decaan van de faculteit theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Bron: refdag.nl
Predikant heeft niet te maken met mensen van voor de val
Dr. P. J. Visser beseft onvoldoende hoe diep de mens gevallen is en wat dat betekent voor heel de schepping, stelt prof. dr. A. van de Beek in een discussie die in mei tijdens een IZB-bijeenkomst begon.
In mei was er een bezinningsavond van de Bond voor Inwendige Zending (IZB) in Nijkerk waar dr. P. J. Visser en ik spraken over de relatie van verkondiging en cultuur. Het Reformatorisch Dagblad heeft daar toen enkele artikelen aan gewijd en het laatste artikel was van de hand van Visser. Het was eerst mijn bedoeling het daarbij te laten. Men moet discussies niet eindeloos laten doorlopen.
Er kwamen echter zo veel vragen om een antwoord dat ik dat nu, na de vakantiemaanden toch zal geven. Dat is vooral om de concrete vraag van Visser aan het eind van zijn artikel. Daarin stelt hij dat mijn standpunt dat de prediking radicaal kritisch moet zijn tegenover de wereld en alles wat er in de mens is, samenhangt met mijn visie op de schepping.
Visser brengt twee dingen samen: de prediking van de radicale verlorenheid van de mens en de aard van de schepping. Die hangen inderdaad samen, maar niet op de manier zoals Visser dat stelt. Ook als we de staat der rechtheid maximaal stellen, dan blijft nog staan dat na de val de mens verdorven is. En hij is helemaal verdorven. Er is niet een stukje wat nog goed is, want dan zou Christus voor dat stukje niet hebben hoeven sterven, zegt een van de kerkvaders.
In de prediking hebben we niet te doen met mensen van voor de val, maar met gevallen zondaars, die met hun totale identiteit verloren zijn. Bekering en wedergeboorte bewerken ook niet dat de mens weer op zijn voeten gesteld wordt, zoals hij ooit werd geschapen, maar dat hij niet meer van zichzelf is en het eigendom van Christus.
Als Visser dus een open houding naar de cultuur verdedigt met een beroep op de goede schepping, dan heeft hij niet door hoe diep de mens gevallen is en dat er alleen in Christus behoud is. De Heilige Geest knoopt niet aan bij een basis in de mens, maar doet een nieuwe mens geboren worden, waarbij de oude totaal sterft zoals de korrel van het graan.
Vissers these dat ik de goedheid van de schepping ontken en daarom zo fundamenteel kritisch ben naar de cultuur, is dus alleen staande te houden als we de radicaliteit van de val ontkennen. Kortom: het gaat niet om een verschil van mening over de mens zoals hij geschapen werd, maar over de mens zoals hij nú is. Dat is voor mij: óf van onszelf en dan valt er niets mee te beginnen, óf van Christus en dus gestorven aan zichzelf. Je kunt niet een beetje dood zijn.
Paradijs
Daarmee is het eigenlijke punt van de discussie beantwoord. Ik wil echter ook ingaan op het inhoudelijke punt van de aard van de geschapen werkelijkheid. Voor veel mensen is dat het verloren paradijs en ze zien beelden voor zich met Adam en Eva tussen leeuwen en lammeren. Daarvan staat echter niets in Genesis.
Het paradijs met de leeuw en het lam is in de Schrift wat God heeft bereid voor dien die Hem liefhebben. Het is het paradijs van de Leeuw uit de stam van Juda die staat als een Lam dat geslacht is.
De lezing van Genesis 1 en 2 als het verloren paradijs is vooral de laatste eeuwen en dan met name de laatste halve eeuw sterk geworden. Men is steeds meer Genesis 1 gaan lezen als een historisch (en dus natuurwetenschappelijk) verslag - dat dan ook nog slecht gelezen werd en volgestopt met fantasie. Het is in feite een knieval voor het natuurwetenschappelijke en historische denken, dat vooral sinds de negentiende eeuw in het Westen overheersend is geworden. Het is dus een symptoom van hetzelfde cultuuroptimisme dat de val niet diep genoeg peilt.
Centrum
Het centrum van de Schrift is Christus en in Hem heeft God Zich ten volle geopenbaard. We moeten dus altijd beginnen bij Hem en eindigen bij Hem Die de Alpha en de Omega is. Als we de schepping of het werk van de Heilige Geest losmaken van Christus lopen we daarom uit de rails, net als wanneer we alleen maar over Christus spreken en vergeten dat Hij werkt door Zijn Geest aan de wereld die Hij schiep.
Wie over de Geest gaat spreken zonder te bedenken dat het de Geest van Christus is, komt spoedig terecht bij wedergeboren christenen die zelfstandig met de Geest denken verder te kunnen, in plaats van bij mensen die steeds meer leren dat ze alleen in Christus leven kunnen. Zulke christenen kom je al te veel tegen. Maar de Geest zal van zichzelf niet spreken, maar het uit het Mijne nemen, heeft Jezus gezegd.
Zo zal ook de schepping (die altijd nog minder is dan de Geest, die Godzelf is) van zichzelf niet spreken, maar haar identiteit ontlenen aan Christus. Zo spreekt Kolossensen 1 over de schepping. De fundamentele structuren van de wereld dragen Zijn kenmerk. En dat is niet het kenmerk van een abstracte eeuwige Zoon van God, maar van Hem in Wie wij de verlossing hebben, door het bloed Zijns kruises (Kolossensen 1:14, 20). In dat perspectief kijken we naar de schepping.
Sleutels
De schepping is van meet af aan geen harmonische kosmos, maar een wereld onder het kruis. Dat betekent niet alleen onder het teken van lijden en dood en zelfs van zonde, maar ook onder het teken van het oordeel. Als Christus de Alpha is, dan is een wereld die zonder Hem wil bestaan een wereld die onder het oordeel is.
De wereld is in Christus geschapen. Dat is geen wereld waaraan geen enkele eer te behalen is. Dat vindt de wereld die God niet kent, maar die zegt ook dat aan het kruis geen enkele eer te behalen valt. Het is de wereld waarin God geen ingangen heeft te zoeken vanuit de wereld, maar die het Zijne is en waarvan Hij dus de sleutels heeft. Dat zijn de sleutels van het oordeel. In dat oordeel wordt elk die van zichzelf wil zijn, geoordeeld; die is zelfs al geoordeeld, zegt Johannes. Alleen wie van Christus is wordt gered.
En daar heeft de moderniteit weer een valkuil geopend: alsof het van onze keus zou afhangen. De verkiezing is echter van voor de grondlegging der wereld. Het geheim van Gods genade en oordeel gaat aan onszelf vooraf, zelfs aan de hele wereld vooraf. En zodra we dat geheim anders willen kennen dan in Christus komen we in de grootste verwarring. Die verwarring ontlopen we niet door het hele geheim arminiaans op te blazen, maar alleen als de Geest van de gekruisigde ons onszelf ontneemt.
De auteur is decaan van de faculteit theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Bron: refdag.nl
Eeuwig duurt het langst...
Schepping en herschepping zijn volmaakt
In het RD van donderdag 15 september betoogde prof. dr. A. van de Beek dat de schepping van meet af aan geen harmonische kosmos is, maar een wereld onder het kruis. Dr. C. A. van der Sluijs wijst het laten samenvallen van schepping en verlossing, dat hiervan een implicatie is, af. Een nieuwe schepping in Christus Jezus is historisch gerelateerd aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
De voortgezette discussie in het Reformatorisch Dagblad over de prediking van de radicale verlorenheid van de mens en de aard van de schepping moet voor een gereformeerd mens wel buitengewoon verwarrend overkomen.
De radicaliteit van Van de Beek heeft reformatorische trekken. Hij stipuleert de radicaliteit van de zondeval en de dienovereenkomstige verdorvenheid van de mens, en niet minder articuleert hij de radicaliteit van de genade. Hedendaagse arminianen krijgen bij hem geen been om op te staan.
Ik vind dit op zich zonder meer een verfrissend geluid. Toch heb ik mijn twijfels, sterker, zelfs mijn ernstige bedenkingen. Het lastige is echter dat Van de Beek een jargon hanteert dat onder ons bekend is en dat soms zelfs tendeert naar ’gezelschapstaal’ (vergelijk: Hier beneden is het niet).
Verbleekt
Van de Beek is ongetwijfeld een briljant denker, maar hij is niet gereformeerd. Zijn barthiaans christomonisme drukt heel het gereformeerde trinitarische denken plat. Zodanig dat er in de theologische doordenking en interpretatie geen aparte plaats meer overblijft voor God de Vader en voor God de Heilige Geest.
Dat betekent dat schepping en verlossing in het denken van Van de Beek moeten samenvallen. Zo kan er geen plaats meer zijn voor het werk van God de Vader en onze schepping. Zo is er ook geen plaats meer voor de belijdenis, dat ze „zeer goed” was (Genesis 1 en 2). Want van meet af aan betrekt Van de Beek de schepping in de verlossing en zo dus ook in de zondeval.
De historiciteit van een en ander staat hiermee op losse schroeven. Het geheel verbleekt tot een filosofisch concept. De woorden zijn er nog, maar de gereformeerde zaken zijn al lang verdwenen. In de prediking hebben we niet te doen met mensen van voor de val, maar met gevallen zondaars, aldus Van de Beek. Maar hij wil er niet achteraan zeggen: die „goed en recht geschapen” zijn.
Historisch! Nee, dit behoeft geen romantische invulling, daarin val ik hem bij, maar het gaat hier wel om een historische werkelijkheid. En dit telt wel degelijk mee in de benadering van de gevallen mens. Het eschatologische (toekomstige) „non posse peccare” (niet kunnen zondigen) is historisch gerelateerd aan het „posse non peccare” (kunnen niet-zondigen) in het paradijs. En dit betekent weer dat „een nieuwe schepping in Christus Jezus” historisch gerelateerd is aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
Herschepping
Maar als de schepping niet goed en volmaakt was, dan ook de herschepping niet. In zijn beroep op Kolossensen 1:14 en 20 gaat Van de Beek uit van de gekruisigde Christus, door Wie de wereld geschapen zou zijn, en dat brengt hem dan tot de stelling dat de schepping vanaf het begin onder het kruis is geweest.
Hier wreekt zich zijn christomonisme. In vers 15 wordt Christus genoemd „het Beeld van de onzienlijke God”, hetgeen teruggaat op de schepping en niet op de herschepping. Het „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft” (Joh. 3:16) is in de theologie van Van de Beek geworden: „Alzo lief heeft God Zijn eniggeboren Zoon gehad, dat Hij Hem de wereld gegeven heeft.” In zo’n wereld behoeft men eigenlijk niet meer te evangeliseren.
De auteur is hervormd emeritus predikant.
Bron:refdag.nl
In het RD van donderdag 15 september betoogde prof. dr. A. van de Beek dat de schepping van meet af aan geen harmonische kosmos is, maar een wereld onder het kruis. Dr. C. A. van der Sluijs wijst het laten samenvallen van schepping en verlossing, dat hiervan een implicatie is, af. Een nieuwe schepping in Christus Jezus is historisch gerelateerd aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
De voortgezette discussie in het Reformatorisch Dagblad over de prediking van de radicale verlorenheid van de mens en de aard van de schepping moet voor een gereformeerd mens wel buitengewoon verwarrend overkomen.
De radicaliteit van Van de Beek heeft reformatorische trekken. Hij stipuleert de radicaliteit van de zondeval en de dienovereenkomstige verdorvenheid van de mens, en niet minder articuleert hij de radicaliteit van de genade. Hedendaagse arminianen krijgen bij hem geen been om op te staan.
Ik vind dit op zich zonder meer een verfrissend geluid. Toch heb ik mijn twijfels, sterker, zelfs mijn ernstige bedenkingen. Het lastige is echter dat Van de Beek een jargon hanteert dat onder ons bekend is en dat soms zelfs tendeert naar ’gezelschapstaal’ (vergelijk: Hier beneden is het niet).
Verbleekt
Van de Beek is ongetwijfeld een briljant denker, maar hij is niet gereformeerd. Zijn barthiaans christomonisme drukt heel het gereformeerde trinitarische denken plat. Zodanig dat er in de theologische doordenking en interpretatie geen aparte plaats meer overblijft voor God de Vader en voor God de Heilige Geest.
Dat betekent dat schepping en verlossing in het denken van Van de Beek moeten samenvallen. Zo kan er geen plaats meer zijn voor het werk van God de Vader en onze schepping. Zo is er ook geen plaats meer voor de belijdenis, dat ze „zeer goed” was (Genesis 1 en 2). Want van meet af aan betrekt Van de Beek de schepping in de verlossing en zo dus ook in de zondeval.
De historiciteit van een en ander staat hiermee op losse schroeven. Het geheel verbleekt tot een filosofisch concept. De woorden zijn er nog, maar de gereformeerde zaken zijn al lang verdwenen. In de prediking hebben we niet te doen met mensen van voor de val, maar met gevallen zondaars, aldus Van de Beek. Maar hij wil er niet achteraan zeggen: die „goed en recht geschapen” zijn.
Historisch! Nee, dit behoeft geen romantische invulling, daarin val ik hem bij, maar het gaat hier wel om een historische werkelijkheid. En dit telt wel degelijk mee in de benadering van de gevallen mens. Het eschatologische (toekomstige) „non posse peccare” (niet kunnen zondigen) is historisch gerelateerd aan het „posse non peccare” (kunnen niet-zondigen) in het paradijs. En dit betekent weer dat „een nieuwe schepping in Christus Jezus” historisch gerelateerd is aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
Herschepping
Maar als de schepping niet goed en volmaakt was, dan ook de herschepping niet. In zijn beroep op Kolossensen 1:14 en 20 gaat Van de Beek uit van de gekruisigde Christus, door Wie de wereld geschapen zou zijn, en dat brengt hem dan tot de stelling dat de schepping vanaf het begin onder het kruis is geweest.
Hier wreekt zich zijn christomonisme. In vers 15 wordt Christus genoemd „het Beeld van de onzienlijke God”, hetgeen teruggaat op de schepping en niet op de herschepping. Het „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft” (Joh. 3:16) is in de theologie van Van de Beek geworden: „Alzo lief heeft God Zijn eniggeboren Zoon gehad, dat Hij Hem de wereld gegeven heeft.” In zo’n wereld behoeft men eigenlijk niet meer te evangeliseren.
De auteur is hervormd emeritus predikant.
Bron:refdag.nl
Eeuwig duurt het langst...
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug