Gelezen (geloofsopbouwend)

Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8974
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Wees niet bang voor het moment van uw sterven. U zult niet verlaten worden. Ook al wordt u van alle anderen gescheiden, u zult des te meer aan Christus verbonden worden. In deze kritieke ogenblikken zult Hem aan uw zijde vinden. Op uw sterfbed komen er misschien allerlei verdrietige herinneringen boven aan uw lauwe liefde, uw ontrouw in het dienen van Hem, uw onregelmatige levenswandel. Toch is daar dan Christus, Die dit alles vergeeft en vergeet. Hij schenkt u genade om te sterven en God te verheerlijken op het moment van uw dood.

Ds. O. Winslow
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Hoopvol
Berichten: 1306
Lid geworden op: 20 mar 2020, 07:36

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Hoopvol »

In het beeld van die schriftgeleerde (Matt. 8:19 en Luk. 9:57) zien wij het beeld van menig naamchristen, die levende onder de uitwendige roeping van het Evangelie, door blote verstandskennis gedreven, bij zichzelven het besluit neemt, en aanvankelijk ten uitvoer brengt, om Jezus te volgen en zich bij de discipelen van Jezus te voegen, en evenals hij zijn voornemen openlijk uitspreekt, en zich voorstelt, dat hij Jezus volgen zal, waar Hij ook henen gaat. Een uitwendig godsdienstige opvoeding, en onderwijzing in de waarheid, een gedurig horen spreken van de noodzakelijkheid en de onmisbaarheid van de Heere Jezus, om de straffen, door onze zonden verdiend, te ontgaan, en het leven in te gaan. Dat hij die in de Zoon gelooft het eeuwige leven heeft, maar die de Zoon ongehoorzaam is het leven niet zal zien, maar de toorn Gods op hem blijft, dat, en zoveel meer kan ons opwekken om ook die toekomende toorn te ontvlieden. Maar hoe? Men begint in eigen kracht te gehoorzamen, door de beloften van het genadeverbond, namelijk geloof en bekering, alsof de genade Gods in Christus Jezus geopenbaard, een nieuwe wet door God ons gesteld ware geworden, aan te grijpen. Men begint te geloven, en nu meent men, dat daarin het volgen van Jezus bestaat, dat men Zijn voorbeeld zoveel men maar kan, navolgt, altijd wel, zoals men het uitdrukt, onder vele tekortkomingen. Anderen, door een zeker natuurlijk gevoel meegesleept, of door deze of gene benauwdheid in hun ziel bevangen, verwekt het een of ander treffend ogenblik in hun leven of op hun weg, kunnen in opgewondenheid besluiten: Heere! Ook wij, wij zullen U volgen. Helaas! Wat zien wij? Dat die besluiten en voornemens even spoedig verbroken worden, als zij opgevat zijn. Hem gaat het, gelijk het door Jezus is voorgesteld in die bekende gelijkenis met het zaad, dat op een steenachtige plaats viel en geen diepte van aarde had. Het schoot op, maar verbrandde, toen de zon opgegaan was, en omdat het geen wortel had, is het verdord. Of wel gelijk aan dat zaad, dat in de doornen viel, en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve. Onze zondige, diep bedorvene, onveranderde harten kunnen, zolang ons de waarachtige bekering ontbreekt, de verleidingen der wereld niet weerstaan. Zo lang wij bij onszelven nog rijk en verrijkt zijn, en geen dings gebrek hebben, mogen wij in eigen kracht en wijsheid opmaken, om Jezus te volgen, het zal maar zijn voor een tijd. Wij zullen met de hond tot zijn uitbraaksel, met de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk terugkeren, of met Demas de wereld wederom liefkrijgen. Ja! Al ware het ook, dat dit niet geschiedt en wij in een eigenwillige godsdienst in ons oog en het oog der wereld van kracht tot kracht, van deugd tot deugd voortgaan, liefdebanden aan de Heere Jezus, of aan Zijn waarheid, of aan Zijn arm, behoeftig en ellendig volk kennen of gevoelen wij niet. Met al ons zogenaamd volgen van Jezus zullen wij bedrogen uitkomen, menende in te gaan, zullen wij ééns ontdekken, dat wij niet kunnen. Een herscheppende, vernieuwende kracht door de Heilige Geest, zal zich aan ons, die dood voor God zijn in zonden en misdaden, moeten verheerlijken. Daardoor zullen wij bekend moeten worden met onze ganse verlorenheid door de zonde, met onze geestelijke onmacht, om de Heere Jezus te volgen. Daar nu, als dit werk Gods zich aan onze zielen verheerlijkt, al onze eigen kracht als een potscherf vergaat, ons eigen ik, als de Heilige Geest doorwerkt, te gronde gaat, wij dood aan de voeten van Jezus neervallen, Wien wij bezitten moeten, omdat God een verterend vuur voor de goddeloze is, daar werkt diezelfde Geest een besliste keuze: Maar nu niet: Heere! Ik zal U volgen, maar: Heere! Geef mij Jezus, of ik sterf, en dat wel de eeuwige dood. Trek mij en ik zal u nalopen.

Ds. A.P.A. du Cloux
Simon0612
Berichten: 2139
Lid geworden op: 21 mar 2018, 19:58

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Simon0612 »

Hoopvol schreef: 21 nov 2023, 18:45 In het beeld van die schriftgeleerde (Matt. 8:19 en Luk. 9:57) zien wij het beeld van menig naamchristen, die levende onder de uitwendige roeping van het Evangelie, door blote verstandskennis gedreven, bij zichzelven het besluit neemt, en aanvankelijk ten uitvoer brengt, om Jezus te volgen en zich bij de discipelen van Jezus te voegen, en evenals hij zijn voornemen openlijk uitspreekt, en zich voorstelt, dat hij Jezus volgen zal, waar Hij ook henen gaat. Een uitwendig godsdienstige opvoeding, en onderwijzing in de waarheid, een gedurig horen spreken van de noodzakelijkheid en de onmisbaarheid van de Heere Jezus, om de straffen, door onze zonden verdiend, te ontgaan, en het leven in te gaan. Dat hij die in de Zoon gelooft het eeuwige leven heeft, maar die de Zoon ongehoorzaam is het leven niet zal zien, maar de toorn Gods op hem blijft, dat, en zoveel meer kan ons opwekken om ook die toekomende toorn te ontvlieden. Maar hoe? Men begint in eigen kracht te gehoorzamen, door de beloften van het genadeverbond, namelijk geloof en bekering, alsof de genade Gods in Christus Jezus geopenbaard, een nieuwe wet door God ons gesteld ware geworden, aan te grijpen. Men begint te geloven, en nu meent men, dat daarin het volgen van Jezus bestaat, dat men Zijn voorbeeld zoveel men maar kan, navolgt, altijd wel, zoals men het uitdrukt, onder vele tekortkomingen. Anderen, door een zeker natuurlijk gevoel meegesleept, of door deze of gene benauwdheid in hun ziel bevangen, verwekt het een of ander treffend ogenblik in hun leven of op hun weg, kunnen in opgewondenheid besluiten: Heere! Ook wij, wij zullen U volgen. Helaas! Wat zien wij? Dat die besluiten en voornemens even spoedig verbroken worden, als zij opgevat zijn. Hem gaat het, gelijk het door Jezus is voorgesteld in die bekende gelijkenis met het zaad, dat op een steenachtige plaats viel en geen diepte van aarde had. Het schoot op, maar verbrandde, toen de zon opgegaan was, en omdat het geen wortel had, is het verdord. Of wel gelijk aan dat zaad, dat in de doornen viel, en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve. Onze zondige, diep bedorvene, onveranderde harten kunnen, zolang ons de waarachtige bekering ontbreekt, de verleidingen der wereld niet weerstaan. Zo lang wij bij onszelven nog rijk en verrijkt zijn, en geen dings gebrek hebben, mogen wij in eigen kracht en wijsheid opmaken, om Jezus te volgen, het zal maar zijn voor een tijd. Wij zullen met de hond tot zijn uitbraaksel, met de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk terugkeren, of met Demas de wereld wederom liefkrijgen. Ja! Al ware het ook, dat dit niet geschiedt en wij in een eigenwillige godsdienst in ons oog en het oog der wereld van kracht tot kracht, van deugd tot deugd voortgaan, liefdebanden aan de Heere Jezus, of aan Zijn waarheid, of aan Zijn arm, behoeftig en ellendig volk kennen of gevoelen wij niet. Met al ons zogenaamd volgen van Jezus zullen wij bedrogen uitkomen, menende in te gaan, zullen wij ééns ontdekken, dat wij niet kunnen. Een herscheppende, vernieuwende kracht door de Heilige Geest, zal zich aan ons, die dood voor God zijn in zonden en misdaden, moeten verheerlijken. Daardoor zullen wij bekend moeten worden met onze ganse verlorenheid door de zonde, met onze geestelijke onmacht, om de Heere Jezus te volgen. Daar nu, als dit werk Gods zich aan onze zielen verheerlijkt, al onze eigen kracht als een potscherf vergaat, ons eigen ik, als de Heilige Geest doorwerkt, te gronde gaat, wij dood aan de voeten van Jezus neervallen, Wien wij bezitten moeten, omdat God een verterend vuur voor de goddeloze is, daar werkt diezelfde Geest een besliste keuze: Maar nu niet: Heere! Ik zal U volgen, maar: Heere! Geef mij Jezus, of ik sterf, en dat wel de eeuwige dood. Trek mij en ik zal u nalopen.

Ds. A.P.A. du Cloux
Dank voor het delen. Juist hierover een discussie in een ander topic. Dit is ook wat ik vrijwel altijd lees bij andere oudvaders als Smytegelt, Hellenbroek, van der Groe, etc...
Simon - Laatst actief: 4 januari 2024 16:00
Gebruikersavatar
Psalm
Berichten: 930
Lid geworden op: 15 mei 2023, 20:15

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Psalm »

Maarten Luther schreef:Voorts leert Paulus hier, dat degenen, die uit het geloof door de Geest gerechtvaardigd zijn, de hope der gerechtigheid nog niet gevoelen, maar nog verwachten.

Daarom, wanneer de wet u beschuldigt en de zonde u verschrikt, en gij niets dan toom en oordeel Gods gevoelt, moet ge dus niet wanhopen, maar de wapenrusting Gods aangrijpen, het schild des geloofs, de helm der hoop, en het zwaard des Geestes, en beproef dan eens, welk een dapper en goed strijder ge zijt. Grijp Christus door het geloof aan als Heere der wet en der zonde, en van alle dingen, welke die (beide) plegen te vergezellen. Wanneer ge in Hem gelooft, zijt ge gerechtvaardigd (iets, wat uw verstand en het gevoel in uw hart u, in uw bestrijding, niet zegt, maar het Woord Gods), voorts in die aanvechtingen en vervaarnissen, die telkens weer terugkomen en u moeilijk vallen, moet ge door de hoop geduldig de gerechtigheid verwachten, die ge door het geloof bezit, doch slechts begonnen en onvolkomen, totdat die te zijner tijd volmaakt en eeuwig geopenbaard wordt.

'Maar ik gevoel niet, dat ik de gerechtigheid bezit, of tenminste gevoel ik het slechts zwak.' Ge moet niet gevoelen, maar geloven, dat ge de gerechtigheid bezit, en indien ge niet geloofd zult hebben, dat ge rechtvaardig zijt, doet ge Christus aanzienlijke smaad en laster aan, Die u door het badwater, door middel van het Woord, gereinigd heeft; Die kortom, aan het kruis gestorven, de zonde en de dood veroordeeld en gedood heeft, opdat gij door Hem eeuwige gerechtigheid en leven zoudt verkrijgen. Die dingen kunt ge niet loochenen (tenzij ge een openbare goddeloze en lasteraar wilt zijn, en God geheel en al wilt verachten, met alle Goddelijke beloften, Christus en al Zijn weldaden), en daarom kunt gij ook niet ontkennen, dat ge rechtvaardig zijt.

Laat ons dus leren in grote en verschrikkelijke angsten, wanneer het geweten niets gevoelt dan zonde, en oordeel, dat God vertoornd en Christus van ons afkerig is, dat men dan niet het gevoel van ons hart moet raadplegen, maar het Woord dient men te raadplegen, dat zegt, dat God Zich niet vertoornt, maar dat Hij neerziet op de armen en verslagenen van geest, en die voor Zijn Woord beven, dat Christus Zich niet afkeert van de belasten en beladenen, maar dat Hij hun rust geeft [Jes. 66 : 2, 42 : 3, Matth. 11 : 28 30j. Dus leert deze plaats duidelijk, dat de wet en eigen werken de gerechtigheid en vertroosting niet meebrengen, maar dat dit juist de Geest in het geloof van Christus doet, Die juist te midden van onze angsten en verdrukkingen de hoop opwekt, die het kwade verdraagt en overwint. Zeer m weinigen weten, hoe zwak en gering het geloof en de hoop is in kruis en tegenslag. Immers schijnt ze dan een glimmende vlaswiek te zijn, die een sterke wind ieder ogenblik kan uitblussen. Maar zij, die in die bestrijdingen en verschrikkingen op hope tegen hope geloven, dat is: die tegen het gevoel der zonde en der toom Gods strijden door het geloof aan Christus' beloften, ervaren later, dat die zeer geringe geloofsvonk, zoals ze de rede schijnt te zijn, omdat ze haar nauwelijks gevoelt, als een heldere vlamme vuurs zal worden, die de gehele hemel vervult, en alle verschrikkingen en zonden verteert.
Hoopvol
Berichten: 1306
Lid geworden op: 20 mar 2020, 07:36

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Hoopvol »

Maar eer wij nu hier afstappen, moeten wij eerst nog een vraag doen, namelijk: is de
mens niet onmachtig? Is hij niet dood in de zonde? Ja, de mens is dood in de zonde, en
kan zich dus geenszins een nieuw hart maken. Hij kan evenmin een zon of maan
maken, als een nieuw hart. Maar waarom vordert de Heere dan dat wij ons een nieuw
hart, en een nieuwe geest maken zullen? Ik antwoord: God is rechtvaardig in Zijn
eisen, maar wij zijn onbekwaam om daaraan te voldoen; wij hebben ons door
moedwillige afval en ongehoorzaamheid aan God onbekwaam en machteloos
gemaakt, en nu blijft de Heere evenwel vrij om van ons te eisen hetgeen wij niet doen
kunnen.

Indien wij een knecht hebben die ziek is, en wij vorderen evenwel dat hij zijn gewone
werk zal doen, dan handelen wij te streng met hem; maar als de knecht niet ziek, maar
dronken is, en wij blijven dan de gewone arbeid vorderen, dan doen wij hem geen
onrecht aan; want het was eigen schuld en moedwil; het was zijn zondig lopen in de
kroeg; het was zijn baldadig verkeer in het kwaad gezelschap, dat hem in zulke
toestand bracht, waarin hij onbekwaam werd om ons werk te kunnen doen. Nu, zo is
het hier ook; God doet ons geen onrecht als Hij in Zijn Wet van ons eist wat wij niet
doen kunnen, want wij liggen als een dronkaard, die voor oud vuil ligt, onmachtig en zorgeloos bij ons werk te slapen, en het was en is eigen schuld dat wij zo geworden
zijn.
Gelukkig is het dat wij in deze niet met God twisten, maar Hem gerechtigheid
toeschrijven; en intussen Zijn gebod tot ons gebed maken.

Het is het recht van God om van ons te eisen. Het is de liefde van God, dat Hij ons laat
onderwijzen en vermanen tot onze plicht. Het zal ons voorrecht zijn, als wij de
noodzakelijkheid gevoelen, om een nieuw hart en een nieuwe geest te bezitten; als wij
ons tot het maken daarvan verplicht gevoelen, en toch de onmogelijkheid van onze
kant beseffen. En als de noodzakelijkheid aan de éne en de onmogelijkheid aan de
andere kant ons dan biddende naar God mag uitdrijven, met de bede van David in
mond en hart: Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij
een vaste geest, (Ps. 51:12). Heere, Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer
bewaren zal. Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
(Ps. 119:4 en 5)

Wulfert Floor
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

Philpot schreef:
Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen. Hooglied van Salomo 2:14

Jezus is de Schuilplaats, de enige Schuilplaats tegen de zonde en tegen zich zelf. „Gij zijt mijn Schuilplaats”, zeide David in vroegere dagen. Dit werd aan Mozes in een beeld voorgesteld, toe de Heere hem in een rotskloof plaatste, hetwelk Toplady zo schoon bezongen heeft, om het smachtende verlangen zijner ziel uit te drukken:

„Rots der Eeuwen, voor mij gekloofd,
Laat ik mij in U verbergen!”

Het is op die „Rots der Eeuwen” dat God zijn gemeente heeft gebouwd. Als een rotssteen is Hij zowel diep als hoog; zó diep, dat Hij de diepte van de val onder zich heeft; zó hoog, dat Hij Gode gelijk is, zittende aan zijn rechterhand. Als een rotssteen is Hij breed zowel als lang; breed genoeg om miljoenen levende stenen, op Hem gebouwd, te dragen, en lang genoeg om te reiken van eeuwigheid tot eeuwigheid. Daarom bidt de Apostel, dat de gemeente te Efeze met al de heiligen mocht begrijpen, „welke is de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte, en de liefde van Christus kennen, welke alle verstand te boven gaat”.

Gij zijt mij, Heer, ter schuilplaats in gevaren,
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren.
G’ omringt me, daar Ge mij in ruimte stelt,
met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar ’t recht doen hand’len
en wijzen u de weg, die gij zult wand’len.
Ik zal u trouw verzeilen met mijn raad,
terwijl mijn oog op u gevestigd staat.

Ps. 32:4
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

Petrus Immens schreef: (...)

4. Anderen zijn er, die, wanneer men hen tot het geloof zoekt te brengen en daartoe de middelen aan de hand geeft, uitvluchten maken en daartoe de leer van de Hervormde godsdienst misbruiken, zeggende: Gods Woord leert ons, dat wij van nature niet bekwaam zijn om iets goeds te kunnen doen, dat het geloof een gave Gods is, dat het niet is desgenen, die wil of die loopt, maar des ontfermenden Gods. Wekt men hen eens op tot hun eeuwig heil, zij hebben het antwoord gereed: Ik kan het mijzelf niet geven; en zo blijven zij zorgeloos.
Maar zondaars, laat ik u eens vragen: Zegt u dit uit bekommering van uw hart, omdat ge uw onmacht aanmerkt als een deel van uw ellende? Of is het opdat u een deksel van de schande zou hebben om u achter te verbergen en om God de schuld te geven? Als u de waarheid spreekt, zult u het laatste moeten belijden. Dan is het niet anders dan om de waarschuwingen van uw consciëntie tegen te gaan, en dus blijkt het, dat het niet alleen niet kunnen is, maar veeleer niet willen. Want indien u wilde, dan zou uw onmacht u niet tot verschoning zijn, maar zij zou u, onder het gebruik van de middelen, naar God drijven met gebeden en smekingen, dat Hij
Zijn machtige hand aan u wilde leggen.

5. Anderen zijn er, die komen nog een stap verder. Zij zeggen: Mij dunkt, het hapert
mij niet aan het willen. Ik voel mijn hart genegen om God te dienen; ik zie er zó veel voordeel in, maar ik kan waarlijk niet. Waar hapert het dan aan? Want al gebruik ik de middelen, ik vorder niet; ik blijf al dezelfde.
Ach vrienden, komt, staat eens stil. U zegt: ik gebruik de middelen; maar hoe gebruikt u ze? Het is niet om het even hoe u het doet. Het is misschien in eigen kracht, of u wacht het alleen daarvan, zonder opzien naar God? We zullen straks tonen op welke wijze men hierin moet handelen.
Of zegt ge: Ik wil wel, maar ik ben zo diep onmachtig?
Ja, dat is waar, u bent onmachtig; maar is uw willen nog wel oprecht? U meent dat u wilt, en in zeker opzicht is het waarheid; u wilt wel zalig worden, maar de weg, langs welke u die zaligheid bekomen kunt, staat u niet aan. U handelt als iemand, die wel zin heeft om een aangeboden goed te kopen, maar de prijs, die hij er voor moet opbrengen, staat hem niet aan; en daarom gaat de koop niet door. Er is ook nog iets, dat u terughoudt: u kunt van uw liefste begeerlijkheden niet afzien. Daar zijn zoveel hoogten, daar u niet af kunt; zoveel banden, die u vasthouden om tot geen volkomen besluit te komen. Wij hebben het menigmaal bij ondervinding gezien in mensen, die uit overtuiging van hun gemoed met tranen betuigden, dat zij God wel wilden dienen; maar als wij hen onderzochten in de grond van hun hart, dan waren er nog begeerlijkheden, waar het hart aan verkleefd was. Zij wilden God en de wereld wel samen paren, en daarom bleven zij dezelfde Och, gelooft het toch, indien dit uw toestand is, moet ik u zeggen, dat uw willen nog niet oprecht is, al deed u nog zoveel betuigingen. 'God eist het gehele hart. En wilt u, die in zo'n toestand uzelf bevindt, enige middelen hebben? Wij zullen u die aan de hand geven, of het de Heere behagen mocht daardoor Zichzelf aan u te openbaren.

(...)
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

Petrus Immens schreef:
Er zijn enige dingen, die u hebt waar te nemen, en enkele, daar ge u voor te wachten hebt.
1. De middelen, die u moet betrachten, zijn de volgende:
a. Er is geen beter, geen heilzamer, noch gezegender middel dan u te houden onder die middelen, waar God gewoon is door te werken. Komt naarstig onder het gehoor van Gods Woord, daar u niet alleen in de waarheden onderwezen, maar ook tot uw eeuwig heil gedurig opgewekt wordt. Onder de verkondiging van het Woord heeft God Zijn zegen belooft, daar wil Hij werken. O, het is niet te zeggen hoe schadelijk het is als God enige roeringen in het hart geeft, en men zich dan aan de middelen zou onttrekken. Nee, houdt u daar, zoveel het uw omstandigheden naar de wereld toelaten, stipt onder.
Maar denkt niet, dat het genoeg is als u naarstig naar de kerk gaat, o nee, al was u daar voorbeeldig in boven anderen, dat is wel goed en prijselijk, maar het is niet genoeg. Zelfs dat kon een grond van zorgeloosheid worden om op te rusten. Of u wacht het van het middel als middel af, alsof dat in zichzelf genoegzaam is. Maar dat kan het ook niet doen; zo God niet medewerkt, zult u dezelfde blijven. Maar wilt u het met voordeel doen, zo gaat nooit uit uw huis zonder u eerst af te zonderen, al zijn het maar weinige ogenblikken, en buigt uw knieën voor God. Of hebt u daar geen gelegenheid toe, doet het dan zuchtende en zegt: Heere, nu ga ik op Uw bevel mij weer neerzetten in Uw huis; ik ben er zo menigmaal vruchteloos geweest, mocht het nu eens Uw tijd zijn om te werken. Laat er eens een woord op mijn hart vallen; laat het voor mij eens een zaad van wedergeboorte zijn.
Bent u in de kerk, zoekt toch aandacht bij te brengen onder het gehoor. Bidt de leraar om de bekering van zondaars, laat uw begeerten verdubbeld worden. Wordt het Woord verklaard en toegepast, legt er uw hart bij; u zult er uw toestand menigmaal in vinden voorgesteld. Denkt dan niet: dat raakt die of die; maar: dat is voor mij, zo ellendig ben ik; daar en daar ben ik aan schuldig. En dat zal u mogelijk tot boetvaardigheid en vernedering brengen.
Gaat u uit de kerk naar uw huis, legt u opnieuw voor God neer en zegt: Heere, ik heb nu al zolang aan het water van Bethesda gelegen, en ik ben nog even ellendig. Och, dat Uw Geest mijn hart eens beroerde, opdat ik mocht genezen worden. Laat dit woord eens klemmen op mijn hart. Wie weet, als u zo handelde, wat God doen zou.
b. Houdt u zoveel als u kunt bezig in het onderzoek van Gods Woord en van die waarheden, die uw eeuwig heil betreffen. Leest zulke boeken meest, die tot ontdekking, opwekking en besturing voor u zijn, over de bekering, de wedergeboorte en het geloof; waarheden, die men moet ondervinden. God werkt ook wel eens onder het lezen, zoals het de kamerling gebeurde, Handelingen 8.
c. Voegt u bij het gezelschap van de Godzaligen, zoveel u het doen kunt, zonder verwaarlozing van uw beroep, daar God u in stelt. Maar het is niet hetzelfde bij wie ge u voegt. Daar zijn er velen, die wel een gedaante van Godzaligheid vertonen, maar de kracht daarvan niet kennen; die gerust en zorgeloos leven en wel van het christendom kunnen spreken, maar het niet bevinden. Indien u met zulken verkeert, dat kan zeer nadelig zijn en u in het vooroordeel stijven, dat de wereld heeft, namelijk dat het maar geveinsden zijn; of om u zorgeloos te maken, alsof het uitwendige genoeg was. Nee, voegt u bij de verstandigste, tederste en geoefendste christenen, die in staat zijn om u naar het Woord van God te raden en te besturen.
Maar tot waarschuwing moet ik u zeggen: al is het dat u in dezulken ook gebreken ontdekt, laat dat u niet stoten. Denkt dat de besten van Gods kinderen met verdorvenheden moeten worstelen; blijft daar niet bij staan, maar ziet liever op de genaden, die zij bezitten, om daardoor tot jaloersheid verwekt te worden.
En o kinderen Gods, opdat ik dit in het voorbijgaan zegge, wat hebben wij nodig om ons teer, voorzichtig en getrouw in onze wandel te gedragen, opdat natuurlijke mensen zich aan ons niet mogen ergeren! Wij zijn een stad op een berg, het oog van een ieder is op ons; en kan de wereld maar eens iets ontdekken tot ons nadeel, zij wordt in haar zorgeloosheid gestijfd. Laten wij dan nauwkeurig op ons gedrag letten, opdat wij niemand tot aanstoot mogen zijn. Laten we vrijmoedig voor God en Zijn zaak uitkomen en velen zoeken uit te lokken door het beminnelijke van de dienst van God. Geeft God ons gelegenheid om deze of gene te ontmoeten, laten wij getrouw zoeken te zijn om die aan te spreken, maar laat het niet zijn met hardheid of meesterachtig; maar met alle bescheidenheid en vriendelijkheid, om hun voordeel te doen.
d. Maar doordat alle middelen zonder de zegen van God vruchteloos zijn, raad ik u, dat u veel in het gebed werkzaam zijt. Ik weet wel, dat u zult zeggen: Hoe kan ik dat middel gebruiken, want een onbekeerde kan niet bidden en God hoort de zondaars niet? Dat is waar, God hoort de zondaars niet wanneer zij bidden en in de zonde willen
blijven, maar als u bidt om bekering, om hartsverandering, dat is Gode aangenaam. Daarom zeide Petrus tot Simon de tovenaar: "Bid God, dat u deze zonde vergeven worde", Hand. 8 : 22. Leg u dan menigmaal als een ellendige en onmachtige neer aan de voeten van de Heere Jezus. Erken dat u zo ellendig zijt, maar bid Hem, dat Hij met een oog van medetijden op u wil zien en u ook een deelgenoot maken van Zijn genade.

2. Maar hebt u dit te betrachten, om, zoveel in u is, het geloof deelachtig te worden, dan moet ge u ook voor alles wachten wat het zou kunnen beletten.
a. Als God onder het Woord, of onder het lezen en de aanspraken van anderen enige
aandoeningen geeft, dat u overtuigd, verlegen en bekommerd wordt, doof toch dat licht niet uit, ga die overtuigingen niet tegen. U weet niet of het maar een gemene overtuiging van uw geweten is, of dat God begint te werken. U kunt altoos niet slimmer doen dan dat uitdoven. Dat zou de oorzaak kunnen zijn, dat God niet meer met u zou twisten, maar u aan een gehele ongevoeligheid zou overgeven.
b. Als u inwendig in uw gemoed enige opwekkingen voelt tot betrachting van het goede, of waarschuwingen om het kwade en zondige na te laten, volg dat toch op, weersta het niet. Wie weet of het van de Geest is. Och, ik vrees, dat er veel overtuigden zijn, die tegen de waarschuwingen van hun geweten zich menigmaal begeven in wereldse gezelschappen en ijdelheden, en daardoor die vonken, die in hen zijn, uitdoven, in plaats van met dat bewogen hart naar God te gaan en te bidden, dat het toch door een waarachtige bekering mocht achtervolgd worden. O bedenk toch wat zonde u doet door zo te handelen! Dat is de Geest van de genade smaadheid aandoen en dan wijkt Hij eindelijk, en dan zult u zorgeloos in het verderf neerstorten. En hoe naar zal u de herinnering hiervan zijn, in de hel te moeten denken: op die tijd, in die predikatie, onder dat middel klopte God aan mijn hart, maar ik heb niet geluisterd. Ik heb het gekoesterd met wereldse vermaken en nu is het in eeuwigheid gedaan, nu is alle hoop afgesneden. Wilt u dat verwijt van uw consciëntie niet hebben, volg dan die opwekkingen op.
c. Wacht u toch voor moedeloosheid en wanhoop, dat u zou denken: het heeft al zolang geduurd en het blijft maar bij overtuiging; en mijn zonden zijn al te groot, God zal het niet vergeven. Zo ver zoekt de satan het te brengen om u zorgeloos te maken. Nee, zolang als u leeft, is er hoop. De kranke had achtendertig jaren aan het water van Bethesda gelegen, en toen genas Jezus hem. En al waren uw zonden nog zo groot, ja al had ge u de duivel in zonden gelijk gemaakt, Gods barmhartigheden en ontfermingen zijn nog oneindig groter om ze te willen en te kunnen vergeven. Geef het dan nooit moedeloos op, maar blijf aanhouden, of God zich nog eens over u ontfermen mocht.
Gebruikersavatar
Maanenschijn
Berichten: 4089
Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33

Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Maanenschijn »

schreef:
Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw zoon leeft. De mens geloofde het woord, dat Jezus tot hem sprak, en ging heen.
JOHANNES 4:50 (weergave DB 1545)

(...) “Zo spoedig als Christus Zijn mond opendoet en zegt: ‘Ga heen, uw zoon leeft’, volgt het ware volkomen geloof, waaraan eigen is dat het zich aan de belofte van Christus houdt. Zoals ook het geval is bij deze koninklijke hoveling: hij gelooft, dat wil zeggen: hij gaat naar huis in vertrouwen op het woord van Christus en hij twijfelt niet dat hij zijn zoon daar gezond en wel zal aantreffen. Leer hieruit wat geloven is: namelijk, niets anders dan dat we aan het Woord van Christus en de belofte niet twijfelen, zodat we alles wat het Woord belooft, voor zeker en waar houden, ook als er niets van te zien is.

Als iemand die geld en goed in overvloed heeft, gelooft dat hij in dit jaar niet van honger zal sterven, dan noem ik dat geen geloof. Echter, wie niets in huis heeft, en zich evenwel aan Gods Woord houdt: dat God als een vader voor hem zal zorgen – voor zover hij godvrezend is en gewillig is om zijn werk te doen – die gelooft op de goede manier. Het is dan ook onmogelijk dat het met zo’n geloof verkeerd zal aflopen. Want het staat op het Woord van God, dat almachtig is, en dat ons belooft: als we eerst het Rijk van God zoeken, dat dan al het andere ons zal worden toegeworpen (Mattheüs 6:33).”
Maarten Luther [Predigten des Jahres 1532/34 (Druck Hauspostille 1545), WA 52, 517, 6-24]
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
Joël1987
Berichten: 9
Lid geworden op: 04 apr 2019, 20:04

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Joël1987 »

De aanbieding van het Evangelie, van de genade Gods in het Evangelie, is waar. U kunt erop aan. U kunt veel beter op deze aanbieding aan, dan op uw gedachten, voorstellingen. Maar, zo zoudt u wederom kunnen vragen: “Heeft íéder recht om wat aangeboden wordt, aan te nemen?” Iéder heeft recht om wat hem aangeboden wordt, aan te nemen. Hier is geen sprake van uitzondering te maken. En niet alleen heeft ieder het recht, maar hij is van Godswege verplicht om wat hem aangeboden wordt, aan te nemen. De Heere wil dat hij dat doen zal. De Heere wil volstrekt geen excuses, geen verontschuldigingen aannemen. Hij wil alleen maar hebben dat men doet wat Hij wenst dat we doen zullen: aannemen – aannemen wat ons in de hand, aan de voeten, in het hart gebracht is.

“Dat is dan gemakkelijk”, zo wordt er gekritiseerd: “Dat is dan gemakkelijk. Ja, zeker. We zijn in Adam gevallen, en de Heere Jezus heeft de zaligheid verworven, en nu moeten we dat geloven, en als we dat dan geloven, dan zijn we behouden.”

Laat me u in de eerste plaats zeggen dat het inderdaad makkelijk is, zo gemakkelijk zelfs, dat men er geen idee van heeft – gemakkelijk. Maar deze redenering deugt niet. Ze heeft met de werkelijkheid niets te maken. Ze is puur leugen en bedrog. Ik weet wel dat er zo gepreekt wordt: “Geloof het maar”, enzovoort. We kennen allen wel deze prediking. Dat is leugen en bedrog! Dat is zo gruwelijk en afschuwelijk, dat is zo misleidend! Want als iemand zo spreekt: “Het is gemakkelijk, dan is men gauw klaar”, dan verraadt hij zich en laat hij horen wie hij is. En wat is hij? Hij is een mens die zijn val niet kent noch erkent, die niet weet dat we gevallen zijn met het voornemen om nooit meer naar God om te zien. Het verstand is gesloten, de wil is vijandig, het hart is onrein, het oordeel is op een dwaalspoor, ook het geheugen kan niets goeds vasthouden. Wie nu zo spreekt, die weet dat niet. Hij is een vreemdeling in zijn eigen hart, en al wat hij zegt, daarmee bedriegt hij zichzelf en tracht hij een ander ook te bedriegen.

Als de Heilige Geest komt bij het Woord, dan hebben de dingen plaats. Wat gebeurt er dan? Zoudt u in staat zijn om daarvan een verslag te geven? Ik bedoel niet: zoudt u in staat zijn om de loop van de dingen te schetsen; dat bedoel ik niet. Maar zijt u in staat om te zeggen wat er plaatsheeft?

Als de Heilige Geest Zich verenigt met het Woord, dan hebben de volgende dingen plaats. Dan leert de mens zichzelf kennen: goed geschapen, door de zonde wanschapen – en zo wanschapen, dat er geen goed meer in hem gevonden wordt, zo wanschapen, dat hij zichzelf ziet als een waardeloze.

Als de Heilige Geest Zich bij het Woord voegt, dan wordt God hem verklaard, het Wezen waarvan hij nooit anders had dan voorstellingen, gedachten, opvattingen. Dan wordt God hem verklaard. En nu is het waar wat Paulus zegt: “Wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele” (1 Kor. 13:9), maar als God in het hart verklaard wordt, dan kent de mens zoveel van Hem, dat hij niet meer van Hem kan afblijven, en hij komt tot Hem en hij gaat over in Hem. En wat is dat nu? Wat heeft dat voor gevolgen, dat iemand overgaat? De gevolgen hiervan zijn dat hijzelf dood op aarde ligt, en dat hij in Christus leeft. Men hoort wel eens spreken van dood en leven. Nu, dan zal men toch beide moeten kennen, niet door horen zeggen. Deze mens kent dood en leven. Hij heeft de dood in zichzelf gevonden en niets anders dan de dood; en hij heeft het leven gevonden buiten zichzelf en niets anders dan het leven. Let hier goed op: niets anders dan het leven, niets anders dan de dood. Dat is vanaf dat ogenblik waar geworden, maar dat wordt in de toekomst veel meer waar. Deze mens komt gedurig voor God, maar als een veel groter zondaar dan hij was toen hij voor het eerst voor God kwam. Dat houdt nooit op. Dus het verwerpelijke van hemzelf wordt steeds groter, en het aanbiddelijke van God, dat wordt ook steeds groter, want “Hij moet wassen, maar ik minder worden” (Joh. 3:30). En als u het er voor houden moogt dat u genade bezit, dan moet u maar eens nagaan het onderscheid tussen het begin en het heden. Want het is leven en het houdt nooit op leven te zijn.

En nu nóg een vraag: “Als het nu alles in Christus is, en de Heere Jezus wordt ons aangeboden door het Woord, zó, dat Hij in onze onmiddellijke nabijheid is – “nabij u is het Woord” – waarom wordt er dan gezegd dat er nog zoveel vooraf moet gaan? Kan het nu niet zonder dat er zoveel voorafgaat?” Weet u wel wat u bedoelt? Of zegt u maar iets dat zo uit het oppervlakkige dagelijkse leven opgenomen is? Als u wat zegt of vraagt, geef u dan toch vooral rekenschap van wat u zegt of vraagt.

Wanneer iemand zo op staande voet Christus aanneemt, is er geen aanmerking te maken. Maar wel iets anders moet er gedaan worden. Hij zegt: “Ik heb Christus aangenomen, want de Bijbel zegt dat ik dat doen moet”. “Goed”, zegt de ander, “maar wat hebt u gedaan, toen u Christus aannam? Geef er eens een verklaring van, want ik mag best deze vraag doen. En wat is het gevolg geweest van uw aannemen van Christus?” Nu, als men daarop maar goede antwoorden had, dan zou niemand iets mogen zeggen. Maar die zo op staande voet Christus aanneemt, zal wel niet bekwaam zijn om deze twee vragen goed te beantwoorden.

“Waarom moet er dan zoveel voorafgaan?” Hoeveel moet er voorafgaan? Nog eens, weet u wel wat u vraagt? Hoeveel moet er voorafgaan? Wat is de betekenis van wat voorafgaat aan de aanneming van Christus? Niets anders dan dit, dat de mens ziet: ik heb Christus nodig, en als ik Christus niet heb, dan ben ik verloren; – en dat hij in staat is om te zeggen waarom hij dan verloren zou zijn, als hij zonder Christus bleef. En daarom moet voorafgaan wat eraan vooraf moet gaan. Als dat doel bereikt is, dus als de mens zichzelf heeft gezien zonder Christus, en Christus hem geopenbaard is, en hij gewillig is om zich te laten helpen, dan is het alles goed. En daarom wordt er gesproken van een gewillig volk op de dag van Gods heirkracht (Ps. 110:3).

Maar Pilatus vroeg: “Wat zal ik dan met Jezus doen?” (Matth. 27:22). En iemand die zijn val niet heeft leren kennen, en zichzelf niet gezien heeft in het licht van de Waarheid, vraagt ook, al is het dat zijn mond heel andere dingen zegt, heeft ook in zijn hart de vraag: “Wat zal ik dan met Jezus doen?” En opdat men wete wat men met Jezus doen moet, moet er zoveel aan de aanneming van Christus voorafgaan, zodat, als men Christus aangenomen heeft, men op twee vragen het antwoord kan geven. De eerste vraag is: “wat men zelf is buiten Christus” en de tweede: “wat men door de genade is in Christus”. En hier komt het dan op aan.

En daarom, toehoorders, kunt u zich niet ver genoeg houden van een prediking waarin deze dingen niet voorkomen, niet gedurig voorkomen, want het is alles misleiding. En dan gaat een mens heen met de gedachte dat de hemel voor hem zal geopend worden, en de hemel zal voor eeuwig voor hem gesloten blijven, want: “Op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest en die voor Mijn woord beeft” (Jes. 66:2).

Ds.Paauwe
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

ds. L. Vroegindeweij schreef: Maar ook de bestrijding van onze gereformeerde belijdenis en prediding neemt telkens weer nieuwe vormen aan. Zo geviel het dat schrijver dezes kort geleden ergens in ons goede vaderland preekte en daarbij zich hield aan de bekende volgorde: ellende, verlossing en dankbaarheid, zoals de Catechismus ons daarin van onze jeugd af aan heeft onderricht. Van nature zijn wij dood in zonden en misdaden, Efeze 2 : 1, en verduisterd in ons verstand, Efeze 4 : 18. Van zulk een mens is niet veel te verwachten.

De Schrift zegt dan ook in 1 Cor. 2 : 14: , De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan". Hij kan ook zijn ellende niet verstaan, evenmin als hij de waarde van de Heere Jezus kan zien en dus Christus verstaan. Willen we tot het geloof komen, dat toch altijd enige kennis van God en goddelijke zaken insluit, dan moeten we bearbeid worden door den H. Geest. Nu heb ik, zolang mij de bediening des Woords is opgedragen, het altijd zo gepredikt dat de Geest Gods begint met ons tot onszelf te doen komen, om ons daarna te bewegen tot Christus te gaan. Ik meende, dat dit Schriftuurlijk is en ik meen ook daar zelf enige kennis van te hebben. Doch nu schijnt het, dat de Heere Jezus, in de bekende gelijkenis van de verloren zoon, waarin zo duidelijk de bekering des mensen tot God getekend wordt, het niet helemaal goed uitgelegd heeft, want het is volgens de nieuwe leer, niet de gewone gang, dat de mens eerst tot zichzelf komt, maar hij begint met tot Christus te komen. Dat schijnt tegenwoordig in onze Kerk gepreekt te worden. Tenminste toen schrijver dezes zijn bovengenoemde prediking be-eindigd had, geraakte hij in een gesprek met de kerkeraad, op een zeer hoffelijke toon gevoerd, waarin hem de gronden werden gevraagd voor zijn beklemtoning van de noodzakelijkheid om eerst tot zichzelf te komen, om eerst het pak uit de Christenreize meegedragen te hebben, om eerst tot zondaar voor God gemaakt te zijn, voordat het pak bij het Kruis van de schouders kan glijden, 't Is een kwestie van de volgorde. Anderen dan ik meenden, dat men eerst begon met in Jezus te geloven en dan voortging met zich als zondaar te leren kennen. Men staat ineens midden in het volle geloof en daarna leert men zien, dat men tegen God gezondigd heeft. Die voorstelling van zaken schijnt tegenwoordig in de lucht te hangen. Want ik kwam ze op één dag tweemaal tegen, zij het dat de eerste spreker ze verwierp en zij het dat een tweede verzameling van sprekers haar aanhing. En nu los van het gesprek hierboven genoemd, dat ik alleen vermeldde om de actualiteit van ons onderwerp even te onderstrepen, lijkt het mij wel de moeite waard, hier eens wat dieper op in te gaan. De oude opvatting zult u wel duidelijk voor u hebben. Zij wordt bestreden met b.v. deze opmerking: de eis is niet, dat de mens moet leren hoe groot zijn zonde is, maar dat hij gelooft in Jezus Christus. Met deze opmerking is een tweede verbonden: het geloof gaat aan de bekering vooraf in de Bijbel. Laten we eens kijken of dit waar is. De Apostel Paulus schijnt een andere volgorde te hebben betracht, want we lezen in Hand. 20 : 21 dat hij in Efeze betuigd heeft aan Joden en Grieken, de bekering tot God en het geloof in onze Heere Jezus Christus. Het komt mij voor, dat deze volgorde niet willekeurig is.
merel
Berichten: 9846
Lid geworden op: 08 jun 2015, 10:58

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door merel »

J.C. Philpot schreef: 18 nov 2023, 15:11 Wees niet bang voor het moment van uw sterven. U zult niet verlaten worden. Ook al wordt u van alle anderen gescheiden, u zult des te meer aan Christus verbonden worden. In deze kritieke ogenblikken zult Hem aan uw zijde vinden. Op uw sterfbed komen er misschien allerlei verdrietige herinneringen boven aan uw lauwe liefde, uw ontrouw in het dienen van Hem, uw onregelmatige levenswandel. Toch is daar dan Christus, Die dit alles vergeeft en vergeet. Hij schenkt u genade om te sterven en God te verheerlijken op het moment van uw dood.

Ds. O. Winslow
Wat mooi!
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

ds. L. Vroegindeweij schreef: Een kostelijke zaak nu als de prediking mag uitgaan op de rechte wijze. Dan wordt het voor iedere hoorder neergezet, dat Christus hem geschonken is op de bekende voorwaarden. Al de begeerte van de Heiland, dat deze man of deze vrouw, die daar in de kerk zit tot bekering zou komen, mag worden uitgebeeld. De Heere Jezus wil, dat Nicodemus wederom geboren wordt en dat de rijke jongeling alles verkoopt en dat de Farizeer een tollenaar wordt en dat een wijze en verstandige, die meent, dat hij het zelf kan, een kind wordt. Maar de Heere Jezus wil niet, dat de Farizeer gelooft, dat het om Christus, wil goed met hem staat. Hij wil ook niet, dat de rijke jongeling denkt van Christus, te zijn, zonder alles te verkopen. Hij wil niet, dat iemand denkt Hem te volgen, die niet geleerd heeft zichzelf te verloochenen. Men kan heel dikwijls de gedachte tegen komen, dat prediking van het Evangelie betekent, tot ieder en iedereen zeggen, dat hij zo als hij is in Christus moet geloven en dat hij dan alles bezit. Het komt mij voor, dat dit in strijd is met het Evangelie, dat de Heere Jezus verkondigde.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12060
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Herman »

Nu zal menigeen denken: „Ja, om het geloof is het mij juist te doen. Ik kan echter niet geloven.” Maar hoe stelt ge u dan het geloof voor? Als een werk van uw kracht? Dan bent u verkeerd onderricht. Gevoel u een verlorene, een verdorvene; zó wil God u
hebben. Stel u gelijk met de gehele wereld, dan zal God u lief gehad hebben. U ligt dan temeer op de grond in de woestijn, het venijn werkt in uw leden, u gevoelt u zonder God en u in de dood met al zijn macht. Wat zou ge u verheugen, indien er nog uitzicht op de zaligheid voor u in deze toestand was! Geen mens echter is er, die u dit zeggen kan. Maar wat zegt de Heere Jezus tot u? Wat moet u doen? Wat verlangt God van u? Hij wil dat u in Zijn Zoon gelooft. Zeg mij, wil Hij misschien, dat u zelf het venijn uitzuigt? Wil Hij, dat u zelf de dood uit uw leden zoekt te verjagen? Van de Vader en van de Zoon is u vrijheid gegeven om dan, wanneer u volstrekt geen grond meer onder uw voeten hebt, met uw beide handen te steunen op het Lam, dat voor u geslacht is. Opdat u in uw verlorenheid niet door de verlorenheid verslonden zult worden, in uw verderf niet verdorven zult worden, heeft Hij, God Zelf, voor Wie u beeft en siddert, dat Hij u om uw zonden niet hebben wil, Zijn Zoon ook voor u gegeven.
H.F. Kohlbrugge in een preek over Joh 3:16
KDD
Berichten: 1533
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door KDD »

Philpot schreef:
Dewelke gij niet gezien hebt, en nochtans lief hebt. 1 Petrus 1:8a

Hoe spreekt dit tot onze harten, en zijn er niet enigen, zo niet velen van ons, die ook kunnen zeggen: „Dewelke wij niet gezien en nochtans liefhebben?” Hebben wij Hem niet lief, waarde lezers? Is zijn naam ons niet kostbaar als de uitgegoten zalf? Maar wij hebben Hem niet gezien. Neen, niet door het oog des lichaams; maar wij hebben Hem gezien door het oog des geloofs; want Hij heeft zich aan ons of aan enigen onzer geopenbaard, en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd; de heerlijkheid als van de eengeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. Het is dus door het geloof, dat wij Jezus zien. Wij lezen van Mozes, dat „hij door het geloof Egypte verlaten heeft, niet vrezende de toorn des konings; want hij hield zich vast als ziende de Onzienlijke”. Zo zien wij de Heere Jezus, Die onzichtbaar is, door het geloof; want daar „het geloof een vaste grond is der dingen, die men hoopt”, zo is het ook „het bewijs der zaken, die men niet ziet”. Dus zien wij, dat wij Jezus zien, als Hij tot de ziel komt en zich aan haar openbaart. En daar Hij altijd met zijn liefde komt, en door zich te openbaren zich in zijn liefde openbaart, zo doet die geopenbaarde liefde in het hart van de gelovige wederliefde ontbranden. Het is het bijzondere werk van de Heilige Geest, van Christus te getuigen, Hem te verheerlijken, van de dingen te ontvangen, die van Christus zijn en ze aan de ziel te vertonen; en zo omhelst en geniet de liefde wat zij gelooft van de Persoon en het werk van Christus in het licht van Christus’ eigen openbaring van zichzelf en door de gezegende werking en de getuigenis van de Heilige Geest.

Ik loof de Heer, mijn God,
mijn zang klimm’ op naar ’t hemelhof,
mijn mond zing’ eeuwig tot zijn lof
om mijn gelukkig lot.
Mijn ziel, loof d’ Opperheer!
’t Zachtmoedig volk zal ’t straks verstaan,
door vreugd met u zijn aangedaan
en juichen tot zijn eer.
Plaats reactie