Geloof en zekerheid bij Calvijn
Ds. C. Harinck
De stryd met het ongeloof
Calvijn constateert dat zijn visie op het geloof met de praktijk der vromen in strijd schijnt te zijn. Hij leert, dat het geloof altijd zekerheid met zich mee brengt en de gelovigen ondervinden hevige aanvechtingen en kwellingen of zij wel genade bij God bezitten.
Er schijnt hier inderdaad van een tegenstrijdigheid sprake te zijn. Deze moet dan ook opgelost worden.
Calvijn vervolgt dan ook zijn bespreking over de zekerheid van het geloof met te zeggen: "Daarom moet deze moeilijkheid opgelost worden indien wij de bovenstaande leer (van de zekerheid in het geloof, C.H.) willen staande houden."
We willen nu bezien hoe Calvijn die schijnbare tegenstrijdigheid tussen zijn spreken over het geloof als zekerheid en de tegenovergestelde ervaring van velen van Gods kinderen oplost.
Calvijn begint met te zeggen, dat hij zich geen zekerheid inbeeldt, die nooit door twijfel of bekommering wordt aangevallen. Ook weet hij dat het geloof in allen niet even sterk is. Ja, vooral beklemtoont Calvijn, dat het geloof niet ons werk, maar het werk van de Heilige Geest in ons is, door en met het Woord van de belofte. "Daarom, zonder de verlichting van de Heilige Geest, wordt er door het Woord niets gewerkt", Inst. 3-2-33.
Het geloof is en blijft een bijzondere gave van Gods. Calvijn wil zelfs leren, dat er in het geloof trappen zijn en Gods kinderen daar niet allen gelijk in geoefend zijn. "Immers, de Geest is niet slechts een beginner des geloofs, maar Hij vermeerdert het ook trapsgewijze, totdat Hij ons door het geloof brengt in het hemelse Koninkrijk", Inst.3-2-33.
Toch houdt Calvijn, niettegenstaande dit alles, vast, dat er in het ware geloof zekerheid is.
Deze zekerheid is niet alleen aanwezig in het meer gevorderde en geoefende geloof, maar is vanaf het begin in het prilste en kleinste geloof Zekerheid is geen geestelijke opgang, die slechts het privilege van enigen is. Zekerheid is overal waar het ware geloof is. Zoals licht en warmte met de zon verbonden zijn, zo is zekerheid verbonden met het geloof "Want zodra de minste droppel van het geloof in onze harten is ingedruppeld, beginnen wij Gods vaderlijke aangezicht te zien. En al is het van verre, toch met een vaste blik, " Inst. 3-2-19.
Calvijn bedient zich van een beeld om zijn bedoeling uiteen te zetten. Hij stelt ons een gevangene voor, die vanuit zijn donkere kerker slechts door een klein venster het licht van de zon ziet. Toch ziet deze gevangene geen ander licht dan de vrije mens buiten de gevangenis. Beider licht komt van dezelfde zon.
Zo houdt Calvijn er aan vast, dat niettegenstaande de waar gelovigen vele aanvechtingen kennen en door twijfels geschud worden, toch het ware geloof zekerheid bevat. Er mogen trappen in het geloof zijn, maar in het minste geloof is zekerheid en vastheid. De aard en het wezen van het geloof is zekerheid. Het geloof is en blijft een vast vertrouwen op Gods beloften, die in Christus Jezus Ja en Amen zijn. Maar het is geen zekerheid, die door geen enkele twijfel wordt aangevallen en met vele tegenwerpingen te strijden heeft. Zo wil Calvijn de zekerheid niet verstaan. Een zekerheid, die nooit wordt aangevochten lijkt meer op vermetelheid, dan op geloof Ons geloof is nooit volmaakt! Altijd blijft de twijfel, de macht van het ongeloof, het zondige vlees, de verschrikkingen van Gods toom, de grootheid van onze ongerechtigheden, duistere voorzienigheden Gods en de bestrijding van de duivel.
Evenals Luther stelt Calvijn, dat er hier nooit een volmaakt geloof en volmaakte zekerheid is. Dit komt door het zondige vlees. De gelovige bevindt zich altijd in de strijd. Er is een geestelijke oorlog gaande tussen Geest en vlees. Van de Heilige Geest komt geloof, hoop, vreugde en zekerheid. Van het vlees komt vrees, twijfel en ontgoocheling.
Daarom heeft het geloof naast de beloften van God ook de sacramenten nodig om het te onderschragen. Vooral ook in het spreken over de sacramenten toont Calvijn aan hoe zwak het geloof soms zijn kan en hoe het de ondersteuning en voeding van de sacramenten nodig heeft. Ieder geloof had eens een zwak begin. God verwerpt ook het zwakke geloof niet, want alle ware geloof is van de Heilige Geest. Het ware geloof gaat nooit geheel verloren. De discipelen hadden toch nog geloof toen zij naar het graf van Jezus gingen, ofschoon zij voor zichzelf dit niet bewust waren. In al dit spreken over het geloof in zijn zwakheid, strijd en twijfelingen, laat Calvijn wel degelijk zien een oog te hebben voor de bekommerden en aangevochtenen.
Het ware geloof staat midden in een strijd. Maar het ware geloof komt deze strijd steeds te boven. Het geloof overwint, omdat het van God is! Temidden van alle strijd houdt het ware geloof zich vast aan Gods belofte. Het wapent en versterkt zich met het Woord des Heeren, waarin de Heere zegt wie Hij in Christus zijn wil en wat Hij doen wil voor die op Hem betrouwen.
God zal doen wat Hij beloofd heeft. Hierdoor wordt het aangevochten geloof door de Heilige Geest geschraagd en ondersteund. De zegevierende kracht van het hemelse geloof komt alle strijd te boven. Met Jona spreekt het in de diepe donkerheid van de vis: "Nochtans zal ik de tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen." Het groeit zelfs in en door de strijd en wordt er sterker door.
Calvijn eindigt dan ook niet in de mineur, maar zegt: "Immers van die strijd is dit altijd het einde, dat het geloof zich aan die moeilijkheden, waardoor het omgeven wordt en zo in gevaar schijnt te verkeren, tenslotte ontworstelt", Inst. 3-2-18.
Calvijn gebruikt het beeld van de palmboom, die wel gebogen kan worden, maar zich altijd weer opricht. Het geloof houdt niet op met op God en Zijn belofte te hopen.
In deze overwinning van het geloof op zonde, dood, satan en hel ziet Calvijn de overwinning van God. Zoals de verkiezing van de Vader, noch de verlossing van de Zoon verijdeld kunnen worden, zo kan ook het werk van de Heilige Geest niet verijdeld worden. Het specifieke werk van de Heilige Geest in de mens is het geloof met zijn hemelse werkingen en kracht. Indien dit werk vernietigd kon worden, zou het werk van de Heilige Geest vernietigd worden. In dit gegeven ligt dan ook de waarborg voor de zegepraal van de gelovige over al zijn vijanden.
Zo kan Calvijn vasthouden aan zijn uitgangspunt, dat het geloof altijd zekerheid met zich meebrengt, omdat hij:
1. Onderscheidt tussen wat het geloof is en wat de werkelijkheid en de ondervinding van Gods kinderen is. In de gelovige ziet hij dan vele twijfelingen, maar in het geloven blijft het zeker weten en vertrouwen op grond van Gods beloften.
2. Rekening houdt met het bestaan van het zondige vlees. De gelovige is hier altijd in de strijd en komt de macht van het vlees nooit geheel te boven. Maar de overwinning is niet aan het vlees, maar aan de Geest.
Deze overwinning behaalt het geloof door zich vast te klampen aan God en Zijn beloften.
Zo blijft, ondanks alles wat Calvijn gezegd heeft over strijd, ongeloof, twijfel, de macht van het vlees, klein geloof en beginnend geloof, zijn uitgangspunt toch bewaard, dat het geloof in zijn kern en oefening zekerheid bevat, n.l. de zekerheid van Gods belofte in Jezus Christus.